ECLI:NL:RBOVE:2021:2729

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
C/08/266507 / KG ZA 21-131
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contact- en gebiedsverbod in kort geding met betrekking tot minderjarige en emotionele veiligheid

In deze zaak vordert de eiseres, die een affectieve relatie heeft gehad met de gedaagde, een contact- en gebiedsverbod. De eiseres stelt dat de gedaagde intimiderend en agressief gedrag vertoont, wat de emotionele veiligheid van hun minderjarige kind in gevaar zou brengen. De rechtbank heeft de procedure op 2 juli 2021 behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De eiseres heeft onder andere aangevoerd dat de gedaagde haar op sociale media zwart maakt en haar lastigvalt, terwijl de gedaagde dit betwist en stelt dat er geen bewijs is voor stelselmatig lastigvallen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het contactverbod niet kan worden toegewezen, omdat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een reële dreiging van onrechtmatig handelen door de gedaagde. Echter, het gevorderde gebiedsverbod is in beperkte zin toegewezen, waarbij de gedaagde zich niet mag begeven in de straat waar de eiseres woont en de omliggende straten. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de vordering tot behandeling van emotie- en agressie regulatie door de gedaagde niet kan worden toegewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag is. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/266507 / KG ZA 21-131
Vonnis in kort geding van 2 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat: mr. M. Doganer te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 juni 2021 met producties,
  • het e-mailbericht van mr. Eshuis-Nijmeijer van 17 juni 2021 met producties 1 - 5,
  • de pleitnota van mr. Eshuis-Nijmeijer,
  • de mondelinge behandeling via skype, gehouden op 18 juni 2021, waarbij [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. M. Doganer. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. Eshuis-Nijmeijer. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is de thans nog minderjarige [A] : [A] ) geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 2019.
2.2.
Op 28 december 2020 is bij deze rechtbank, Team Familie- en Jeugdrecht, het verzoekschrift van [gedaagde] binnengekomen waarin hij heeft verzocht gezamenlijk met het gezag te zullen worden belast over [A] en een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft het noodzakelijk geacht dat partijen zich eerst wenden tot BOR-Humanitas (hierna: BOR) alvorens een beslissing te geven. De rechtbank heeft de beslissing omtrent de omgangsregeling en de gezagsvoorziening zes maanden aangehouden. De rechtbank heeft tevens de Raad voor de Kinderbescherming (RvK) verzocht onderzoek te doen en de rechtbank te rapporteren en te adviseren over de gezagsvoorziening en een omgangsregeling, indien en zodra uit mededeling van BOR blijkt dat ondanks aangeboden hulp en begeleiding een omgangsregeling in onderling overleg niet tot de mogelijkheden behoort.
2.3.
Op 21 januari 2021 heeft Veilig Thuis Twente (hierna: VTT) een zorgmelding ontvangen van de politie. Om te komen tot veiligheid heeft VTT op 8 maart 2021 een aantal veiligheidsvoorwaarden opgesteld.
2.4.
Op 28 april 2021 is het conceptrapport van de RvK opgesteld. [eiseres] en [gedaagde] hebben allebei op het rapport gereageerd. Op 11 mei 2021 is het definitieve rapport opgemaakt, waarin voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
11. Raadsbesluit
De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de kinderrechter om de minderjarige [A] [gedaagde] , geboren op [geboortedatum] 2019, onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling te weten het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering voor de periode van een jaar.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank om de beslissing betreffende het gezag en de zorg- en contactregeling over de minderjarige [A] , geboren op [geboortedatum] 2019, aan te houden voor
een periode van negen maanden, zodat ouders zich kunnen richten op
hulpverlening en omgang te laten plaatsvinden onder regie van het Leger des
Heils Jeugdbescherming en Reclassering.
2.5.
De mondelinge behandeling van de ondertoezichtstelling vindt op maandag 21 juni 2021 plaats. Ook vindt op maandag 21 juni 2021 een gesprek plaats aan de Jeugdbeschermingstafel.

3.Het geschil

De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te verbieden gedurende een periode van twee jaren met ingang van
heden zich te begeven naar en/of zich te bevinden in [de wijk] in [woonplaats]
althans zich te begeven c.q. te bevinden en/of op het houden in een gebied dat is
gelegen binnen de volgende met elkaar verbonden straten: [straatnamen]
, en [,zoals nader is aangegeven op de plattegrond zoals deze onder productie 8 aan de dagvaarding is gehecht en deze plattegrond aan het vonnis te hechten, en/of straat van drie kilometer van de woning van de vrouw gelegen aan het adres [straatnaam] te [woonplaats] , onder oplegging van een dwangsom van € 200,00 per dag indien [gedaagde] zich niet aan het verbod houdt;
2. [gedaagde] te verbieden gedurende een periode van twee jaren met ingang van heden direct, dan wel indirect persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins
contact op te nemen met [eiseres] en haar ouders en familie onder oplegging van een dwangsom van € 200,00 per overtreding indien gedaagde zich niet aan het verbod houdt;
3. [gedaagde] te veroordelen om een deugdelijke behandeling emotie- agressie regulatie te volgen en deze af te maken, onder oplegging van een in goede Justitia te bepalen dwangsom;
4. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris en verschotten van gemachtigde van [eiseres] ;
5. [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Ter zitting is namens [eiseres] de onder nummer 1 genoemde vordering gewijzigd, in die zin dat [gedaagde] zich gedurende een periode van twee jaren met ingang van heden niet mag begeven naar en/of bevinden in de straat van [eiseres] , [straatnaam] , en de direct omringende straten. De vordering dat [gedaagde] zich niet meer mag begeven binnen een straal van drie kilometer gerekend vanaf de woning van [eiseres] is door [eiseres] ter zitting ingetrokken.
3.3.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vorderingen naar voren gebracht dat [gedaagde] intimiderend, agressief en onvoorspelbaar gedrag vertoont. Ondanks dat [eiseres] dit niet wenst zoekt [gedaagde] op een negatieve manier contact met haar en maakt haar zwart op sociale media en in de leefomgeving van [eiseres] . Door zijn psychische gesteldheid en drugsproblematiek is (emotionele) veiligheid van [A] niet gegarandeerd. Partijen zouden deelnemen aan het project BOR-Humanitas, maar deze is niet gestart omdat [gedaagde] agressief gedrag vertoonde richting BOR-medewerkers. Verder zijn er een zestal meldingen vanuit de politie bekend over escalaties. In een winkelcentrum heeft [gedaagde] geprobeerd al duwend en trekkend en met harde stem [A] van de boodschappenkar van oma af te pakken. Verder is [gedaagde] na 21:00 uur diverse keren in de straat van [eiseres] gezien. In het belang van [A] vordert [eiseres] dat [gedaagde] zich laat behandelen en een emotie- agressie regulatie therapie volgt.
3.4.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Allereerst stelt [gedaagde] dat [eiseres] geen enkel bewijs levert van haar stelling dat hij zich in haar omgeving zou ophouden en haar zou lastig vallen. De bewijsstukken die zijn overgelegd betreffen alleen stukken van instanties waar de vrouw haar visie heeft verteld, maar er is geen bewijs dat hij haar ook daadwerkelijk stelselmatig lastig zou vallen. [gedaagde] heeft al geruime tijd geen contact meer met [eiseres] gehad: via WhatsApp al een aantal maanden niet, via Messenger voor het laatst op 27 december 2020 en via Instagram voor het laatst 28 weken geleden. [eiseres] heeft ook niet aangetoond dat [gedaagde] zich daadwerkelijk in de buurt van haar woning ophoudt. [gedaagde] heeft naar voren gebracht dat hij fulltime werkt en dat hij [eiseres] af en toe ziet als hij van zijn werk terugkomt of als hij een boodschap moet doen in het winkelcentrum dicht bij zijn woning. Een paar weken geleden is er een woordenwisseling geweest bij het tankstation, waar zij elkaar bij toeval tegenkwamen. Omdat partijen op 5 minuten rijafstand van elkaar wonen is het mogelijk dat zij elkaar per toeval tegenkomen, maar van stelselmatig lastigvallen is geen sprake. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] bij Kruidvat gezorgd voor escalatie zodat de politie werd ingeschakeld. Hij wilde [A] niet van de boodschappenkar pakken, maar haar een knuffel geven. [eiseres] vordert dat [gedaagde] een agressie/regulatietherapie zou moeten volgen, maar hiervoor is geen wettelijke grondslag gegeven en daarom ligt deze vordering voor afwijzing gereed. Over het gevorderde straatverbod voor [de wijk] in [woonplaats] stelt [gedaagde] dat dit een wijk betreft die te onbepaald is benoemd en ook daardoor voor afwijzing gereed ligt.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] dient te worden veroordeeld in de proceskosten, omdat zij nodeloos en zonder onderliggend bewijs procedeert. Volgens [gedaagde] is [eiseres] zelf degene die negatieve uitlatingen over hem doet en hem en zijn familie lastigvalt.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
4.2.
Gelet op de aard van de vorderingen en het daaromtrent door [eiseres] gestelde, overweegt de voorzieningenrechter dat het spoedeisende belang aanwezig is. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] inhoudelijk kunnen worden behandeld.
4.3.
[eiseres] vordert een contact- en gebiedsverbod. Vooropgesteld wordt dat dergelijke verboden een inbreuk vormen op het aan een ieder toekomend recht om vrijelijk contact op te nemen met een ander respectievelijk het recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor toewijzing hiervan in kort geding moet sprake zijn van een in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke ingrijpende inbreuk kunnen rechtvaardigen. Daarbij dient in elk geval een reële dreiging te bestaan van actueel en toekomstig onrechtmatig handelen.
4.4.
De vraag waarover de voorzieningenrechter zich moet buigen, is of het gestelde gedrag van [gedaagde] met inachtneming van het toetsingskader zoals geschetst onder 4.3. zodanig is (geweest), dat dit een vergaande maatregel als een contact- en gebiedsverbod rechtvaardigt.
Contactverbod
4.5.
De voorzieningenrechter zal het door [eiseres] gevorderde contactverbod afwijzen.
[eiseres] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het gedrag van [gedaagde] aanleiding vormt om een contactverbod op te leggen. De voorzieningenrechter motiveert dat oordeel hierna. Voor zover [eiseres] ook een contactverbod vordert voor haar familie en ouders stelt de voorzieningenrechter vast dat zij niet kan worden ontvangen in haar vordering, omdat haar ouders en familie immers geen partij zijn bij deze procedure.
4.6.
[eiseres] voert aan dat zij sinds het verbreken van de relatie te kampen heeft met intimiderend, agressief en onvoorspelbaar gedrag van [gedaagde] . [eiseres] brengt naar voren dat [gedaagde] op een negatieve manier contact zoekt met [eiseres] , haar zwart maakt op sociale media en vaak door haar straat rijdt. [gedaagde] betwist dat hij door haar straat rijdt en haar via sociale media zwart maakt of haar lastigvalt. Hij stelt dat hij via sociale media al een aantal maanden geen contact meer met haar heeft gehad. Volgens [gedaagde] komen partijen elkaar soms wel toevallig tegen bij het winkelcentrum of bij het tankstation, omdat zij dicht bij elkaar wonen.
4.7.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] dat hij [eiseres] lastigvalt, ligt het op de weg van [eiseres] om nader te onderbouwen dat sprake is van een dusdanige (ontoelaatbare) inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en de dreiging dat dit zal worden herhaald in de toekomst, dat het opleggen van een contact- en gebiedsverbod gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] niet in haar onderbouwing is geslaagd. Daartoe is van belang dat [eiseres] ter zitting heeft erkend dat [gedaagde] haar sinds januari 2021 niet meer heeft benaderd via sociale media. Verder heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [gedaagde] de laatste tijd regelmatig door haar straat rijdt en haar lastigvalt. Dat [gedaagde] mogelijk een aantal keren door haar straat is gereden na 21:00 uur, zoals [eiseres] stelt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter bovendien ook onvoldoende om te kunnen spreken van onrechtmatig handelen jegens [eiseres] . [eiseres] heeft verder verwezen naar de reactie van [gedaagde] op het rapport van de RvK, (
vader is boos dat hij nog moet wachten op contact. Vader reageert met veel schelden en schreeuwen op het advies. Hij wil niet meer wachten op contact niet [A] . Hij kan niets anders doen in de situatie. Als er niet snel iets gebeurt kunnen er nog eens doden vallen door die ‘kutfamilie!’)welke uitlatingen volgens [eiseres] al voldoende zijn om haar en haar familie te beschermen. Alhoewel de voorzieningenrechter zich kan voorstellen dat een dergelijke uitlating beangstigend is, is die uitlating niet voldoende om een contactverbod op te kunnen leggen.
4.8.
[eiseres] heeft daarnaast een aantal incidenten genoemd (bij Kruidvat, het winkelcentrum en het tankstation) waarbij [gedaagde] haar zou hebben lastig gevallen. [eiseres] heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat er ook getuigen zijn die voor haar willen verklaren en dat er ook camerabeelden zijn van het incident bij het tankstation. De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen een andere lezing hebben van wat er precies is gebeurd bij deze incidenten. Nu dit kort geding zich niet leent voor nadere bewijslevering en [eiseres] geen verklaringen van getuigen dan wel camerabeelden heeft overgelegd, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen wat er precies is voorgevallen en in hoeverre bepaalde gedragingen of uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn en een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen vormen. Gelet op het bovenstaande zijn onvoldoende omstandigheden aannemelijk geworden die oplegging van een contactverbod aan [gedaagde] rechtvaardigen. Dat neemt niet weg dat het in belang van beide partijen is dat zij afstand nemen van elkaar. Indien zij elkaar toevallig tegenkomen doen zij er verstandig aan de ander te negeren en de andere kant op te lopen.
Gebiedsverbod
4.9.
Aangaande het gevorderde gebiedsverbod overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Zoals reeds is geoordeeld heeft [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een reële dreiging van actueel en toekomstig onrechtmatig handelen door [gedaagde] .
Niettemin ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding om het gebiedsverbod in beperkte zin toe te wijzen, in die zin dat [gedaagde] zich niet mag begeven in de straat waar [eiseres] woont en de omliggende straten, zoals vermeld in het dictum onder 5.1. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [gedaagde] ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij geen contact met [eiseres] wil en ook geen contact met haar heeft opgenomen in het afgelopen halfjaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] bij toewijzing van het gevorderde beperkte gebiedsverbod niet in zijn belangen wordt geschaad. [gedaagde] heeft immers niet gesteld dat het verbod hem in ernstige mate zal belemmeren in contacten met vrienden of familie, dan wel in zijn werkzaamheden. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gestelde belang van [eiseres] bij rust en een veilige woonomgeving bij toewijzing van het tijdelijke beperkte gebiedsverbod wordt gewaarborgd.
4.10.
In verband met de eisen van proportionaliteit zal het verbod worden beperkt tot één jaar na betekening van dit vonnis.
Behandeling emotie- agressie regulatie4.11. [eiseres] vordert dat [gedaagde] dient te worden veroordeeld om een deugdelijke behandeling emotie- en agressie regulatie te volgen. [eiseres] heeft ter zitting naar voren gebracht dat het in het belang is van [A] dat [gedaagde] zijn emoties kan reguleren. De voorzieningenrechter wijst deze vordering af, omdat er geen grondslag is voor toewijzing van deze vordering.
Dwangsom
4.12.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden in het dictum.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
De gevorderde buitengerechtelijk incassokosten worden afgewezen, omdat daartoe onvoldoende naar voren is gebracht.
Proceskosten
4.14.
Gelet op het feit dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter in kort geding
5.1.
verbiedt [gedaagde] om zich gedurende één jaar na betekening van dit vonnis te begeven naar en/of zich te bevinden in de [straatnamen] en [straatnaam] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.000,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijs het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.