In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 6 juli 2021, is een vordering tot oproeping in vrijwaring afgewezen. De eiseres, wonende te [woonplaats], had een aantal aannemingsovereenkomsten gesloten met gedaagde 1, de ontbonden vennootschap onder firma [X] V.O.F., voor de verbouwing van haar woning. De werkzaamheden waren niet afgerond en volgens eiseres niet deugdelijk uitgevoerd. Eiseres vorderde primair een verklaring voor recht dat zij de overeenkomsten gedeeltelijk had ontbonden en terugbetaling van € 23.900,00, subsidiair een verklaring voor recht dat zij de overeenkomsten had opgezegd en terugbetaling van € 9.550,00, naast betaling van deskundigenkosten en proceskosten.
Gedaagden 1 en 2 vorderden in een incident om de heer [A] in vrijwaring op te roepen, stellende dat hij de overeenkomsten met eiseres had overgenomen en verantwoordelijk was voor de uitvoering van de werkzaamheden. Eiseres betwistte deze stelling en stelde dat de overeenkomsten met gedaagde 1 waren gesloten, waarbij [A] slechts als financiële man fungeerde zonder eigen aannemingsbedrijf.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagden onvoldoende hadden gesteld om een rechtsverhouding aan te tonen die aansprakelijkheid van [A] jegens hen met zich meebracht. De vordering tot oproeping in vrijwaring werd afgewezen, en gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting voor het nemen van de conclusie van antwoord door gedaagden 1 en 2, met aanhouding van verdere beslissingen.