ECLI:NL:RBOVE:2021:2745

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
C/08/255823 / HA ZA 20-426
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk versus inleen van personeel in een civiele zaak tussen Electrafix Nederland B.V. en [X]

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is de vraag aan de orde of er sprake is van een aanneming van werk of inleen van personeel tussen Electrafix Nederland B.V. en [X]. De rechtbank heeft op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin Electrafix vorderingen heeft ingesteld tegen [X] voor onbetaalde facturen en schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat partijen een vaste aanneemsom van € 124.000,00 zijn overeengekomen voor de uitvoering van werkzaamheden in twee Lidl-filialen. Electrafix heeft gesteld dat [X] haar niet tijdig heeft betaald en dat er een inleenovereenkomst zou zijn, terwijl [X] betwist dat er sprake is van een inleenovereenkomst en stelt dat zij meer heeft betaald dan overeengekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Electrafix een bedrag van € 12.380,00 nog van [X] te vorderen heeft, omdat [X] niet heeft aangetoond dat er een fatale termijn voor de oplevering was afgesproken. De tegenvordering van [X] is afgewezen, omdat zij Electrafix niet in gebreke heeft gesteld en er geen fatale termijn was overeengekomen. De rechtbank heeft [X] veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en schriftelijke overeenkomsten in commerciële relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/255823 / HA ZA 20-426
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELECTRAFIX NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Gouda,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Fuselier te Zwolle.
Partijen zullen hierna Electrafix en [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Op 3 maart 2021 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenvonnis gewezen. De rechtbank heeft daarin bepaald dat deze zaak zich leent voor een mondelinge behandeling. Daarna heeft de rechtbank nog de conclusie van antwoord in reconventie ontvangen, een brief van mr. Fuselier met producties 15, 16 en 17 en een brief van mr. Tuithof met productie 13.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Voor Electrafix zijn [A] en [B] verschenen, bijgestaan door mr. Tuithof. Voor
[X] is [Y] verschenen, bijgestaan door mr. Fuselier. Mr. Tuithof heeft gesproken aan de hand van zijn spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen
gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat zij voldoende is geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. Die beslissing wordt vandaag meegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De beslissing samengevat

2.1.
[X] heeft Electrafix gevraagd haar te helpen bij de installatie van elektra in twee nieuwe filialen van de Lidl, in Doetinchem en in Apeldoorn. Electrafix wil dat [X] haar facturen betaalt. [X] meent dat zij met Electrafix een vaste prijs heeft afgesproken voor de beide projecten en dat dat bedrag al ruimschoots betaald is. Bovendien had Electrafix haar werkzaamheden niet op tijd af. Daarom wil [X] een deel van de betaalde facturen terug. In deze zaak gaat het dus om een eis en een tegeneis (conventie en reconventie).
2.2.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat Electrafix een vaste aanneemsom ter hoogte van € 124.000,00 voor de beide projecten is overeengekomen met [X] . [X] heeft dit bedrag nog niet volledig betaald. Daarom veroordeelt de rechtbank [X] tot betaling van het restant ter hoogte van € 12.380,00 aan Electrafix.
De tegenvordering van [X] wijst de rechtbank af. [X] heeft de rechtbank er niet van overtuigd dat zij met Electrafix een fatale termijn is overeengekomen; zij had Electrafix dus nog gelegenheid moeten geven om eventuele tekortkomingen te herstellen. Die gelegenheid heeft [X] niet geboden, zodat zij geen recht heeft op schadevergoeding.

3.De beoordeling

Wat aan het geschil is voorafgegaan.

3.1.
[X] is een technisch installatiebedrijf, gespecialiseerd in elektra-
installatiewerk. Installatie Experts B.V. is een all-round installatiebedrijf. Zowel [X] als Installatie Experts vallen onder de holding Alman B.V. Lidl, althans hoofdaannemer Redon Bouw, heeft Installatie Experts ingeschakeld voor het elektra-installatiewerk in twee Lidl-filialen in Apeldoorn en Doetinchem.
3.2.
Electrafix is ook een technisch installatiebedrijf. Op 22 maart 2019 heeft Electrafix een offerte uitgebracht aan Installatie Experts voor het project Lidl Doetinchem. Electrafix biedt aan het elektra-installatiewerk in de Lidl Doetinchem te verrichten voor een ‘totale aanneem prijs’ van € 50.738,45. Daarbij is Electrafix uitgegaan van 994 uur voor het installatiewerk. De prijs is exclusief de levering van materialen en andere posten.
3.3.
Ook voor het project Lidl Apeldoorn is aan Electrafix om een offerte gevraagd. In een e-mailbericht van 9 juli 2019 stuurt [Y] (50% aandeelhouder van Alman en in dienst van [X] als directeur-eigenaar) de projectgegevens van Lidl Apeldoorn aan Electrafix. [A] (directeur van Electrafix) reageert in een bericht van 11 juli 2019 daarop als volgt:
‘Wat ik raar van deze winkel vind is dat je 1400 uur in begroting heb staan met plafond. In Doetinchem zonder plafond ook. Wij willen Apeldoorn wel voor 1400 uur gaan doen’.Op de vraag van [Y] (e-mail van 11 juli 2019) of hij ervan kan uitgaan dat de aanneemsom € 56.000,00 bedraagt, reageert [A] :
‘Daarvoor gaan we het doen. Ik zet het morgen op papier voor je’.Electrafix heeft daarna, op 12 juli 2019, een offerte uitgebracht gericht aan ‘ [X] - Installatie Experts B.V.’ en waarop een ‘Totale aanneem prijs’ van € 56.000,00 staat vermeld.
3.4.
Medewerkers van Electrafix zijn met werkzaamheden gestart. Op 5 september 2019 heeft Electrafix laten weten dat een aantal zaken bij het project Lidl Apeldoorn niet goed verloopt en vraagt zij om een oplossing. [Y] laat daarop weten:
‘Wat Doetinchem betreft geef je aan € 16.000 te kort te komen. We doen een nieuw voorstel: Van de € 16.000,- is € 8.000,- per direct facturabel. Wanneer we de kosten voor Apeldoorn nu incl. de 24 uur extra werk kunnen afspreken voor € 40,- * 1400 = € 56.000,- (zoals reeds afgesproken) accepteren we voor Apeldoorn en extra bedrag van € 4.000,-. Apeldoorn wordt dan totaal € 60.000,-. Je declareert wekelijks de kosten tot een totaalmaximum van deze € 60.000,-. Dit geld dan als totale deal’.
3.5.
Electrafix heeft daarop een factuur gestuurd, waarmee een bedrag van € 8.000,- in rekening is gebracht. Op 11 september 2019 stuurt Electrafix nog een factuur. Na de ontvangst van deze factuur heeft [Z] (medewerker van [X] ) het volgende laten weten:
‘Wij gaan niet akkoord met deze factuur. In de mailcorrespondentie wordt uitgegaan van 1400 uur x € 40 = € 56.000 als aanneemsom en waarbij u aangeeft € 16.000 te kort te komen. Hiervoor hebben wij u een voorstel gedaan van € 8.000 welke u heeft geaccepteerd. Voor Lidl Doetinchem is derhalve € 6.000 declarabel (€ 56.000 + € 8.000).
Daarnaast is voor Lidl Apeldoorn ook 1400 uur x € 40 = € 56.000 als aanneemsom afgesproken + extra werk ad € 4.000 = € 60.000
Inmiddels zijn er al diverse facturen voor Lidl Doetinchem aan u betaald.(…) Het totaal van al deze facturen bedraagt € 67.160
Dit is dus al meer dan de € 64.000 wat is afgesproken.
Dit betekent dat het teveel betaalde voor Lidl Doetinchem ad € 3.160 (€ 67.160 - € 64.000) wordt verrekend met Lidl Apeldoorn’.
Wat Electrafix wil.
3.6.
Electrafix wil dat de rechtbank [X] veroordeelt om aan haar een bedrag van € 68.584,69 te betalen. Daarbij wil Electrafix een vergoeding van de wettelijke handelsrente en de proceskosten.
3.7.
Volgens Electrafix heeft zij met [X] een overeenkomst gesloten, op grond waarvan Electrafix personeel aan [X] ter beschikking heeft gesteld. Een inleenovereenkomst dus. Electrafix heeft de inschatting gemaakt dat de werkzaamheden voor beide projecten steeds in 1400 uur afgerond kunnen worden. [X] gaf het personeel van Electrafix instructies en was ook verantwoordelijk voor het uitgevoerde werk. Ook verzorgde [X] de bestelling van de materialen die nodig waren.
3.8.
Op grond van de inleenovereenkomst heeft Electrafix personeel ter beschikking
gesteld tegen een uurtarief van € 40,00. In deze zaak vordert Electrafix betaling van openstaande facturen, die allen zijn gebaseerd op de gewerkte uren maal genoemd uurtarief. Dat is een totaalbedrag van € 55.395,00. Omdat [X] niet op tijd heeft betaald, is zij daarnaast vergoeding verschuldigd van de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten (€ 8.309,25 exclusief btw en interne invorderingskosten van € 40,00). Ook wil Electrafix dat [X] in de kosten van deze procedure wordt veroordeeld, alsook in de nakosten.
3.9.
[X] heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd. Zij voert onder meer aan dat Electrafix de verkeerde partij heeft gedagvaard en dat al meer is betaald dan overeengekomen was.
Is de juiste partij gedagvaard?
3.10.
[X] meent dat sprake is van een geschil tussen Electrafix en Installatie Experts en dat zij daar niet bij betrokken is. Installatie Experts was de aannemer voor de projecten Lidl Apeldoorn en Lidl Doetinchem. Zij was ook degene die om een prijsopgave heeft gevraagd aan Electrafix. Een van de offertes van Electrafix is gericht aan [X] Installatie Experts B.V., maar die naam bestaat niet. (De advocaat van) [X] heeft Electrafix op de juiste naam gewezen in haar brief van 23 juli 2019, maar Electrafix heeft toch de verkeerde partij gedagvaard. Volgens [X] moet Electrafix daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
3.11.
De rechtbank verwerpt dit beroep op niet-ontvankelijkheid. Partijen hebben hun overeenkomsten niet op schrift gesteld. Er zijn weliswaar twee offertes opgesteld en er is
e-mailcorrespondentie voorhanden waaruit de afspraken tussen partijen kunnen worden afgeleid, maar een afzonderlijke overeenkomst is niet opgesteld. De offertes zijn verschillend
geadresseerd: eenmaal aan Installatie Experts en eenmaal aan [X] Installatie Experts B.V. Een duidelijk aanvaarding (door Installatie Experts) van die offertes ontbreekt. De vraag wie als contractspartner van Electrafix heeft te gelden, moet daarom worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval.
3.12.
In dat kader is van belang dat [X] en Installatie Experts zelf onduidelijkheid hebben veroorzaakt over de vraag wie zal hebben te gelden als contractspartij. In hun e-mailberichten aan Electrafix, afkomstig van het domein [X] .nl, staan in de e-mailhandtekeningen de bedrijfsgegevens van de ene keer zowel Installatie Experts als [X] en de andere keer alleen van Installatie Experts. Het is op die manier voor de ontvanger niet steeds duidelijk namens welke vennootschap de verzender een verklaring uitbrengt.
3.13.
Vaststaat verder dat Electrafix steeds contact had met [Y] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [Y] verklaard dat hij in dienst is van [X] als directeur-grootaandeelhouder. Hij is dus bevoegd om [X] te binden aan een overeenkomst. Of, en in welke hoedanigheid, [Y] ook bevoegd is Installatie Experts te binden is onbekend.
3.14.
In een e-mailbericht van 14 mei 2019 informeert [B] namens Electrafix naar de bedrijfsgegevens,
‘zodat ik jullie als klant goed in ons systeem kan zetten’.In reactie daarop verstrekt [W] (volgens de e-mailhandtekening werkzaam bij [X] ) de bedrijfsgegevens van [X] . Daarnaast heeft [X] de facturen van Electrafix, voor zover die hier niet in geschil zijn, betaald. De rechtbank is, gelet op de onduidelijkheid die [X] heeft gecreëerd en d eoverige hiervoor genoemde omstandigheden, van oordeel dat Electrafix er op mocht vertrouwen dat [X] de partij was waarmee zij zaken deed. Electrafix heeft dus de juiste partij gedagvaard.
3.15.
In het vervolg van dit vonnis zal de rechtbank het verweer dat uit naam van Installatie Experts is voorgedragen, als het verweer van [X] opvatten.
Wat zijn partijen overeengekomen?
3.16.
Electrafix vordert betaling van een bedrag conform door haar verzonden facturen. Zij wil in feite nakoming van de overeenkomst. Van belang is daarom wat tussen partijen is afgesproken. Electrafix stelt zich op het standpunt dat sprake is geweest van een inleenovereenkomst en dat zij daarom recht heeft op vergoeding van de uren waarop haar medewerkers in de projecten hebben gewerkt. Volgens [X] is er geen sprake van een inleenovereenkomst, maar van een overeenkomst van aanneming van werk. Daarbij is voor de twee projecten tweemaal een vaste aanneemsom bedongen, van in beide gevallen € 56.000,00. Toen bleek dat Electrafix daarmee niet uitkwam, heeft [X] voorgesteld om € 4.000,00 meer te betalen voor het werk in Apeldoorn en € 8.000,00 meer voor het project in Doetinchem. Electrafix is daarmee akkoord gegaan, want zij heeft daar ook direct een factuur voor verzonden. Per saldo was [X] dus een bedrag van € 124.000,00 aan Electrafix verschuldigd voor de beide projecten. Van meerwerk of kostenverhogende omstandigheden is geen sprake geweest, aldus [X] .
3.17.
De rechtbank overweegt als volgt. In het dossier zijn veel aanknopingspunten te vinden om de afspraken tussen partijen aan te merken als aannemingsovereenkomst. Electrafix maakte immers een eigen inschatting van de te verrichten werkzaamheden aan de hand van de door [X] toegezonden werkomschrijving en tekeningen en heeft op basis daarvan een offerte afgegeven. Beide partijen spreken in hun emailberichten ook over de ‘aanneem prijs’. Er zijn minder aanknopingspunten om aan te nemen dat partijen bij het aangaan van hun overeenkomst zijn uitgegaan van de enkele terbeschikkingstelling van personeel. Belangrijker is evenwel dat beide partijen ervan uitgingen dat door medewerkers van Electrafix 1.400 uur zou worden gewerkt per Lidl filiaal. Dat is namelijk het aantal uren dat Electrafix inschatte en waar zij, na contact met [X] daarover, de offertes voor afgaf. Op basis van dat ingeschatte aantal uren is de samenwerking tussen partijen gestart. Daarnaast is relevant dat [X] op een gegeven moment heeft aangeboden om een ‘extra’ bedrag te betalen ter hoogte van € 12.000,- in totaal, te weten € 8.000,- voor Lidl Doetinchem en € 4.000,- voor Lidl Apeldoorn, en dat Electrafix in reactie daarop een factuur voor € 8.000,- aan [X] heeft verstuurd. Electrafix lijkt daarmee het aanbod van [X] te hebben geaccepteerd. Gelet hierop heeft Electrafix onvoldoende onderbouwd waarom zij van mening is dat zij al de uren in rekening mocht brengen bij [X] die feitelijk aan de projecten zijn besteed (dat de medewerkers van Electrafix meer dan de 1.400 uur per project hebben gewerkt, is tussen partijen niet in discussie). De stelling van Electrafix dat sprake was van een inleenovereenkomst is daarvoor onvoldoende. Ook indien sprake was van een inleenovereenkomst geldt immers dat partijen per project een concreet aantal uur en vast tarief hebben besproken. Gelet op de offertes, het aanbod van [X] om daarnaast € 12.000,- te betalen en de acceptatie daarvan door de factuur van Electrafix, is de rechtbank van oordeel dat partijen, los van de inhoud van de te verrichten werkzaamheden, over en weer hebben verwacht en hebben mogen verwachten dat Electrafix 2 maal 1.400 uur ad € 40,- per uur én € 12.000,- in rekening kon brengen voor de werkzaamheden in Doetinchem en Apeldoorn tezamen, hetgeen neerkomt op € 124.000,- in totaal.
3.18.
[X] heeft in totaal € 111.620,00 aan Electrafix betaald, zodat van de € 124.000,00 nog een bedrag resteert ter hoogte van € 12.380,00.
Het beroep op verrekening en de tegenvordering van [X]
3.19.
In reconventie eist [X] de gedeeltelijke ontbinding van de beide overeenkomsten van aanneming van werk tussen partijen, op de grond dat Electrafix is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Volgens [X] moest Electrafix het project Lidl Doetinchem op 5 juli 2019 opleveren en het werk Lidl Apeldoorn op 27 september 2019. Dat zijn fatale termijnen. Voor beide projecten geldt dat Electrafix niet al de overeengekomen werkzaamheden op de dag van oplevering correct had afgerond. De aangenomen werken zijn niet volledig uitgevoerd en wat Electrafix wel heeft uitgevoerd vertoonde gebreken, zo zegt [X] . Die gedeeltelijke ontbinding moet volgens [X] meebrengen dat Electrafix aan haar een bedrag betaalt voor de werkzaamheden die zij zelf heeft verricht en de schade vergoedt die zij heeft geleden, welk bedrag gedeeltelijk in mindering komt op wat nog betaald moet worden en voor het overige door Electrafix moet worden terugbetaald, aldus [X] .
3.20.
Electrafix betwist dat zij tekortgeschoten is en dat [X] schade heeft geleden. De rechtbank overweegt als volgt. Ook indien vast komt te staan dat sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk, zodat Electrafix een resultaatsverbintenis heeft en eventuele gebreken aan het werk voor haar rekening komen, is van belang dat [X] pas schadevergoeding kan vorderen of de overeenkomst met Electrafix kan ontbinden wanneer Electrafix in verzuim is in de nakoming van haar verplichtingen.
3.21.
Een overeenkomst kan worden ontbonden als vaststaat dat de contractspartij is tekortgeschoten (zie artikel 6:265 en 6:270 van het Burgerlijk Wetboek). Maar voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer die partij in verzuim is. De hoofdregel voor verzuim is dat degene die moet presteren nog gelegenheid moet krijgen om alsnog na te komen. Dat is anders wanneer vaststaat dat partijen een bepaalde termijn voor nakoming hebben afgesproken (een zogenoemde fatale termijn). Dat is geregeld in artikel 6:83 van het BW. Na het verstrijken van die termijn is een ingebrekestelling niet vereist en verkeert de schuldenaar van rechtswege in verzuim.
Zijn partijen een fatale termijn overeengekomen?
3.21.1.
De datum van 5 juli 2019 voor het werk bij de Lidl Doetinchem is genoemd in een e-mailbericht van [V] (werkzaam bij [X] ) van 24 mei 2019. Hij schrijft:
‘oplevering is op 5-juli 2019, nadien zijn er nog wat afwerk werkzaamheden aangaande aansluiten winkel inventaris en verlichting richten en eventuele opleverpunten verhelpen (een aangepaste planning is nog in de maak, deze volgt z.s.m.)’.Uit dat bericht blijkt niet dat [X] bedoeld heeft om met Electrafix overeen te komen dat het werk op 5 juli 2019 gereed is vooroplevering, laat staan dat Electrafix met die opleverdatum heeft ingestemd. Bovendien lijkt er nog enigszins rek in de planning te zitten, zelfs na de oplevering op 5 juli 2019.
3.21.2.
De datum van 27 september 2019 voor oplevering van het werk bij de Lidl Apeldoorn zou volgens [X] blijken uit een e-mailbericht van [Y] van 8 augustus 2019. Hij schrijft:
‘Het werk wordt week 39 opgeleverd aan Lidl. Om dit te realiseren betekend dit in de praktijk dat het werk vrijdag week 38, dat is 20-09-2019 gereed moet zijn voor onze eigen oplevering (…). Graag hoor ik van jullie of dit haalbaar is zodat we 19-09-2019 de installatie klaar hebben’.Ook uit dit e-mailbericht kan naar het oordeel van de rechtbank niet blijken dat [X] bedoeld heeft een fatale termijn af te spreken met Electrafix en evenmin van de instemming van Electrafix met die termijn.
3.21.3.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat [X] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat zij met Electrafix een fatale oplevertermijn is overeengekomen.
3.22.
Omdat niet vaststaat dat partijen een fatale termijn hebben afgesproken, had [X] Electrafix in gebreke moeten stellen met de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten van aanneming van werk. De bedoeling daarvan is dat Electrafix een redelijke termijn wordt gegeven om de werkzaamheden alsnog af te ronden. Tussen partijen is niet in geschil dat [X] dat niet heeft gedaan. [X] zegt daarover dat haar er veel aan was gelegen om het project af te ronden, omdat ze anders te maken zou krijgen met contractuele boetes en reputatieschade. Maar aangezien [X] de projecten heeft kunnen afronden binnen de met háár opdrachtgever afgesproken oplevertermijnen, valt niet in te zien waarom Electrafix niet de gelegenheid had kunnen worden geboden alsnog op te leveren hetgeen is overeengekomen.
3.23.
Omdat geen fatale termijn is overeengekomen en [X] Electrafix niet in gebreke heeft gesteld, concludeert de rechtbank dat Electrafix niet in verzuim verkeerde. [X] komt op grond van de wet reeds hierom geen bevoegdheid toe tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomsten van aanneming van werk en ook geen recht op het vorderen van schadevergoeding.
In conventie en in reconventie
De conclusie.
3.24.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [X] geen beroep kan doen op verrekening en dat de tegeneis moet worden afgewezen.
3.25.
[X] moet de overeengekomen aanneemsom van in totaal € 124.000,00 aan Electrafix betalen. Daarvan resteert nog een te betalen bedrag van € 12.380,00. Als niet afzonderlijk weersproken is [X] daarover ook de wettelijke handelsrente verschuldigd. Electrafix heeft berekend dat de rente inmiddels is opgelopen tot een bedrag van € 3.087,10, maar dat bedrag is niet voor toewijzing vatbaar. Dat bedrag is immers berekend over een hogere hoofdsom dan [X] aan Electrafix is verschuldigd. Daarom zal de rechtbank de wettelijke handelsrente toewijzen over € 12.380,00 met ingang van 5 oktober 2020 (datum dagvaarding).
3.26.
Electrafix heeft geprobeerd de facturen te innen zonder een gerechtelijke procedure en heeft daarvoor buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Zij vordert daarvoor een vergoeding van € 40,00 als ‘interne invorderingskosten’ en € 8.309,25 exclusief btw aan incassokosten. Electrafix heeft toegelicht dat zij in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen dat de buitengerechtelijke incassokosten op 15% van het te vorderen bedrag wordt bepaald. Zij stelt echter niet dat die algemene voorwaarden op haar overeenkomsten met [X] van toepassing zijn. Dat betekent dat de rechtbank de buitengerechtelijke incassokosten zal toewijzen aan de hand van de toepasselijke normen uit het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Dat is een bedrag van € 898,80 exclusief btw. Electrafix is btw-plichtig en kan de btw verrekenen. Daarom bestaat geen grond voor een verhoging van die kosten met btw.
3.27.
[X] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat in conventie een aanzienlijk deel van het gevorderde
bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Electrafix op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat 1.126,00 (2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 3.251,38.
3.28.
In (voorwaardelijke) reconventie is [X] eveneens in het ongelijk
gesteld. De kosten aan de zijde van Electrafix worden begroot op € 721,00 voor salaris advocaat (2,0 punten x factor 0,5 x tarief € 721,00).

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [X] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Electrafix een bedrag van € 13.278,00 (€ 12.380,00 + € 898,00), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 12.380,00 vanaf 5 oktober 2020 tot aan de dag waarop alles is betaald;
4.2.
veroordeelt [X] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Electrafix begroot op € 3.251,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag waarop alles is betaald;
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
4.4.
wijst de vordering af;
4.5.
veroordeelt [X] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Electrafix begroot op € 721,00;
Zowel in conventie als in reconventie
4.6.
veroordeelt [X] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met, onder de voorwaarde dat [X] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis plaats heeft gevonden, een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [X] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag waarop alles is betaald;
4.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 4.1, 4.2, 4.5 en 4.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021.