Op 25 januari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige man, die werd verdacht van het medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken of het bezit van hennep. De verdachte en zijn medeverdachten waren op 29 september 2018 naar een woning in Enschede gereden met de intentie om hennep te knippen. Bij de aanhouding van de mannen werden kleine heggenscharen, tiewraps en een strijkzak aangetroffen in hun voertuig. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op het moment van de aanhouding daadwerkelijk knipgerei bij zich had. De rechtbank benadrukte dat voor een strafbare poging meer vereist is dan alleen het naar een woning rijden met voorwerpen die mogelijk voor een delict gebruikt kunnen worden. De rechtbank verklaarde de dagvaarding nietig voor het primair ten laste gelegde en sprak de verdachte vrij van het subsidiair ten laste gelegde, omdat er geen sprake was van een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. De uitspraak werd gedaan na een openbare terechtzitting op 11 januari 2021, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.