ECLI:NL:RBOVE:2021:2844

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
7624862 CV EXPL 19-1640
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade na brand in bedrijfspanden en herstelkosten

In deze zaak vorderde de eiser schadevergoeding van de gedaagde in verband met herstelkosten na een brand in zijn bedrijfspanden. De brand vond plaats in de nacht van 12 op 13 augustus 2018, waarbij de gedaagde aansprakelijk werd gesteld voor de schade. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 6 april 2021 al overwogen dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden. De eiser diende de omvang van de schade nader te onderbouwen, wat leidde tot een mondelinge behandeling op 17 juni 2021. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade niet eenvoudig kon worden vastgesteld en dat de herstelkosten objectief moesten worden berekend. De kantonrechter heeft de kosten van herstel en huurderving beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden. De kantonrechter heeft de totale schade vastgesteld op € 120.060,14, verminderd met een uitkering van de verzekeraar van € 16.517,47, resulterend in een te betalen bedrag van € 103.542,67. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 13 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 7624862 CV EXPL 19-1640
Vonnis van 13 juli 2021
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. G.L.E. Kemerink op Schiphorst,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.E. Kikkert.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 april 2021;
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser] ;
- ( het proces-verbaal van) de mondelinge behandeling van 17 juni 2021, ten behoeve waarvan door de advocaat van [eiser] pleitaantekeningen zijn overgelegd en waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald. Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De kantonrechter heeft al overwogen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heft geleden als gevolg van de brand in de bedrijfsruimte aan [het adres 1] te [woonplaats] in de nacht van 12 op 13 augustus 2018. Vervolgens is overwogen dat met de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de schade van [eiser] , de omvang van die schade nog niet gegeven is. De kantonrechter heeft [eiser] toegelaten tot het nader onderbouwen van de kosten van de herstelwerkzaamheden aan het gehuurde, alsmede de gevorderde schade ten aanzien van de vriescel en de gederfde huurinkomsten. Bij akte d.d. 26 januari 2021 heeft hij dat gedaan. [gedaagde] heeft vervolgens nader verweer gevoerd. De kantonrechter heeft daarna aanleiding gezien een mondelinge behandeling te gelasten. Reden daarvoor was onder meer dat de vaststelling van de omvang van de kosten van herstelwerkzaamheden lastig is, temeer daar [eiser] een deel van de werkzaamheden zelf stelt te hebben verricht.
De kantonrechter wilde ter zitting, om beter zicht te krijgen op de herstelwerkzaamheden, de manier waarop het herstelwerk heeft plaatsgevonden met [eiser] bespreken, waarbij de door [gedaagde] opgeworpen verweren aan de orde zouden komen.
2.2.
De kantonrechter overweegt thans als volgt.
De eigenaar van een zaak die wordt beschadigd, lijdt door die beschadiging al, onafhankelijk van herstel daarvan, een nadeel in zijn vermogen, gelijk aan de waardevermindering die het desbetreffende vermogensbestanddeel heeft ondergaan. Indien het een zaak betreft waarvan herstel mogelijk en verantwoord is, zal het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt in het algemeen gelijk zijn aan de - naar objectieve maatstaven berekende - kosten van herstel. Is de onrechtmatig beschadigde zaak een gebouw, dan is in beginsel ervan uit te gaan dat de eigenaar daarvan aanspraak erop heeft in de gelegenheid te worden gesteld tot herstel. Zulk herstel kan ook verantwoord zijn als de daarmee gemoeide kosten het bedrag van de waardevermindering overtreffen.
2.3.
De wijze waarop de schade het meest in overeenstemming met de aard ervan kan worden begroot, is door middel van het vaststellen van de - naar objectieve maatstaven berekende - kosten van herstel. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de schade van [eiser] niet eenvoudig worden vastgesteld op het door [de deskundige] in de akte van taxatie van 7 november 2018 genoemde bedrag, nu een deugdelijke, meer gespecificeerde onderbouwing van dat bedrag ontbreekt. Het expertiserapport van [de deskundige] van 2 juni 2021 maakt dat niet anders, omdat ook in die rapportage de kosten niet worden gespecificeerd. Daarmee kan niet worden gezegd dat [de deskundige] het bedrag van de naar objectieve maatstaven berekende kosten van herstel heeft bepaald. Nu de panden zijn hersteld, zal de kantonrechter bij de berekening van de schade uitgaan van de daadwerkelijk gemaakte herstelkosten. Voor zover kosten niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld, zullen zij worden geschat. De kantonrechter acht de rapporten van [de deskundige] in die zin van belang dat deze een indicatie geven van de redelijke kosten van herstel, in welk licht de door [eiser] opgevoerde kosten moeten worden bezien.
huurderving
2.4.
Als gevolg van de brand heeft zowel het pand aan [het adres 1] als het pand aan [het adres 2] schade opgelopen. Voldoende vast staat dat [het adres 1] tot
1 augustus 2019 niet meer is verhuurd en [het adres 2] tot 1 november 2018. Dat [het adres 1] niet eerder dan per voormelde datum kon worden verhuurd in verband met de herstelwerkzaamheden, heeft [eiser] voldoende onderbouwd. Nu verhuur niet plaats kon vinden als gevolg van de door de brand veroorzaakte schade, komt de huurderving van [eiser] voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking. De huurderving ter zake van het pand aan [het adres 1] bedraagt € 16.766,44 en de huurderving ter zake van het pand aan [het adres 2] beloopt een bedrag van € 4.019,06. Dat de huurovereenkomst van [eiser] en [gedaagde] per 15 september 2018 is geëindigd en dat een regeling is getroffen in welk kader hij € 20.000,- heeft betaald, doet aan het vorenstaande niet af. Uit het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter van 7 september 2018 blijkt immers dat [gedaagde]
€ 20.000,- zou betalen in verband met de toen bestaande huurachterstand en dat partijen ten aanzien van de schade als gevolg van de brand nog nader met elkaar dienden te spreken. Dat met de betaling van het bedrag van € 20.000,- werd beoogd de huurderving van [eiser] geheel of gedeeltelijk af te kopen, is dus niet gebleken. Voorts is de schade in augustus 2018 tijdens de duur van de huurovereenkomst ontstaan, zodat het feit dat de huurovereenkomst in september 2018 is beëindigd niet relevant is.
kosten van herstel
2.5.
[eiser] heeft bij akte van 17 september 2019 een overzicht van de herstelkosten met onderliggende facturen gegeven en deze kosten bij latere akte en ter zitting toegelicht. Van [eiser] kan in het kader van de onderbouwing van de schade niet worden gevergd dat hij ten aanzien van elke bon en factuur onomstotelijk kan aantonen dat het op herstelkosten ziet. Gegeven de door [eiser] ter zitting gegeven toelichting zal de kantonrechter ervan uitgaan dat de op de bonnen en facturen vermelde werkzaamheden en materialen zien op het herstel van de panden aan [het adres 1] en [het adres 2] . Wat betreft 2018 laat de kantonrechter echter de kosten van Enexis ad € 1.549,60 en € 132,83 buiten beschouwing, nu vergoeding hiervan al separaat in het petitum wordt gevorderd. Wat betreft 2019 laat de kantonrechter de bon van Bauhaus ad € 36,12 (tweemaal opgenomen), de factuur van Plexiglas ad € 114,- (factuur staat op naam van [eiser] ), het bedrag ad € 365,- van [A] (geen factuur) en de factuur van [B] (gericht aan Key4Work) buiten beschouwing, nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat deze kosten herstelkosten zijn. Daarmee komen de herstelkosten voor 2018 uit op € 28.149,16 exclusief BTW en voor 2019 op € 23.703,91 exclusief BTW. Over het totaalbedrag moet 21% BTW berekend worden ( [gedaagde] heeft hier geen verweer tegen gevoerd), zodat de totale schade op dit onderdeel uitkomt op € 62.742,21.
Dat, zoals [gedaagde] stelt, de schade aan het pand aan [het adres 2] is vergoed door de verzekeraar is door [eiser] ontkracht. Uit de stukken blijkt immers dat Univé geweigerd heeft de schade aan de panden te vergoeden. Verder blijkt uit de bonnen dat zij betaald zijn. Met betrekking tot de facturen overweegt de kantonrechter dat er geen aanwijzingen zijn dat die vals zijn en dat [eiser] ter zitting heeft verklaard dat zij zijn voldaan, op basis waarvan de kantonrechter er ook zonder bewijs van betaling van uitgaat dat de facturen daadwerkelijk zijn betaald.
eigen materialen en uren
2.6.
[eiser] heeft opgave gedaan van de door hem gebruikte eigen materialen en de door hem en zijn familie aan herstelwerkzaamheden bestede uren, maar een nauwkeurige onderbouwing ontbreekt, zodat de kantonrechter de op deze posten betrekking hebbende kosten slechts bij wijze van schatting kan vaststellen.
[eiser] heeft een bedrag van € 1.850,- aan eigen materialen opgevoerd. Dit bedrag komt de kantonrechter in het licht van door [eiser] verrichte werkzaamheden redelijk voor.
Wat betreft de eigen uren gaat het in totaal om 1.332,5 uren, die tegen een tarief van € 45,- per uur worden opgevoerd. Het ontbreekt de kantonrechter aan concrete aanknopingspunten om het juiste aantal uren vast te stellen. [eiser] heeft wel een urenoverzicht overgelegd, maar dat is oncontroleerbaar. Gezien het feit dat [eiser] de herstelwerkzaamheden met name zelf heeft uitgevoerd en de periode die het herstel heeft gekost, zal de kantonrechter het aantal in aanmerking te nemen uren schatten op 1100. Het door [eiser] genoemde tarief is naar zijn zeggen het tarief dat hij voor zichzelf aan klanten van het bedrijf in rekening brengt. Nu een wezenlijk deel van de werkzaamheden heeft bestaan uit eenvoudig opruimwerk en schoonmaakwerk, acht de kantonrechter een uurtarief van gemiddeld € 45,- te hoog. Daarbij komt dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn bedrijf de alle door hem en zijn familieleden aan het herstel bestede uren in het geval de brand niet had plaatsgevonden tegen € 45,- per uur had kunnen factureren aan klanten. Daarom zal het gemiddelde uurtarief op
€ 30,- worden bepaald. Aldus komt wat betreft de eigen uren een bedrag van € 33.000,- voor vergoeding in aanmerking.
de vriescel
2.7.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de vriescel al sinds de verhuur aan [gedaagde] voor een belangrijk deel was ontmanteld. Van een werkende of kunnen werkende vriescel was dus geen sprake, zodat deze als zodanig geen waarde had. Gelet hierop komen de gevorderde kosten voor (her)bouw van een vriescel niet voor vergoeding in aanmerking.
2.8.
De kosten van Enexis ad € 1.549,60 en € 132,83 hebben betrekking op herstel van de schade, die bij het aanleggen van de illegale stroomvoorziening van de hennepkwekerij is ontstaan, en op de kosten van de illegaal afgetapte stroom. Deze kosten zijn voor rekening van [eiser] gebracht, maar het gevolg van het handelen van [gedaagde] . Deze bedragen komen dan ook als schade voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking.
2.9.
Ter zitting is gebleken dat [eiser] de panden [het adres 1] en [het adres 2] na het herstel van de schade voor bijna dezelfde prijs verhuurt als voor de brand. De kantonrechter ziet mede gelet hierop geen aanleiding een correctie “nieuw voor oud” toe te passen.
2.10.
Optelling van de hiervoor genoemde, toewijsbare bedragen leidt tot een schade aan de kant van [eiser] van € 120.060,14. Hierop komt in mindering de uitkering van Univé van € 16.517,47, zodat resteert € 103.542,67.
2.11.
Nu de kantonrechter de omvang van de schade van [eiser] bij dit vonnis heeft vastgesteld en niet gebleken is dat er nog schadeposten zijn, die nog niet in de berekening van de schade zijn of konden worden meegenomen, ziet de kantonrechter geen aanleiding om een voorschot op schadevergoeding toe te kennen en/of de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure.
2.12.
[gedaagde] zal eveneens worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding voor de door [eiser] gemaakt buitengerechtelijke kosten. Het bedrag daarvan wordt conform de daarvoor geldende staffel begroot op € 1.810,43, inclusief de kosten van [de deskundige] .
2.13.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van [eiser] begroot op € 99,02 aan exploot-kosten, € 486,- aan griffierecht, € 4.686,50 (6,5 punten x € 721,-) aan salaris en € 535,38 aan beslagkosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente als na te melden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] op grond van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst aansprakelijk is voor de door [eiser] als gevolg daarvan geleden schade;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 103.542,67, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 augustus 2018 tot de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.810,43 ter zake van de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 99,02 aan explootkosten, € 486,- aan griffierecht, € 4.686,50 aan salaris van zijn gemachtigde en € 535,38 aan beslagkosten, te vermeerderen met de nakosten ad € 124,- en de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis en met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, telkens tot aan de dag der algehele voldoening;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: