ECLI:NL:RBOVE:2021:2858

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
8060126 \ CV EXPL 19-5522
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over mondelinge behandeling en bewijslevering in civiele zaak tussen vennootschap onder firma en Belgische gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, heeft de rechter op 13 juli 2021 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen de vennootschap onder firma [A] en de Belgische gedaagde [X]. De zaak betreft een vordering van [A] op [X] voor betaling van werkzaamheden aan voermengwagens. De kantonrechter heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin bindende eindbeslissingen zijn genomen. Gedaagde [X] woont in het buitenland en spreekt de Nederlandse taal niet, wat heeft geleid tot bezwaren tegen een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft besloten geen mondelinge behandeling te houden, omdat de eisen van een goede procesorde in dit geval zwaarder wegen dan het recht op een mondelinge behandeling. De rechter heeft geoordeeld dat [A] in de bewijsopdracht is geslaagd en heeft de vordering van [A] afgewezen, terwijl de vordering van [X] tot een bedrag van € 1.827,10 is toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8060126 \ CV EXPL 19-5522
Vonnis van 13 juli 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[A],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. G.H.H. Kerkhof,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats] , België,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: mr. G.E.J. Kornet.

1.De procedure

1.1.
Op 23 maart 2021 heeft de kantonrechter in deze zaak een tussenvonnis gewezen. Zij heeft [A] daarin een bewijsopdracht gegeven.
1.2.
[A] heeft met een fax van 19 april 2021 de akte uitlating bewijslevering opgestuurd, met daarbij een aantal bijlagen. In zijn fax verzoekt de gemachtigde van [A] om de zaak mondeling te behandelen.
1.3.
[X] heeft op de akte van [A] gereageerd.
1.4.
Per e-mail van 3 juni 2021 heeft [A] het verzoek om een mondelinge behandeling herhaald. [X] heeft daarop laten weten bij brief van 7 juni 2021 dat het bijwonen van een mondelinge behandeling op bezwaren stuit.
1.5.
De kantonrechter neemt vandaag een beslissing in deze zaak.

2.De beoordeling

Wat aan dit eindvonnis vooraf is gegaan.

2.1.
In het vonnis in incident van 11 februari 2020 heeft de kantonrechter aangegeven dat zij de zaak mondeling wil behandelen. Gelet op de woonplaats van [X] zou dat bezwaarlijk kunnen zijn. Om die reden heeft de kantonrechter [X] gevraagd te laten weten of hij de voorkeur geeft aan een mondelinge behandeling, of een schriftelijke voortzetting van het partijdebat.
2.2.
De procedure is daarna schriftelijk voortgezet wegens het bezwaar van [X] tegen een mondelinge behandeling.
2.3.
Op 8 december 2020 heeft de kantonrechter een tussenvonnis in deze zaak gewezen.
2.3.1.
Daarin heeft zij geoordeeld dat [A] terecht aanspraak maakt op betaling voor haar werkzaamheden aan de Keenan FP 140 van [X] , een bedrag van € 504,42 / € 540,42. Ook heeft zij geoordeeld dat [X] de factuur van [A] moet betalen, voor zover deze ziet op de kosten voor het plaatsen van de kunststof bodem in de Keenan MF 360. Welke posten op de factuur van [A] te maken hebben met het aanbrengen van een kunststof bodem kon de kantonrechter niet vaststellen. Daarom heeft zij [A] gevraagd om een nadere toelichting op de factuur. Op die factuur staan nog meer kosten voor werkzaamheden aan de MF 360, maar daarover heeft de kantonrechter geoordeeld dat onvoldoende is aangetoond dat [A] die werkzaamheden in opdracht van [X] heeft verricht. In zoverre is de vordering afgewezen.
2.3.2.
[X] heeft een tegeneis, waarover de kantonrechter in het vonnis van 8 december 2020 ook een aantal bindende eindbeslissingen heeft genomen. [X] heeft recht op een schadevergoeding van € 6.260,00; dat bedrag wordt verrekend met de vordering van [A] . De andere vorderingen (operationele schade, aanvullende bedrijfsschade door stilstand) heeft de kantonrechter afgewezen.
2.4.
In het tussenvonnis van 23 maart 2021 heeft de kantonrechter een fout in het tussenvonnis van 8 december 2020 rechtgezet: [A] heeft voor haar werkzaamheden aan de Keenan FP 140 van [X] recht op betaling van een bedrag van € 1.219,42.
[A] heeft een toelichting gegeven op haar factuur, waarvan zij betaling van [X] verlangt. Een aantal posten daarop heeft de kantonrechter afgewezen. Dan gaat het om de extra onderdelen die [A] in rekening heeft gebracht en de post ‘Arbeidsloon’ van € 4.592,50. Wat overbleef, was de discussie of [A] een metalen plaat heeft ingelast op de bestaande bodem van de Keenan MF 360. Dat heeft [X] betwist en daarom heeft de kantonrechter [A] opgedragen te bewijzen dat zij in het kader van de opdracht om een kunststof bodem te monteren in de Keenan MF 360, in overleg met [X] een metalen plaat op de bodem heeft bevestigd. Daarmee is nog een bedrag van € 500,00 gemoeid.
De kantonrechter zal de zaak niet mondeling behandelen.
2.5.
[A] laat weten dat zij een mondelinge behandeling wenst. Een verdere toelichting op dat verzoek ontbreekt. Zo laat [A] niet weten wat haar doel is van de gewenste mondelinge behandeling in dit stadium van de procedure of wat zij op die mondelinge behandeling aan de orde wenst te stellen.
2.6.
De kantonrechter heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden in deze zaak. De kantonrechter heeft al eerder onder de aandacht gebracht dat een mondelinge behandeling, gelet op de reisafstand van [X] , mogelijk bezwaarlijk is. [X] heeft op dat bezwaar nadrukkelijk een beroep gedaan, maar ook op het feit dat hij het Nederlands niet machtig is. Op die eerste mededeling van de kantonrechter geen mondelinge behandeling te houden is [A] niet eerder teruggekomen dan na de hiervoor samengevatte tussenuitspraken. In die uitspraken heeft de kantonrechter een aantal bindende eindbeslissingen genomen. Een eventuele mondelinge behandeling zou zich, wat de juridische kant van deze zaak betreft, enkel toespitsen op de vraag of het bewijs is geleverd van het inlassen van een metalen plaat. Het belang van een mondelinge behandeling kan niet worden overschat en het recht daarop is groot, van ieder van partijen. Dat brengt niet mee dat er geen enkele uitzondering mogelijk kan zijn op het recht op een mondelinge behandeling. Omdat de kantonrechter de meeste knopen al heeft doorgehakt, waar partijen aan zijn gebonden, de procedure al op 9 september 2019 aanhangig is gemaakt en er geen duidelijk beeld is geschetst wat op de mondelinge behandeling aan de orde moet komen, is de kantonrechter van oordeel dat de eisen van een goede procesorde in dit geval een uitzondering op het recht op een mondelinge behandeling mogelijk maakt. Gelet op het herhaalde bezwaar van [X] is de kantonrechter daarom van oordeel dat de mondelinge behandeling van de zaak achterwege moet blijven.
De bewijsmiddelen.
2.7.
[A] heeft een tweetal WhatsApp-berichten overgelegd van 27 en 28 augustus 2018, waarin gevraagd wordt of de ontvanger hetzelfde aantal messen in de wagen wil. Aan de hand van een foto heeft [A] toegelicht dat de aanwezigheid van een lasnaad erop wijst dat in de voermengwagen van [X] een nieuwe metalen plaat is gelast. En [A] heeft een verklaring overgelegd van [B] . Hij heeft als schade-expert op 11 februari 2019 de voermengwagen gecontroleerd. Hij schrijft:
‘Tijdens de door ons op 11 februari 2019 verrichte fysieke expertise hebben wij niet de metalen bodemplaat van de onderhavige voermengwagen specifiek gecontroleerd, omdat dat voor onze schadevaststelling niet relevant was. Of de metalen bodemplaat daadwerkelijk en recent voor de door ons verrichte fysieke expertise door [A] was vervangen kunnen wij dan ook niet met zekerheid verklaren. nu kijkende naar de destijds door ons genomen foto’s van de metalen bodemplaat, die wij als bijlagen aan dit bericht hebben gevoegd, lijkt het ons dat de metalen bodemplaat destijds wel recent was vervangen’.
De standpunten van partijen.
2.8.
[A] wijst erop dat het in de branche zeer ongebruikelijk is om telefonische opdrachten schriftelijk vast te leggen, maar herhaalt dat [X] telefonisch opdracht heeft gegeven. Uit het WhatsApp-bericht van 27 augustus 2018 blijkt eens te meer dat [X] ook opdracht heeft gegeven voor het vervangen van de nieuwe messen.
[A] heeft uitgelegd dat de positie van de lasnaad op de foto (productie 34) erop wijst dat de bodemplaat niet in de fabriek, maar naderhand is gemonteerd. Dat toont [A] aan met een foto van een nieuwe voermengwagen van hetzelfde type voermengwagen, waarop geen lasnaad te zien is. Ook [B] heeft verklaard dat op zíjn foto’s te zien is dat voor zijn inspectie de bodemplaat was vervangen. Omdat [X] niet heeft verklaard dat hij door anderen werkzaamheden heeft laten verrichten aan de voermengwagen, meent [A] dat zij het bewijs van haar stellingen heeft geleverd.
2.9.
[X] voert aan dat hij in 2018 geen WhatsApp gebruikte en dat hij het bericht van 27 augustus 2018 dan ook niet heeft gelezen, laat staan daarop gereageerd. Dat toont [A] ook niet aan.
[X] ontkent dat de foto uit productie 34 zijn voermengwagen betreft.
De verklaring van [B] acht [X] niet betrouwbaar, omdat die verklaring meer dan 2 jaren na het bezoek aan [X] is opgesteld en [B] niet onafhankelijk is. Bovendien kan de expert niet verklaren dat de bodemplaat in overleg met [X] is geplaatst.
Het oordeel van de kantonrechter.
2.10.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 23 maart 2021 de kosten voor het plaatsen van messen (€ 743,52) afgewezen. De kantonrechter ziet in de overlegging van het WhatsApp-bericht van 27 augustus 2018 geen reden om terug te komen op die beslissing. Het is onduidelijk aan wie [A] het bericht heeft gericht. Het is weliswaar gelezen door de geadresseerde (er worden twee blauwe vinkjes getoond), maar er is niet via WhatsApp op gereageerd. Een bevestiging van de opdracht nieuwe messen te monteren volgt er dus niet uit.
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat [A] erin is geslaagd om aan te tonen dat zij een nieuwe metalen bodemplaat heeft gemonteerd in de voermengwagen. Op de overgelegde foto (productie 34) is inderdaad duidelijk een lasnaad te zien. [X] betwist niet dat een voermengwagen vanuit de fabriek op die positie geen lasnaad heeft. Er is dus een nieuwe metalen plaat ingelast in de betreffende voermengwagen.
2.12.
Is het dan wel [X] voermengwagen? Dat betwist [X] weliswaar, maar die betwisting houdt geen stand. [B] heeft ook foto’s overgelegd die hij zelf heeft gemaakt tijdens de inspectie van de Keenan MF 360 van [X] op 12 februari 2019. Hij concludeert op basis van zijn foto’s dat er recent een nieuwe bodemplaat was gemonteerd. Die conclusie, gebaseerd op foto’s, weerlegt [X] niet. Of [B] al dan niet onafhankelijk is, is dan ook van ondergeschikte betekenis.
2.13.
Is de bodemplaat in overleg met [X] gemonteerd? Daarvan heeft [A] geen bewijsmiddel overgelegd. Maar [A] heeft toegelicht dat een van haar medewerkers eerst de Keenan MF 360 heeft geïnspecteerd, waarna een telefonisch overleg tussen [A] en [X] heeft plaatsgevonden. Tijdens dat overleg heeft [A] toegelicht dat de bodem te dun was voor de montage van een nieuwe kunststof bodemplaat en dat om die reden een nieuwe metalen plaat gemonteerd moet worden. Volgens [A] heeft [X] met die werkzaamheden ingestemd. [X] is daar niet op ingegaan in zijn laatste akte. Evenmin heeft [X] in eerdere processtukken betwist dat er een
noodzaakwas voor de extra metalen plaat, die te dun was geworden. Gelet op een en ander, is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [A] de metalen bodemplaat in overleg met [X] heeft gemonteerd. Zij heeft dus recht op betaling van dat deel van haar factuur.
De conclusie.
2.14.
[A] heeft recht op betaling van haar werkzaamheden voor het monteren van de bodem (€ 4.250,00) en het inlassen van de bodemplaat (€ 500,00). Vanwege de bedrijfsschade heeft [X] recht op een schadevergoeding van € 6.260,00. Na verrekening resteert een door [A] aan [X] te betalen bedrag van € 1.510,00, ofwel € 1.827,10 inclusief btw. Dat betekent dat de vordering van [A] geheel wordt afgewezen en de vordering van [X] tot een bedrag van € 1.827,10 wordt toegewezen.
2.15.
Bij die uitkomst zijn beide partijen in het ongelijk gesteld. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, op die manier dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
3.1.
wijst de vordering af;
In reconventie
3.2.
veroordeelt [A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X] een bedrag van € 1.827,10, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 13 juli 2021 tot aan de dag waarop alles is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Zowel in conventie als in reconventie
3.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, op die manier dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021. (CT)