Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze civiele procedure heeft de kantonrechter op 13 juli 2021 vonnis gewezen in een zaak tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een vordering tot terugbetaling van een geleend bedrag van € 1.000,00. De eiser, vertegenwoordigd door B. Rentrop van Inkassier, heeft gesteld dat de gedaagde, ondanks meerdere sommaties, een restant van € 720,00 niet heeft terugbetaald. De gedaagde heeft in het verleden een deel van het geleende bedrag terugbetaald, maar heeft verder geen verweer gevoerd tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2021, waar zij niet aanwezig was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de stellingen van de eiser onbetwist zijn gebleven, aangezien de gedaagde haar verweer heeft ingetrokken. De rechter heeft de hoofdsom van € 645,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen omdat de eiser niet het juiste wettelijke tarief had vermeld in de aanmaning. De gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van in totaal € 596,22 betalen, evenals nakosten van € 62,00.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 712,49, vermeerderd met rente. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.