ECLI:NL:RBOVE:2021:2944

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/08/267998 / KG ZA 21-158
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot depot van woningopbrengst door legitieme erfgenaam

In deze zaak heeft de legitieme erfgenaam, eiser, verzocht om de opbrengst uit de verkoop van de woning van de erflater in depot te storten bij de notaris, nog voordat de legitieme opeisbaar is geworden. De voorzieningenrechter heeft op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in kort geding. De rechter oordeelde dat er geen bewijs was dat de erfgenamen de gelden zouden willen wegsluizen, en dat de legitieme nog niet opeisbaar is volgens artikel 4:81 BW. Dit artikel stelt dat erfgenamen minimaal een half jaar de tijd moeten krijgen om de nalatenschap te ordenen en inzicht te krijgen in de situatie. De rechter concludeerde dat de redelijke termijn voor de erfgenamen nog niet was verstreken, en daarom werd de vordering afgewezen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het enkele feit dat er onmin is binnen de familie niet voldoende is om te concluderen dat de erfgenamen hun verplichtingen niet zullen nakomen. De vordering tot inzage in de nalatenschap werd eveneens afgewezen, omdat de legitieme niet hetzelfde recht op inzage heeft als de erfgenamen. De rechter stelde vast dat de erfgenamen recht hebben op een redelijke termijn om hun zaken te regelen, en dat er geen aanwijzingen waren dat zij bezig waren met het wegsluizen van gelden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familiezaken.

Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/267998 / KG ZA 21-158
PROCES-VERBAALvan de mondelinge uitspraak van 5 juli 2021
in de procedure in kort geding van:
[eiser], wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen eiser,
advocaat: mr. P.L. Hellinga te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1] , wonende te [woonplaats] ,

2.
[gedaagde 2], wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen gedaagden,
advocaat: mr. D. van der Wal te Drachten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juli 2021.
Tegenwoordig:
- mr. A.M. Koene, voorzieningenrechter
- drs. A. Panjer-Hartman, griffier
Na uitroeping van de zaak verschenen:
- eiser in persoon, bijgestaan door mr. Hellinga,
- gedaagden in persoon, bijgestaan door mr. Van der Wal.
De voorzieningenrechter stelt vast dat beide partijen zijn verschenen.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De beslissing

De voorzieningenrechter:
Wijst de vorderingen af;
Compenseert de kosten van de procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

2.De gronden van de beslissing

De vordering betreffende het depot
De legitieme is nog niet opeisbaar (4:81 BW). Dat betekent niet dat het storten in depot niet kan. Je kunt beslag leggen op een niet opeisbare vordering, onder bijzondere omstandigheden. Maar die bijzondere omstandigheden moeten er dan wel zijn. In dit geval zou een bijzondere omstandigheid kunnen zijn dat de erfgenamen de woningopbrengst zullen wegsluizen zodat de legitimarissen niets meer krijgen. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Het is duidelijk dat er geen vertrouwen is aan de kant van [eiser] , maar dat rechtvaardigt niet de conclusie dat de erfgenamen zijn rechten straks niet zullen eerbiedigen.
Het feit dat zij niet méér willen doen dan wettelijk hoeft, betekent niet dat zij minder zullen gaan doen.
De erfgenamen vertellen op welke manier zij de nalatenschap willen beheren en [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij daarin niet kunnen worden vertrouwd. Het enkele feit dat er al jaren onmin is in de familie is daarvoor niet genoeg. Daarom wordt de vordering betreffende het depot afgewezen.
De vordering betreffende de informatieplicht
Een legitimaris heeft niet hetzelfde recht op inzage in de nalatenschap als de erfgenamen. Het genoemde artikel 4:81 BW heeft als achtergrond dat de erfgenamen minimaal een half jaar de tijd moeten krijgen om orde op zaken te stellen en eerst zelf inzicht te krijgen in de nalatenschap. Ze mogen daarvoor de tijd nemen en dat moet een redelijke termijn zijn. Die redelijke termijn is in elk geval vandaag nog niet verlopen en de erfgenamen mogen daar nog een paar maanden de tijd voor nemen.
Ook hier geldt dat het misschien anders zou zijn als [eiser] aannemelijk zou kunnen maken dat de erfgenamen bezig zijn met wegsluizen van gelden, maar daarvan is niets gebleken. Ook die vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
Dat betekent dat [eiser] de zaak verliest. Aangezien dit een familiekwestie is, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat is gebruikelijk in dergelijke familiezaken en erfrechtelijke zaken.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.M. Koene, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2021.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de voorzieningenrechter