In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vader en zijn dochter over de eigendom van sieraden en de urn met de as van de overleden echtgenote/moeder. De vader, eiser, stelt dat de sieraden eigendom van hem zijn en dat de dochter, gedaagde, deze onrechtmatig onder zich houdt. De dochter betwist dit en stelt dat de sieraden aan haar zijn geschonken door de moeder, voordat zij overleed. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om het vermoeden van eigendom van de dochter te weerleggen. De rechtbank wijst de vordering tot afgifte van de sieraden af. Daarnaast vordert de eiser ook de urn met de as van de moeder, maar de rechtbank oordeelt dat de dochter, die de crematie heeft geregeld, het recht heeft om te bepalen wat er met de as gebeurt. De vordering tot afgifte van de urn wordt eveneens afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.