Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[B],
wonende te [woonplaats] ,
[A],
1.[X] ,wonende te [woonplaats] ,
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
4.De beoordeling
In conventie en in reconventie
zijal een nieuwe coniferenhaag hebben geplant en dat [B] daarom geen schade heeft geleden, maar zoals [A] terecht stelt is de nieuwe coniferenhaag niet mandelig (mede-eigendom), waardoor [B] geen aanspraak kan maken op deze coniferenhaag. [X] c.s. hebben daarnaast aangevoerd dat de hoogte van de nieuw te planten coniferenhaag hoger is dan de oude coniferenhaag. [A] heeft hierop gereageerd door aan te voeren dat de bomen van de nieuw te planten coniferenhaag meer volgroeid zijn, waardoor [B] eerder in de oorspronkelijke situatie terecht komt. Bovendien kan deze coniferenhaag na plaatsing afgetopt worden, aldus [A] . Gelet hierop kan dit verweer van [X] c.s. niet aan toewijzing van de vordering in de weg staan. De slotsom is dan ook dat het gevorderde zal worden toegewezen. Tegen de door [A] gevorderde wettelijke rente is door [X] c.s. geen specifiek verweer gevoerd, zodat deze als op de wet gegrond zal worden toegewezen.