ECLI:NL:RBOVE:2021:2951

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/08/258500 / HA ZA 20-500
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van algemene voorwaarden en verzuim bij ingebrekestelling

In deze zaak vordert [A], een staalcoatingsbedrijf, betaling van onbetaalde facturen door W&P GmbH & Co. KG, een Duits bouwbedrijf. De rechtbank Overijssel behandelt het geschil dat voortvloeit uit de uitvoering van staalcoatingswerkzaamheden voor drie bouwprojecten. [A] heeft facturen verzonden voor een totaalbedrag van € 44.136,05, maar W&P heeft deze niet betaald. W&P voert verweer en stelt dat [A] tekort is geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen, wat heeft geleid tot schade. De rechtbank onderzoekt de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [A] en de vraag of W&P in verzuim is gesteld. De rechtbank oordeelt dat de algemene voorwaarden van [A] van toepassing zijn en dat W&P geen recht heeft op verrekening van vorderingen. De rechtbank wijst de vorderingen van [A] in conventie toe en wijst de vorderingen van W&P in reconventie af. W&P wordt veroordeeld tot betaling van de facturen, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/258500 / HA ZA 20-500
Vonnis van 21 juli 2021
in de zaak van
besloten vennootschap
[A],
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna te noemen [A] ,
advocaat: mr. N.M. Don,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
W&P GmbH & Co. KG,
gevestigd in Ahaus (Duitsland),
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen W&P,
advocaat: mr. I.K.M. Hoffmann.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 februari 2021, waarin is bepaald dat er een mondelinge behandeling plaats zal vinden;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- producties 12 t/m 18 aan de zijde van W&P;
- productie 14 aan de zijde van [A] ;
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2021, die via digitale verbinding (Skype) heeft plaatsgevonden en waarvan aantekening is gehouden door de griffier;
- spreekaantekeningen aan de zijde van [A] ;
- spreekaantekeningen aan de zijde van W&P.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] is een staalcoatingsbedrijf gevestigd in [vestigingsplaats] . W&P is een bouwbedrijf dat is gevestigd in Ahuis, Duitsland.
2.2.
Door [A] zijn onder meer ten behoeve van een drietal bouwprojecten van W&P staalcoatingswerkzaamheden verricht. Door partijen zijn deze bouwprojecten Bottrop, Norderstedt en Wirtz-Merzig genoemd.
2.3.
Voor project Bottrop heeft [A] op 15 en 28 mei 2020 offertes uitgebracht, waarvan de offerte van 28 mei 2020 door W&P is aanvaard. Voor het project Wirtz-Merzig heeft [A] op 12 december 2019 een offerte uitgebracht aan W&P en voor project Norderstedt op 4 mei 2020. Beide offertes zijn door W&P aanvaard.
2.4.
Op de offertes van [A] staat onder meer het volgende:
"(…) Wir übernehmen keine Garantie und Kosten, für Profile unter einer Materialstarke von 4,0 mm, weil sie sich verformen können. Dieses können bei Transport, Hitze oder beim strahlen eintreten.
(…) Dieses Angebot gilt bis zum 60 Tage ab Angebotsdatum, sofern nichts anderes vereinbartet. Weiter unterliegt dieses Angebot unsere, mittgeschickte, Leveringsvoorwaarden und ist dem Holländischem Recht gültig.
Lieferzeit: Besprechbar
(…)”
2.5.
In de algemene voorwaarden van [A] staan onder meer de volgende bepalingen:
“Artikel 8.7: Overschrijding van de levertijd, door welke oorzaak ook, zal de opdrachtgever nimmer recht geven op schadevergoeding, ontbinding van de overeenkomst of niet nakoming van enige verplichting, welke voor hem uit deze of enige andere met deze overeenkomst samenhangende overeenkomst mocht voortvloeien.
Artikel 11.1: Het vervoer van alle zaken geschiedt buiten onze verantwoordelijkheid en voor rekening en risico van de opdrachtgever, ongeacht of dit door eigen vervoer of door derden wordt uitgevoerd.
Artikel 14.1: Wij zijn op geen enkele wijze aansprakelijk voor gevolgen van schade hoe ook genaamd en van welke aard dan ook, ontstaan ten gevolge van of samenhangend met onze werkzaamheden, behoudens indien sprake is van opzet of grove schuld onzerzijds of van ons leidinggevend personeel.
Artikel 17.7: Het recht van opdrachtgever om zijn eventuele vorderingen op opdrachtnemer te verrekenen wordt uitdrukkelijk uitgesloten. (…)”
2.6.
Voor de werkzaamheden ten behoeve van het drietal bouwprojecten, als ook voor werkzaamheden in andere projecten, heeft [A] diverse facturen toegezonden aan W&P. In totaal heeft W&P een bedrag van € 44.136,05 onbetaald gelaten.
2.7.
Op 14 juli 2020 heeft W&P een e-mail naar [A] gestuurd waarin zij aangeeft dat [A] zich niet aan de afgesproken uitlevertermijnen heeft gehouden en dat W&P hierdoor schade lijdt. Bij e-mail van 27 juli 2020 geeft W&P aan dat verschillende door [A] geleverde staalonderdelen beschadigd zijn. W&P verzoekt [A] om de defecten binnen twee dagen te herstellen alvorens zij zelf tot herstel zullen overgaan.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[A] vordert – kort samengevat – veroordeling van W&P tot betaling van een bedrag van € 45.072,06, te vermeerderen met de contractuele rente over een bedrag van € 43.999,70, een bedrag van € 1.812,85 aan buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van W&P in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[A] legt – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. W&P is ondanks aanmaning in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van facturen voor uitgevoerde werkzaamheden. W&P is daarnaast op grond van de overeengekomen algemene voorwaarden van [A] rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
W&P voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna worden ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van het geschil van belang is.
In reconventie
3.4.
W&P vordert in reconventie – kort samengevat – een verklaring voor recht dat W&P haar vorderingen op [A] mag verrekenen met een eventuele vordering van [A] op W&P, een verklaring voor recht dat [A] is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, en veroordeling van [A] tot betaling van een bedrag van € 42.878,33, met veroordeling van [A] in de proceskosten.
3.5.
W&P legt – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. [A] is de overeengekomen levertermijnen niet nagekomen waardoor W&P schade heeft geleden. W&P heeft deze schade verrekend met de openstaande facturen van [A] . Mocht verrekening niet slagen dan vordert W&P veroordeling van [A] tot vergoeding van deze schade.
3.6.
[A] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna worden ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van het geschil van belang is.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
In deze zaak is in geschil of [A] recht heeft op betaling van facturen. Tussen partijen is niet in geschil dat de facturen gebaseerd zijn op overeenkomsten die partijen zijn aangegaan, toen W&P de offertes accepteerde die [A] heeft verzonden. Ook is niet in geschil dat [A] werkzaamheden heeft verricht.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
4.2.
Deze zaak heeft internationaalrechtelijke aspecten aangezien W&P in Duitsland gevestigd is. Alhoewel de bevoegdheid niet in geschil is, zal de rechtbank eerst onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is van deze zaak kennis te nemen. Omdat de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt in Nederland is uitgevoerd, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 aanhef en onder 1° van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) bevoegd van deze zaak kennis te nemen.
Toepasselijke recht
4.3.
Vervolgens moet worden beoordeeld welk recht op de vorderingen van toepassing is. Het Nederlands recht is naar het oordeel van de rechtbank op de vorderingen van toepassing, omdat partijen dat zijn overeengekomen. In de offertes die door W&P zijn geaccepteerd, heeft [A] namelijk geschreven dat dat Nederlands recht op het aanbod van toepassing is.
De vordering van [A] tot betaling
4.4.
De rechtbank stelt vast dat W&P de hoogte van de facturen die [A] aan haar heeft toegezonden en waar [A] in deze procedure betaling van vordert, niet betwist. W&P is daarom in beginsel gehouden tot betaling daarvan. W&P doet echter een beroep op verrekening. Volgens W&P is [A] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten en is zij daardoor schadeplichtig. W&P stelt zich op het standpunt dat de door [A] bewerkte materialen te laat geleverd zijn, waardoor W&P schade heeft geleden. Bovendien zijn de door [A] bewerkte en geleverde materialen gebrekkig, aldus W&P. Hierdoor heeft W&P schade geleden doordat zij herstelkosten heeft moeten maken.
4.5.
Voor wat betreft de levertermijnen voert W&P het volgende aan. Uit de correspondentie tussen partijen valt af te leiden dat partijen vaste, fatale termijnen zijn overeengekomen. In de overeenkomsten worden woorden gebruikt zoals
“Fix”en
“KW”, wat volgens W&P ‘vaste termijn’ en ‘kalenderwoche’ betekent. Bovendien zou het geheel onlogisch zijn om aan te nemen dat W&P geen levertermijnen met [A] zou zijn overeengekomen, omdat [A] dan op elk gewenst moment zou kunnen leveren terwijl W&P door moet met de bouwprojecten. De overeengekomen levertermijnen staan genoemd in de e-mail van 8 juni 2020 van W&P aan [A] , aldus W&P.
4.6.
[A] heeft gemotiveerd betwist dat partijen fatale levertermijnen zijn overeengekomen. Er staat weliswaar
“Lieferzeit besprechbar”in enkele offertes, maar daarmee heeft [A] willen aangeven dat er over levertijden nadere afspraken gemaakt konden worden. Die afspraken zijn echter niet gemaakt, aldus [A] . Dit kon bovendien ook niet, omdat W&P op voorhand aangaf dat er een levering staal bij [A] zou worden aangeleverd, maar niet concreet was welke staalstukken in die levering zaten. Pas zodra de omvang van de te coaten staalstukken bekend was, kon er een planning gemaakt worden. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat partijen fatale levertermijnen zijn overeengekomen, dan wijst [A] naar artikel 8.7 van haar algemene voorwaarden waaruit volgt dat geen schadevergoeding verschuldigd is bij overschrijding van de levertijd.
4.7.
W&P voert daarnaast aan dat de door [A] bewerkte en geleverde materialen gebrekkig zijn. Hierdoor heeft W&P schade geleden, bestaande uit herstelkosten.
4.8.
[A] ontkent niet dat er (enige) schade is ontstaan aan de geleverde (behandelde) staalonderdelen, maar voert aan dat dit transportschade is die niet te voorkomen is en waarvoor aansprakelijkheid is uitgesloten in de offerte en de algemene voorwaarden. Volgens [A] schakelt de projectleider normaliter een schilder in om dit soort puntjes bij te werken. Op de door W&P overgelegde foto’s zijn plekken te zien die inderdaad te dun zijn gelakt, maar dit is inherent aan de druk waaronder dit project stond en deze plekken zijn bovendien minder dan 1% van het geheel, aldus [A] .
De algemene voorwaarden van [A]
4.9.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of de algemene voorwaarden van [A] van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomsten.
4.10.
Toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [A] wordt door W&P betwist. W&P voert aan dat de algemene voorwaarden niet voorafgaand door [A] ter hand zijn gesteld. Partijen hebben eerder met elkaar samengewerkt, op die overeenkomsten waren de zogeheten Duitse VOB-voorwaarden van toepassing. W&P was er daarom niet op beducht dat Nederlandse voorwaarden op de overeenkomsten van toepassing zouden zijn. Daarnaast zijn de algemene voorwaarden in het Nederlands opgesteld, een taal die W&P niet machtig is, en zijn ze in een heel klein lettertype afgedrukt waardoor ze slecht leesbaar zijn. W&P stelt zich op het standpunt dat [A] haar heeft misleidt doordat [A] de algemene voorwaarden op de overeenkomsten van toepassing heeft laten zijn, zonder dat zij kennis van de inhoud ervan heeft kunnen nemen. Hierdoor heeft er geen juiste wilsvorming plaats kunnen vinden. Het van toepassing verklaren van de algemene voorwaarden is volgens W&P onder deze omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Subsidiair stelt W&P dat de algemene voorwaarden op grond van artikel 3:51 lid 3 BW vernietigd moeten worden.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat de algemene voorwaarden van [A] op de overeenkomsten van toepassing zijn. Voor dit oordeel is van belang dat tussen partijen vast staat dat de door [A] in het geding gebrachte offertes door W&P zijn aanvaard, en dat op die offertes duidelijk staat aangegeven dat [A] haar algemene voorwaarden op de aanbiedingen van toepassing verklaart. Met het aanvaarden van de offertes, heeft W&P ook de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden aanvaard.
4.12.
Vervolgens is van belang of [A] een beroep kan doen op haar algemene voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] aangetoond dat zij haar algemene voorwaarden aan W&P heeft toegezonden. In de door [A] overgelegde e-mails (producties 1, 4 en 14 bij dagvaarding) worden de algemene voorwaarden namelijk als bijlage genoemd. Daaruit blijkt dat [A] de algemene voorwaarden aan W&P heeft toegezonden. W&P heeft weliswaar aangevoerd dat de algemene voorwaarden in de door haar ontvangen e-mails ontbreken, maar de door haar ter onderbouwing van dit standpunt overgelegde e-mails zijn andere e-mails dan die waarmee de overeenkomsten tussen partijen tot stand zijn gekomen (namelijk versies die in het dossier van de gemachtigde van W&P zijn opgeslagen). Dat de algemene voorwaarden ontbraken bij de e-mails die tussen [A] en W&P zijn gewisseld, heeft W&P daarom onvoldoende onderbouwd.
4.13.
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [A] haar algemene voorwaarden voorafgaand aan, dan wel ten tijde van, het sluiten van de overeenkomsten met W&P aan W&P ter hand heeft gesteld, staat ook vast dat W&P kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden. Van misleiding dan wel gebrekkige wilsvorming door het handelen van [A] kan dan ook geen sprake zijn. Dat de algemene voorwaarden van [A] in het Nederlands zijn opgesteld terwijl de onderhandelingen in het Duits plaatsvonden, maakt dit oordeel niet anders. Daartoe is van belang dat [A] in haar offertes in het Duits naar haar algemene voorwaarden verwijst, zodat W&P bekend was dat deze documenten van belang waren voor de overeenkomsten. En van W&P mag als professionele wederpartij verwacht worden dat, als zij de algemene voorwaarden niet begreep, zij bij [A] navraag zou doen op het moment dat de door haar aanvaarde en aan haar ter hand gestelde algemene voorwaarden niet duidelijk waren (vgl. HR 2 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9767).
4.14.
Ten slotte het beroep van W&P op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Voor zover dit beroep ziet op het niet ter hand stellen van de algemene voorwaarden kan dit verweer, gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, niet slagen. De algemene voorwaarden zijn naar het oordeel van de rechtbank immers toegezonden. Ter zitting heeft W&P aangevoerd dat, mochten de algemene voorwaarden van [A] van toepassing zijn, de daarin opgenomen uitsluiting van aansprakelijkheid niet redelijk is. Voor zover W&P hiermee eveneens een beroep doet op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, overweegt de rechtbank als volgt. De partij die zich erop beroept dat een tussen haar en de wederpartij als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, draagt de stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit dit kan worden afgeleid. Dit betekent dat het aan W&P is om feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat een beroep van [A] op de exoneratieclausule onaanvaardbaar is. Dit heeft zij echter nagelaten. W&P heeft op geen enkele manier geconcretiseerd of onderbouwd waarom er in dit specifieke geval sprake zou zijn van onaanvaardbaarheid. Opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [A] is door W&P gesteld noch gebleken, en ook de gevolgen voor partijen zijn niet nader onderbouwd. Omstandigheden die wijzen op onaanvaardbaarheid van het beroep op de exoneratieclausule zijn dan ook niet gebleken, zodat het verweer van W&P ook op dit punt niet kan slagen.
4.15.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomsten tussen partijen en dat [A] daar jegens W&P een beroep op kan doen.
Tussenconclusie in conventie
4.16.
De rechtbank stelt vast dat in artikel 17.7 van de algemene voorwaarden is bepaald dat de opdrachtgever geen recht heeft op het verrekenen van eventuele vorderingen op de opdrachtnemer. Nu vast is komen te staan dat de algemene voorwaarden van [A] op de overeenkomsten van toepassing zijn en [A] een beroep daarop kan doen, kan het verweer van W&P in conventie, dat een beroep op verrekening inhoudt, gelet op dit artikel van de algemene voorwaarden niet slagen. Dit betekent dat de vordering van [A] in conventie zal worden toegewezen; W&P zal worden veroordeeld tot betaling van de facturen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.17.
[A] vordert een bedrag van € 1.812,85 aan contractueel overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien vast is komen te staan dat de algemene voorwaarden – waarop [A] deze kosten baseert – van toepassing zijn en het gevorderde bedrag overeenkomt met het bedrag dat in deze voorwaarden is genoemd, is ook dit bedrag toewijsbaar. W&P heeft weliswaar betwist dat [A] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, maar dit is gelet op het vaste overeengekomen bedrag niet van belang voor de verschuldigdheid. Tegen de gevorderde wettelijke rente is door W&P geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze eveneens zal worden toegewezen.
In reconventie
4.18.
W&P vordert in reconventie een verklaring voor recht dat W&P haar vorderingen op [A] mag verrekenen met een eventuele vordering van [A] op W&P. Deze vordering wijst de rechtbank gelet op het voorgaande af; de mogelijkheid tot verrekening is immers in de algemene voorwaarden uitgesloten.
4.19.
W&P vordert in reconventie daarnaast een verklaring voor recht dat [A] is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, en veroordeling van [A] tot betaling van een bedrag van € 42.878,33 aan schadevergoeding. W&P voert daartoe aan dat [A] de behandelde producten te laat heeft geleverd en dat zij gebrekkig werk heeft geleverd, omdat het staal is verbogen en er sprake is van roest en lakschade aan de staalonderdelen.
4.20.
[A] betwist dat een levertijd is overeengekomen en zij betwist dat sprake is van gebreken, althans dat zij aansprakelijk is bij verbuiging van het staal omdat zij daar een exonoratiebeding voor is overeengekomen en dat gebruikelijk is dat afnemers kleine onregelmatigheden in het lak- en spuitwerk zelf bijwerken.
4.21.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de door W&P gevorderde vertragingsschade en schade door verbuiging bepalingen in de algemene voorwaarden zijn opgenomen, artikelen 8.7 en 11.1, waarin de aansprakelijkheid van [A] is uitgesloten. W&P heeft reeds gelet hierop geen vordering tot schadevergoeding van [A] . Dit is anders voor de door W&P gestelde gebreken die bestaan uit roest en lakschade, voor zover dat niet door vervoer is veroorzaakt. Indien schade is ontstaan omdat [A] te dien aanzien gebrekkig werk heeft geleverd, is van belang of [A] in verzuim is in het herstel daarvan (artikel 6:74 BW).
Is [A] in verzuim?
4.22.
W&P stelt zich op het standpunt dat sprake is van fatale termijnen en dat [A] reeds door het overschrijden daarvan in verzuim is. Daarnaast voert zij dat dat [A] bij e-mail van 27 juli 2020 in gebreke is gesteld en een termijn is gesteld van twee dagen om de defecten aan de geleverde staalonderdelen te herstellen.
4.23.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat partijen vaste levertermijnen zijn overeengekomen. Hiervoor is het volgende van belang. Uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat er is gesproken over levertermijnen, en hieruit blijkt ook dat partijen bepaalde intenties hadden. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat partijen over een weer de verwachting hadden dat er fatale termijnen golden. W&P wijst weliswaar naar de e-mail van 8 juni 2020, maar in die e-mail vraagt W&P alleen aan [A] om uitlevering op bepaalde tijdstippen in te plannen. Deze e-mail is naar het oordeel van de rechtbank geen weergave van tussen partijen gemaakte, harde afspraken. Dat strookt ook met de toelichting van [A] dat slechts een toezegging werd gedaan van streefdata. Daarnaast kan uit een eerdere overeenkomst tussen partijen – zoals door [A] terecht is aangevoerd – niet worden afgeleid dat er ook voor onderhavige overeenkomsten vaste levertermijnen zijn overeengekomen. Het had – gelet op de gemotiveerde betwisting door [A] – op de weg gelegen van W&P om concreter te stellen of en wanneer tussen partijen afspraken zijn gemaakt over de levertermijnen en of en waarom W&P er vanuit mocht gaan dat [A] die data ook als fatale termijn heeft bedoeld. Nu W&P dit heeft nagelaten heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan en zal de rechtbank het door haar gedane bewijsaanbod op dit punt passeren.
4.24.
De door W&P verzonden e-mail van 27 juli 2020 betreft naar het oordeel van de rechtbank daarnaast geen ingebrekestelling waardoor [A] in verzuim is geraakt, omdat W&P [A] geen redelijke termijn heeft geboden om alsnog deugdelijk na te komen. W&P heeft weliswaar aangevoerd dat zij met ernstige schade werd geconfronteerd, en dat het vanwege de planning niet mogelijk was om [A] een langere termijn te geven, maar die argumenten doen niet af aan het feit dat zij [A] slechts twee dagen de tijd heeft gegund voor herstel, terwijl sprake was van een zomersluiting.
Conclusie in reconventie
4.25.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat een deel van de vorderingen in reconventie zien op schade waarvoor aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden is uitgesloten en [A] ten aanzien van het overige niet in verzuim is geraakt, zal de rechtbank de vorderingen van W&P in reconventie afwijzen.
Proceskosten
4.26.
W&P is in deze procedure in conventie en in reconventie in het ongelijk gesteld. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten en de nakosten. De nakosten worden begroot op het maximale tarief van € 163,00, dan wel € 248,00 indien betekening van dit vonnis plaatsvindt. Omdat de conventie en reconventie in hetzelfde vonnis worden beoordeeld, bestaat slechts eenmaal recht op nakosten.
4.27.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [A] in conventie als volgt:
Griffierecht € 2.076,00
Betekeningskosten € 83,38
Advocaatkosten € 2.228 (zijnde: 2 punten, voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling, maal het tarief van € 1.114,00 per punt);
Totaal: € 4.387,38
4.28.
In reconventie begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [A] op € 1.114 (zijnde 2 punten, voor de conclusie van antwoord in reconventie en de mondelinge behandeling, maal het tarief van € 1.074,00 per punt, maal 1/2).

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
veroordeelt W&P tot betaling aan [A] van een bedrag van
€ 45.072,06, te vermeerderen met de contractuele rente ter hoogte van 1% per maand over een bedrag van € 43.999,70 vanaf 1 oktober 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt W&P tot betaling aan [A] van een bedrag van
€ 1.812,85 aan overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt W&P in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 4.387,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt W&P in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 1.114,00;
In conventie en in reconventie
5.7.
veroordeelt W&P in de nakosten, begroot op € 163,00, dan wel € 248,00 indien W&P niet binnen vijftien dagen na aanzegging aan het vonnis voldaan heeft en betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
verklaart dit vonnis – behoudens hetgeen is beslist onder punt 5.4. en 5.5. – uitvoerbaar bij vooraard.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021. (wv)