ECLI:NL:RBOVE:2021:2976

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
8953175 \ CV EXPL 21-43
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging kredietovereenkomst wegens niet naleven kredietwaardigheidstoets

In deze zaak heeft de besloten vennootschap KEDIN CONSUMENTEN FINANCIERINGEN B.V. (hierna: Kedin) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. Kedin vorderde betaling van € 99,50, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een kredietovereenkomst die buiten de verkoopruimte was gesloten. De kredietovereenkomst betrof een lening van € 238,80, die in 24 maandelijkse termijnen van € 9,95 moest worden terugbetaald. Kedin stelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door de termijnbedragen onbetaald te laten.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Kedin als kredietgever verplicht was om voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst de kredietwaardigheid van de gedaagde te toetsen. Dit is een vereiste volgens artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Kedin heeft echter geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat deze toets is uitgevoerd. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen of Kedin aan haar verplichtingen heeft voldaan.

Op basis van artikel 3:40 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de kantonrechter de kredietovereenkomst ambtshalve vernietigd. Dit betekent dat de gedaagde in beginsel het geleende bedrag zonder rente en kosten moet terugbetalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er nog een bedrag van € 96,67 resteert dat de gedaagde aan Kedin moet terugbetalen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 268,09. Het vonnis is uitgesproken op 13 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 8953175 \ CV EXPL 21-43
Vonnis van 13 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
KEDIN CONSUMENTEN FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisende partij, hierna te noemen Kedin,
gemachtigde: Legalsteps,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Kedin heeft bij dagvaarding gevorderd [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 99,50, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Ter onderbouwing van die vordering heeft Kedin gesteld dat zij met [gedaagde] buiten de verkoopruimte een kredietovereenkomst heeft gesloten voor een bedrag van € 238,80. Op grond van de overeenkomst dient [gedaagde] gedurende 24 maanden een bedrag van € 9,95 af te lossen aan Kedin. Op de kredietovereenkomst zijn kredietvoorwaarden van toepassing. Volgens Kedin is [gedaagde] jegens haar toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de hiervoor genoemde kredietovereenkomst doordat [gedaagde] de termijnbedragen en later het opgeëiste bedrag onbetaald heeft gelaten.

3.De beoordeling

3.1.
In titel 2A van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de daaraan gelieerde regelingen is bepaald dat de kredietgever ten opzichte van de kredietnemer-consument een aantal verplichtingen heeft. Een daarvan is de verplichting van de kredietgever om in het belang van de consument voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst informatie in te winnen over zijn financiële positie en om, ter voorkoming van overkreditering van de consument, te controleren of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is (artikel 4:34 lid 1 Wft, de Wet op het financieel toezicht). Dit is de zogeheten kredietwaardigheidstoets. De informatie over de financiële situatie van de kredietnemer moet worden onderbouwd met bewijsstukken, bijvoorbeeld met loonstroken.
3.2.
De kredietwaardigheidstoets heeft als doel de consument te beschermen tegen overkreditering en te voorkomen dat kredietgevers zich inlaten met onverantwoordelijke praktijken. Dit risico is voor kleine leningen zoals in deze zaak aanwezig, omdat de door Kedin aangeboden kredieten worden afgesloten ter financiering van aankopen die door een consument met voldoende kredietwaardigheid in beginsel zonder lening kunnen worden aangeschaft. Hoewel Kedin heeft gesteld dat zij de kredietwaardigheid van door [gedaagde] verstrekte financiële gegevens heeft getoetst voordat de overeenkomst tot stand is gekomen, heeft zij daarvan geen stukken overgelegd. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen of en wanneer Kedin de kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd en gaat er daarom van uit dat Kedin de verplichting die artikel 4:34 lid 1 Wft haar oplegt, in dit geval niet heeft nageleefd.
3.3.
Het voorgaande brengt met zich dat de kantonrechter de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve zal vernietigen. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel op grond van artikel 6:203 BW het geleende geld zonder rente en kosten moet terugbetalen. Uit de dagvaarding blijkt dat in dit geval dan nog een door [gedaagde] terug te betalen bedrag van € 96,67 (€ 238,80 - € 2,83 (reeds in rekening gebrachte rente) - € 139,30 (betalingen)) aan hoofdsom resteert. [gedaagde] wordt dan ook veroordeeld tot betaling van dat bedrag. Voor het toewijzen van de wettelijke rente zoals door Kedin gevorderd, bestaat onder deze omstandigheden geen grondslag. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
3.4.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld op basis van het toegewezen bedrag. De kosten aan de zijde van Kedin worden begroot op:
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde €
37,00(1 punt x tarief € 37,00)
Totaal € 268,09.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Kedin tegen bewijs van kwijting te betalen € 96,67;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Kedin tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 268,09;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021. (ST)