Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gevestigd te Rotterdam,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
37,00(1 punt x tarief € 37,00)
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de besloten vennootschap KEDIN CONSUMENTEN FINANCIERINGEN B.V. (hierna: Kedin) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. Kedin vorderde betaling van € 99,50, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een kredietovereenkomst die buiten de verkoopruimte was gesloten. De kredietovereenkomst betrof een lening van € 238,80, die in 24 maandelijkse termijnen van € 9,95 moest worden terugbetaald. Kedin stelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door de termijnbedragen onbetaald te laten.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Kedin als kredietgever verplicht was om voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst de kredietwaardigheid van de gedaagde te toetsen. Dit is een vereiste volgens artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Kedin heeft echter geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat deze toets is uitgevoerd. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen of Kedin aan haar verplichtingen heeft voldaan.
Op basis van artikel 3:40 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de kantonrechter de kredietovereenkomst ambtshalve vernietigd. Dit betekent dat de gedaagde in beginsel het geleende bedrag zonder rente en kosten moet terugbetalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er nog een bedrag van € 96,67 resteert dat de gedaagde aan Kedin moet terugbetalen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 268,09. Het vonnis is uitgesproken op 13 juli 2021.