ECLI:NL:RBOVE:2021:2981

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
9283822 \ CV EXPL 21-2645
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot realiseren stille woning en kosten dubbele huur in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de gemeente Hardenberg en Vechtdal Wonen. [Eiseres] vorderde onder andere de gemeente en Vechtdal Wonen te veroordelen tot het realiseren van een stille woning, waarbij een tweede geluidsmeting moest plaatsvinden om een bromtoon te lokaliseren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] een verhoogde gevoeligheid heeft voor tonaal geluid en laagfrequente bromtonen, wat haar noodzaakt tot een rustige woonomgeving. Ondanks eerdere afspraken tussen [eiseres] en Vechtdal Wonen over het vinden van een geschikte woning, heeft [eiseres] de aangeboden woning aan [adres 3] niet betrokken vanwege aanhoudende geluidsoverlast. De kantonrechter oordeelde dat de gemeente en Vechtdal Wonen niet verplicht waren om een stille woning te realiseren, en dat de gemaakte afspraken niet de verplichting met zich meebrachten om aan [eiseres] stil woongenot te verschaffen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, evenals haar verzoek om terugbetaling van dubbele huurpenningen, die voor rekening en risico van [eiseres] kwamen. De proceskosten werden aan [eiseres] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9283822 \ CV EXPL 21-2645
Vonnis in kort geding van 23 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. S.M. Carabain-Klomp,
toevoegingsnummers: 2GG9046 en 2GD8341
tegen

1.GEMEENTE HARDENBERG,gevestigd te Hardenberg,

gemachtigde: mr. A.C. Beijering-Beck,
2.
VECHTDAL WONEN,
gevestigd te Ommen,
gemachtigde: mr. W. Boonstra,
gedaagde partijen, hierna te noemen: de gemeente, respectievelijk Vechtdal Wonen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 juni 2021 met producties;
- de brief van 6 juli 2021 van de gemeente houdende het verzoek tot onbevoegd verklaring van de kantonrechter;
- de brief van 6 juli 2021 van Vechtdal Wonen met haar reactie op de brief van de gemeente;
- de brief van 7 juli 2021 van [eiseres] met haar reactie op de brief van de gemeente;
- de brief van 7 juli 2021 met producties van de gemeente;
- de brief van 7 juli 2021 met producties van Vechtdal Wonen;
- de pleitnota van de zijde van [eiseres] ;
- de pleitnota van de zijde van de gemeente;
- de pleitnota van de zijde van Vechtdal Wonen.
1.2.
Op 9 juli 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Ter zitting heeft de kantonrechter het door de gemeente opgeworpen verzoek tot onbevoegd verklaring van de kantonrechter mondeling afgewezen. Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan. De beslissing wordt in dit vonnis opgenomen en toegelicht.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een verhoogde gevoeligheid voor tonaal geluid en laagfrequente bromtonen. Om die reden heeft zij een rustige, prikkelarme woon- en leefomgeving nodig. [eiseres] is sinds 1996 huurder bij Vechtdal Wonen (voorheen De Veste) en bewoonde oorspronkelijk een woning aan [adres 1] . Die woning heeft zij verlaten vanwege bromtonen, die veroorzaakt werden door de vijverpomp en het windorgel van de buren. Sindsdien slaapt [eiseres] bij een vriend in [woonplaats] in de gemeente Hoogeveen.
2.2.
Op 22 februari 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen – onder meer – [eiseres] , de gemeente en Vechtdal Wonen. In dat gesprek zijn afspraken gemaakt om te komen tot een geschikte woning voor [eiseres] . Op 23 oktober 2018 heeft Vechtdal Wonen een brief gestuurd aan de gemeente en [eiseres] . Daarin is onder andere het volgende vermeld:
“(…)
Wij vinden het belangrijk dat mevrouw [eiseres] woont in een woning op een locatie waar zij zich helemaal prettig voelt. Onze doelstelling is dan ook om mevrouw [eiseres] te begeleiden naar een nieuwe, geschikte woning in ons werkgebied. Daar doen wij alles aan wat binnen onze mogelijkheden ligt. Gezien de bijzondere situatie van mevrouw [eiseres] hebben wij ten opzichte van reguliere verhuringen enkele aanvullende afspraken gemaakt.
Afspraken
• Mevrouw [eiseres] moet zelf reageren via [website] op een woning die vrijkomt. Wanneer mevrouw [eiseres] zich heeft aangemeld binnen de gestelde termijn, heeft zij een voorrangspositie;
• Mevrouw [eiseres] krijgt na het verkrijgen van de sleutel één week de gelegenheid om ‘te wennen en te proeven aan de woning’;
• Wij passen geen uitzonderingspositie toe op het meenemen van de huurprijs van de huidige woning naar een andere woning;
• Wanneer een andere eventuele geschikte woning op [website] wordt aangeboden geldt de reguliere toewijzingsprocedure. Voorrang zal in een dergelijke situatie niet gelden. De Veste zal maximaal één woning per keer vrijhouden om ‘te wennen’;
• Op het moment dat mevrouw [eiseres] een andere woning aanvaardt, hebben we in het overname formulier vastgelegd hoe zij haar huidige woning dient achter te laten. Wanneer verhuizing zich voordoet zullen we in overleg afspraken maken hoe we hierin kunnen ondersteunen;
• Wij verzorgen het tuinonderhoud van de huidige woning aan [adres 1] ;
• Wanneer er een woning van Beter Wonen Vechtdal beschikbaar komt op [website] zullen wij hierover met Beter Wonen Vechtdal afstemmen of in dat geval mevrouw [eiseres] ook in aanmerking komt voor een voorrangspositie. Beter Wonen Vechtdal is op de hoogte van deze afspraak.
(…)”
2.3.
Sinds 2015 zijn door Vechtdal Wonen tien woningen aangeboden. [eiseres] heeft ofwel niet gereageerd of deze, om verschillende redenen, afgewezen. Ook heeft Vechtdal Wonen gelegenheid gegeven tot een week ‘proefwonen’. Er worden door de gemeente ook andere oplossingen voorgesteld, zoals een tiny house of een slaapcabine.
2.4.
Op 20 december 2019 stuurt Vechtdal Wonen [eiseres] een brief, waarin onder andere staat:
“In het gesprek dat wij met u hebben gehad voorafgaand aan de proefweek aan [adres 2] hebben we al aangegeven dat het voor ons bijna onmogelijk is om voor u een geschikte woning te vinden. Dit vanwege de hele specifieke eisen die u aan uw woning en woonomgeving stelt. Daarnaast hebben we aangegeven dat we het maatschappelijk gezien niet meer verantwoord vinden dat we een woning aan u verhuren, [adres 1] aangezien deze niet door u bewoond wordt. U heeft nu al geruime tijd (3 jaar) niet meer het hoofdverblijf in uw woning aan [adres 1] terwijl dit wettelijk wel wordt verlangd.
Wij willen met deze brief dan ook terugkomen op de afspraken die wij met u gemaakt hebben zoals deze beschreven zijn in de brief dd. 23 oktober 2018, kenmerk 18.1037. Wij zullen de afspraken zoals die gemaakt zijn nog respecteren tot 1 juli 2020. Dit betekent dat u nog een half jaar de gelegenheid heeft om met de voorwaarden die gesteld zijn een woning te zoeken. Gaat dit niet voor juli 2020 lukken dan vervallen de afspraken. U heeft dan twee opties; u gaat weer terug naar uw woning aan [adres 1] of u zegt de huur van de woning op.”
2.5.
Eind april 2020 herinnert Vechtdal Wonen [eiseres] aan een vrijgekomen woning aan [adres 3] (hierna: de woning). [eiseres] heeft de woning begin mei 2020 bezichtigd en half juni 2020 heeft [eiseres] de gelegenheid gekregen daar een week te ‘proefslapen’. In de woning was echter een bromtoon te horen, waardoor [eiseres] niet in de woning heeft verbleven of geslapen.
2.6.
Op 15 juni 2020 mailt mevrouw [naam] , aanspreekpunt voor [eiseres] bij de gemeente, namens de gemeente het volgende aan [eiseres] :
“ Fijn dat je een goed gevoel hebt bij de woning. Ik heb inmiddels een wmo consulent bereid gevonden om de woning te bekijken. Zij zal je telefonisch benaderen voor een exact tijdstip. Voor wat betreft de buren, ik denk dat als de woning geaccepteerd gaat worden, de woning vanuit aanpassingen wmo toekomst bestendig gemaakt moet worden. Dus sowieso een geluidswerende wand en een geluidsmeting. Het is denk ik ook, voor iemand van de gemeente, niet mogelijk om jouw te beschermen tegen alle omgevingsgeluiden. Waar we voor moeten zorgen is dat je huis zodanig wordt dat de omgevingsgeluiden jou functioneren niet belemmeren.”
2.7.
Op 19 juni 2020 heeft NAA een geluidsmeting in de woning gedaan. De conclusie is dat de bromtoon niet uit de woning zelf komt, maar uit de (koop)woning van de buren afkomstig is. De ophanging van de afzuigkap van de buren is volgens het rapport van NAA waarschijnlijk de oorzaak.
2.8.
Op 23 juni 2020 heeft [eiseres] de woning geaccepteerd. De gemeente heeft vervolgens de afzuigkap in de woning van de buren vervangen. De bromtoon is echter nog aanwezig.
2.9.
Op 14 oktober 2020 heeft [eiseres] , na sommaties door Vechtdal Wonen, de huur van de woning aan [adres 1] opgezegd. De woning aan [adres 3] heeft [eiseres] niet betrokken. Zij woont nog steeds in [woonplaats] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de gemeente te veroordelen:
I. tot nakoming van de gemaakte afspraken om een stille woning te realiseren, waarbij een tweede geluidsmeting door het NAA dient plaats te vinden om de bromtoon te lokaliseren en een oplossing voor de bromtoon te realiseren, alles teneinde een stille woning voor [eiseres] te verkrijgen, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat de gemeente niet aan de verplichting voldoet;
II. in de proceskosten en de nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vechtdal Wonen te veroordelen:
I. tot nakoming van de gemaakte afspraken om een stille woning te realiseren, waarbij een tweede geluidsmeting door het NAA dient plaats te vinden om de bromtoon te lokaliseren en een oplossing voor de bromtoon te realiseren, alles teneinde een stille woning voor [eiseres] te verkrijgen, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Vechtdal Wonen niet aan de verplichting voldoet;
II. tot terugbetaling van de betaling tot dubbele huurpenningen, reeds te waarderen op een bedrag van € 1.258,02, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Vechtdal Wonen niet aan de verplichting voldoet;
III. in de proceskosten en de nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De gemeente en Vechtdal Wonen voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

De vordering
4.1.
Ter zitting heeft [eiseres] desgevraagd aangegeven dat de vordering aldus moet worden verstaan dat van de gemeente, respectievelijk Vechtdal Wonen, nakoming wordt gevorderd van de afspraak om met betrekking tot de woning aan [adres 3] een stille woning te realiseren in die zin dat [eiseres] daar geen tonale hinder ondervindt. [eiseres] wil dat de dwangsom van € 100,00 per dag wordt verbeurd indien de gemeente, respectievelijk Vechtdal Wonen, niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van een tweede geluidsmeting. De kantonrechter zal de vordering dan ook op die manier opvatten.
Spoedeisendheid
4.2.
De gemeente en Vechtdal Wonen hebben de spoedeisendheid van de vordering van [eiseres] betwist. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de vordering. [eiseres] heeft gesteld dat er een medische noodzaak is om de vordering met spoed te behandelen. De situatie zorgt in toenemende mate voor spanningen en stress. Daarnaast kan zij niet wonen in de huurwoning waarvoor zij wel iedere maand huur betaalt. Daarmee heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat er een spoedeisend belang bij de vordering bestaat.
De vordering ten aanzien van de gemeente om een stille woning te realiseren
4.3.
[eiseres] legt aan haar vordering ten aanzien van de gemeente ten grondslag dat de gemeente zowel in het gesprek op 22 februari 2018 als in de e-mail van 15 juni 2020 heeft beloofd om van de woning een stille woning te maken. De gemeente zou zich als medeschuldenaar hebben verbonden aan de verplichting om aan [eiseres] stil woongenot te verschaffen. De afspraken van 22 februari 2018, die zijn vastgelegd in de brief van 23 oktober 2018, betreffen echter geen afspraken tussen [eiseres] en de gemeente. De brief bevat afspraken tussen Vechtdal Wonen (toen nog De Veste) en [eiseres] . Er blijkt niet uit dat de gemeente zich heeft verbonden aan deze afspraken. Als grondslag voor de gestelde verplichtingen van de gemeente kunnen deze afspraken dan ook niet gelden.
4.4.
Een belofte om een stille woning te realiseren, volgt evenmin uit de e-mail van de gemeente van 15 juni 2020. De gemeente geeft aan dat zij [eiseres] wil helpen de woning zodanig in te richten dat de omgevingsgeluiden haar functioneren niet belemmeren. Daarbij maakt de gemeente het voorbehoud dat het niet mogelijk zal zijn om [eiseres] te beschermen tegen alle omgevingsgeluiden. Dit duidt niet op een belofte, maar op een inspanningsverplichting, waaraan de gemeente naar het oordeel van de kantonrechter heeft voldaan. Dat het resultaat niet is bereikt, betekent niet dat de gemeente niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan.
De gemeente geeft ook aan dat, indien [eiseres] de woning accepteert,
vanuit de WMOaanpassingen aan de woning gedaan kunnen worden en de woning dan ‘toekomstbestendig’ gemaakt moet worden. Ook daaruit kan en mag [eiseres] niet afleiden dat de gemeente de verplichting op zich neemt om een stille woning te realiseren. Indien aanpassingen aan de woning nodig zijn, kan dat vanuit de WMO gefaciliteerd worden. [eiseres] kan niet rechtstreeks van de gemeente vragen om een stille woning te realiseren. Dat mocht [eiseres] ook niet van de gemeente verwachten. Dat geldt des te meer omdat de gemeente niet de verhuurder van de woning is. De vordering tot nakoming van afspraken om een stille woning te realiseren zal dan ook worden afgewezen.
De vorderingen ten aanzien van Vechtdal Wonen om een stille woning te realiseren
4.5.
[eiseres] baseert haar vordering ten aanzien van Vechtdal Wonen op de afspraken die in het gesprek van 22 februari 2018 met Vechtdal Wonen zijn gemaakt en die zijn vastgelegd in de brief van 23 oktober 2018.
De kantonrechter is van oordeel dat Vechtdal Wonen niet met [eiseres] is overeengekomen dat Vechtdal Wonen een stille woning zou realiseren. Vechtdal Wonen heeft in de brief met afspraken de verplichting op zich genomen om [eiseres] te begeleiden in haar zoektocht naar een geschikte woning in het werkgebied van Vechtdal Wonen. Daartoe is onder andere met [eiseres] afgesproken dat zij een voorrangspositie heeft bij het reageren op woningen, dat zij de tijd krijgt om te ‘proefslapen’ in een woning (maximaal één woning tegelijk) en dat Vechtdal Wonen indien nodig ook met Beter Wonen Vechtdal kan afstemmen of [eiseres] daar een voorrangspositie kan krijgen.
Aan de gemaakte afspraken heeft Vechtdal Wonen voldaan. Zij heeft zelfs veel meer gedaan. Vechtdal Wonen heeft zich meer dan wie ook ingezet om een huurwoning te vinden die aan de wensen van [eiseres] voldoet. Vechtdal Wonen heeft [eiseres] actief herinnerd aan aangeboden woningen en het ‘proefwonen’ toegestaan. Daarnaast heeft Vechtdal Wonen zich bereid verklaard, en dat is zij nog altijd, om aanpassingen aan de woning toe te staan en daar aan mee te werken. Gelet op de afspraken kan dan ook niet meer van Vechtdal Wonen worden verwacht. Nu [eiseres] een woning heeft geaccepteerd, zijn de overeengekomen verplichtingen door Vechtdal Wonen nagekomen. Daarbij betrekt de kantonrechter ook de omstandigheid dat [eiseres] de woning heeft geaccepteerd zonder voorbehoud, terwijl zij wist dat de bromtoon in die woning aanwezig was. Hoewel er sprake geweest kan zijn van tijdsdruk en druk door de aangekondigde beëindiging van de afspraken door Vechtdal Wonen, is niet voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] de woning tegen haar wil heeft moeten accepteren.
4.6.
Hoewel Vechtdal Wonen inmiddels aan haar verplichtingen had voldaan, heeft zij ook na de acceptatie van de woning nog (onverplicht) hulp geboden aan [eiseres] . Vechtdal Wonen werkte steeds samen met de gemeente en stond (en staat) aanpassingen aan de woning toe. Maar Vechtdal Wonen stelt ook overtuigend dat, mocht een volledig stille woning al bestaan, deze dan niet bestaat in het woningbestand van Vechtdal Wonen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat van Vechtdal Wonen niet meer kan worden verwacht dan zij al heeft gedaan. De vordering tot het realiseren van een stille woning zal worden afgewezen.
Het doen van een tweede geluidsmeting
4.7.
De gemeente en Vechtdal Wonen kunnen niet worden veroordeeld tot nakoming van afspraken om een voor [eiseres] voldoende stille woning te realiseren. Wat betreft de vorderingen tot het doen van een tweede geluidsmeting overweegt de kantonrechter als volgt.
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is, op de hele geschiedenis en op de mate waarin zowel de gemeente als Vechtdal Wonen zich al hebben ingespannen, kan naar voorlopig oordeel van hen niet meer worden gevergd dan zij tot nu toe hebben gedaan. Hoewel het verdrietig is dat [eiseres] zich niet in staat voelt om de woning te bewonen, is de kantonrechter met de gemeente van oordeel dat de bal ten aanzien van die uiteindelijk door haar geaccepteerde woning nu bij [eiseres] ligt. Doordat de (waarschijnlijke) oorzaak buiten de woning ligt, lijkt een (tweede) geluidsmeting in de woning niet op voorhand zinvol. De gemeente heeft [eiseres] gewezen op een onderzoek dat zij zelf kan aanvragen bij de Omgevingsdienst in Zwolle. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. Net als de gemeente heeft ook Vechtdal Wonen aangegeven nog steeds te willen meedenken over oplossingen en eventuele aanpassingen in de woning mogelijk te maken. Die inspanningen kunnen echter niet worden afgedwongen. Ook de vorderingen tot het doen van een tweede geluidsmeting zullen daarom worden afgewezen.
Betaalde huurpenningen
4.8.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Dat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat een bodemrechter, wanneer deze later in een bodemprocedure over deze vordering zal moeten oordelen, de vordering zal toewijzen. De kantonrechter is van oordeel dat de kosten van de dubbele huur voor rekening en risico van [eiseres] komen. [eiseres] heeft haar nieuwe woning geaccepteerd in juni 2020. Zij heeft de huur van haar oude woning pas in oktober 2020, na aanmaning door Vechtdal Wonen, opgezegd. Zoals hiervoor is overwogen, is niet aannemelijk geworden dat zij de nieuwe woning tegen haar wil heeft geaccepteerd. Van wanprestatie of onrechtmatige daad door Vechtdal Wonen is niet gebleken. Daarnaast is onweersproken gebleven dat de gemeente onverplicht zelfs een deel van de huurlasten van de nieuwe woning heeft vergoed. Het is daarom niet waarschijnlijk dat een bodemrechter de vordering tot betaling van de dubbel betaalde huurpenningen zal toewijzen. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Conclusie
4.9.
Gelet op het bovenstaande is niet aannemelijk geworden dat de bodemrechter in een eventuele bodemprocedure de vorderingen van [eiseres] zou toewijzen. Daarom zullen zowel de vorderingen ten aanzien van de gemeente als de vorderingen ten aanzien van Vechtdal Wonen worden afgewezen.
Proceskosten
4.10.
[eiseres] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten betalen. Zowel aan de zijde van de gemeente als aan de zijde van Vechtdal Wonen worden deze kosten begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.11.
De nakosten, waarvan de gemeente en Vechtdal Wonen betaling hebben gevorderd, worden begroot op € 124,00 (½ punt liquidatietarief met een maximum van € 124,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
ten aanzien van de gemeente
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 747,00, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de nakosten aan de zijde van de gemeente, begroot op
€ 124,00;
ten aanzien van Vechtdal Wonen
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de Vechtdal Wonen begroot op € 747,00, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [eiseres] in de nakosten aan de zijde van Vechtdal Wonen, begroot op € 124,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2021. (SB)