ECLI:NL:RBOVE:2021:2993

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/08/257926 / HA ZA 20-483
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de informatieplicht in een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Klaverblad Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. en [X] betreffende een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Klaverblad vorderde terugbetaling van eerder uitgekeerde uitkeringen op grond van de stelling dat [X] haar informatieplicht had geschonden door onjuiste informatie te verstrekken over haar bedrijfsactiviteiten en financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat [X] opzettelijk had geprobeerd Klaverblad te misleiden door te verklaren dat haar onderneming goed liep, terwijl deze al per 1 maart 2016 was gestopt vanwege financiële problemen. De rechtbank concludeerde dat [X] de informatieplicht van artikel 7:941 lid 2 BW had geschonden, wat leidde tot het verval van haar recht op uitkering. Klaverblad werd in het gelijk gesteld en [X] werd veroordeeld tot terugbetaling van de ontvangen uitkeringen, alsook tot vergoeding van de door Klaverblad geleden schade. De rechtbank wees de vorderingen van [X] in reconventie af, waarbij zij ook in de proceskosten werd veroordeeld.

De zaak benadrukt het belang van de informatieplicht in verzekeringsrelaties en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek toegepast en de feiten zorgvuldig gewogen, waarbij de opzet tot misleiding van [X] doorslaggevend was voor de uitspraak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/257926 / HA ZA 20-483
Vonnis van 21 juli 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
KLAVERBLAD SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.E. Beens te Leusden,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.G. Ruis te Meppel.
Partijen zullen hierna Klaverblad en [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 februari 2021 en de daarin genoemde processtukken
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de nogmaals ingediende productie 2 van de zijde van Klaverblad
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 mei 2021 en de daaraan gehechte pleitnota van mr. Ruis.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] exploiteerde vanaf 2010 een horecaonderneming in Zwolle. Zij heeft in het voorjaar van 2015 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Klaverblad (hierna te noemen: de verzekering). In de polisvoorwaarden die op die verzekering van toepassing zijn, staat voor zover van belang het volgende vermeld:
Artikel 5 Verplichtingen bij arbeidsongeschiktheid
(…)
2. Voor u gelden de volgende verplichtingen:
a. U moet alles doen om beter te worden. U moet zich meteen laten behandelen door een arts.
b. U moet meewerken om de claim zo snel en zo goed mogelijk af te wikkelen. Dit houdt in dat u onder andere het volgende moet doen.
(…)
 U moet met ons overleggen als u wilt stoppen met het beroep waarvoor wij u verzekeren.
(…)
4. Houdt u, de verzekeringnemer of de belanghebbende zich niet aan de verplichtingen die in lid 1, 2 en 3 staan, dan kunnen wij daar nadeel van hebben. Wij kunnen dan de uitkering weigeren of verminderen. Ook kunnen wij uitkeringen die wij al hebben gedaan en extra kosten die wij hebben gemaakt terugvorderen.
(…)
Artikel 11 Uitkering
(…)
4. a. De uitkering stopt op een van de volgende momenten.
(…)
 Op de dag dat de verzekering stopt.
(…)
Artikel 13 Veranderingen rond uw eigen werk
1. U en de verzekeringnemer moeten de volgende belangrijke veranderingen zo snel mogelijk aan ons vertellen.
a. U, de verzekeringnemer of het bedrijf waar u werkt (…) is failliet.
b. U of de verzekeringnemer heeft geen financieel belang meer bij uw eigen werk.
c. U stopt met uw eigen werk of uw bedrijf.
(…)
3. Als een van de veranderingen van lid 1 of 2 zich voordoet, dan beslissen wij of wij u in de nieuwe situatie nog willen verzekeren. (…)
4. Wij passen uw verzekering niet aan en wij stoppen uw verzekering niet als de verandering alleen komt doordat u arbeidsongeschikt bent en de verzekeringnemer daarvoor van ons een uitkering krijgt.
5. a. Als u of de verzekeringnemer een belangrijke verandering niet aan ons vertelt, dan krijgt de verzekeringnemer bij arbeidsongeschiktheid misschien minder of geen uitkering. Er gelden dan de volgende regels:
 Als wij uw arbeidsongeschiktheid na de verandering niet meer zouden verzekeren, dan krijgt de verzekeringnemer geen uitkering.
(…)
c. Als u of de verzekeringnemer ons een belangrijke verandering niet vertelt, dan kunnen wij de verzekering stoppen.
(…)
Artikel 15 Stoppen van de verzekering
(…)
4. Wij mogen de verzekering zonder opzegtermijn stoppen als de premie niet op tijd is betaald en bij fraude.
(…)
Artikel 17 Verzekeringsfraude
(…)
2. Bij verzekeringsfraude bestaat er geen recht op uitkering. Bij verzekeringsfraude kunnen wij ook het volgende doen.
 Onze kosten bij u of de verzekeringnemer in rekening brengen.
 Een uitkering terugvorderen.
 Uw verzekeringen of die van de verzekeringnemer stoppen.
(…)
2.2.
[X] heeft vanwege psychische klachten op 29 februari 2016 telefonisch bij Klaverblad een beroep gedaan op de verzekering. Op 4 maart 2016 heeft zij vervolgens een ‘aangifteformulier schade door ziekte en/of ongeval’ ingevuld.
2.3.
In een gesprek met een door Klaverblad ingeschakelde arbeidsdeskundige op 16 maart 2016 heeft [X] , althans haar vader namens haar, verklaard dat haar onderneming goed loopt en dat er geen financiële problemen zijn, alsmede dat de zussen van [X] haar taken in het bedrijf overnemen.
2.4.
[X] heeft vanaf half maart 2016 een uitkering van Klaverblad ontvangen, op basis van volledige arbeidsongeschiktheid per 15 februari 2016.
2.5.
De onderneming van [X] is op 28 februari 2017 failliet verklaard. In het openbaar faillissementsverslag van 31 oktober 2017 staat onder meer vermeld:
Oorzaak faillissement
(…)
Mevrouw [X] geeft aan dat zij de onderneming lastig rendabel heeft gekregen en dat werd verergerd doordat op enig moment meer horecazaken in de nacht opengingen. Daardoor werd de concurrentie groot en kwam de onderneming in liquiditeitsproblemen te verkeren. Eind 2015/begin 2016 liepen de liquiditeitsproblemen op en heeft de belastingdienst bodembeslag doen leggen. Vervolgens zou een deel van de activa zijn verkocht en heeft de verhuurder vanwege een huurachterstand de huurovereenkomst beëindigd. Hierdoor zijn de activiteiten van de onderneming per 1 maart 2016 geëindigd.
Vanwege privéomstandigheden en omdat de integrale schuldenlast nog niet volledig duidelijk was heeft mevrouw [X] in 2016 niet het faillissement van curanda aangevraagd.
Uiteindelijk heeft zij dat in februari 2017 alsnog gedaan.
2.6.
In een gesprek tussen een gecertificeerd register arbeidsdeskundige en [X] en haar vader op 12 april 2019 heeft [X] verklaard dat zij wekelijks gesprekken voert met een psychiater en dagelijks telefonisch contact heeft met die psychiater.
2.7.
Op 2 juli 2019 heeft de betreffende psychiater schriftelijk aan Klaverblad laten weten dat zij op 28 november 2018 nog eenmaal contact heeft gehad met [X] en daarna niets meer van haar heeft vernomen.
2.8.
In een telefoongesprek met Klaverblad op 17 oktober 2019 heeft de psychiater bevestigd dat [X] de behandelingen per 17 september 2019 heeft hervat en kenbaar gemaakt dat zij sindsdien nog drie keer contact met haar heeft gehad, dat het [X] niet altijd lukt om te komen en dat het niet goed met haar gaat.
2.9.
In een gesprek op 17 oktober 2019, waarbij [X] deels aanwezig was, heeft het door Klaverblad ingeschakelde onderzoeks- en adviesbureau [A] (de vader van) [X] de hiervoor in r.o. 2.3 genoemde verklaringen voorgehouden, waarna de vader van [X] heeft verklaard dat die verklaringen kloppen. Daarna is ook het hiervoor onder r.o. 2.5 geciteerde gedeelte van het faillissementsverslag voorgelezen. Daarover staat in het verslag van het gesprek van 17 oktober 2019 vermeld:
De [vader] bevestigt alle genoemde zaken en redenen die staan vermeld. Hij stelt echter dat het niet zo kan zijn dat de dag na de ziekmelding de activiteiten zijn geëindigd.
2.10.
Bij brief van 10 december 2019 heeft Klaverblad aan [X] kenbaar gemaakt dat zij de verzekering per direct beëindigt en heeft zij de reeds aan [X] uitgekeerde bedragen teruggevorderd, alsmede aanspraak gemaakt op schadevergoeding.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie

3.1.
Klaverblad vordert in conventie veroordeling van [X] tot betaling van een bedrag van € 61.157,05 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente en met een bedrag van € 1.386,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Klaverblad legt aan deze vorderingen – kort samengevat – het navolgende ten grondslag. [X] heeft door een onjuiste voorstelling van zaken te geven geprobeerd een uitkering te krijgen waar geen recht op was als Klaverblad op de hoogte was geweest van de werkelijke situatie. Aldus heeft zij haar informatieplicht van artikel 7:941 lid 2 BW geschonden, alsmede in strijd met de verzekeringsovereenkomst en onrechtmatig jegens Klaverblad gehandeld. In verband hiermee is op grond van artikel 7:941 lid 5 BW het recht op uitkering vervallen en dient [X] de reeds aan haar betaalde uitkeringen terug te betalen. Klaverblad heeft door toedoen van [X] bovendien nog andere schade geleden, die [X] dient te vergoeden.
3.3.
[X] voert verweer, dat er in de kern op neerkomt dat Klaverblad de uitkering uit hoofde van de verzekering ten onrechte heeft gestaakt. [X] vordert daarom in reconventie een verklaring voor recht dat zij vanaf medio februari 2016 en ook thans nog volledig arbeidsongeschikt moet worden geoordeeld en dat Klaverblad ten onrechte de uitkeringen onder de verzekering heeft gestaakt. Ook vordert [X] veroordeling van Klaverblad om aan haar alle uitkeringen te voldoen die haar sinds 16 december 2019 toekwamen en om de aan haar toekomende arbeidsongeschiktheidsuitkering te blijven voldoen, met veroordeling van Klaverblad in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten indien Klaverblad niet binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis daaraan vrijwillig en volledig voldoet.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De kernvraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of [X] de op haar rustende informatieplicht van artikel 7:941 lid 2 BW heeft geschonden en zo ja, of dit op grond van artikel 7:941 lid 5 BW het verval van de verzekeringsuitkering tot gevolg moet hebben. Anders dan [X] meent, is tussen partijen niet in geschil dat zij arbeidsongeschikt is geraakt, zodat het in dit kader aangevoerde verweer van [X]
geen bespreking behoeft.
4.2.
Artikel 7:941 lid 5 BW bepaalt dat het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover de misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Op grond van lid 2 van dit artikel is de verzekeringnemer verplicht de verzekeraar binnen redelijke termijn alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor de verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
Schending informatieplicht?
4.3.
Klaverblad betoogt dat [X] bewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven omtrent het staken van haar bedrijfsactiviteiten en de financiële gezondheid van haar bedrijf. Zij voert daartoe aan dat [X] op 29 februari en 4 maart 2016 niet aan Klaverblad heeft gemeld dat zij met haar bedrijf zou stoppen, althans gestopt was en op 16 maart 2016 en 17 oktober 2019 heeft verklaard, althans namens haar heeft laten verklaren, dat haar bedrijf op 16 maart 2016 goed liep, dat er op dat moment geen financiële problemen waren en dat haar zussen de bedrijfsvoering voor hun rekening hadden genomen. Klaverblad beroept zich in dit kader op het faillissementsverslag, waarin vermeld staat dat langere tijd sprake was van liquiditeitsproblemen en dat de activiteiten van de onderneming in verband met die problemen al per 1 maart 2016 zijn gestaakt, zijnde een dag na de telefonische melding van [X] omtrent haar arbeidsongeschiktheid. Volgens Klaverblad had [X] het staken van de onderneming op grond van artikel 13 lid 1 sub b en c van de polisvoorwaarden moeten melden en was Klaverblad indien zij op de hoogte was geweest van de ware stand van zaken geen uitkering aan [X] gestart, maar had zij de polis van [X] vanwege het ontbreken van een verzekerbaar belang beëindigd. Klaverblad verwijst wat dit betreft naar artikel 13 lid 5 sub a en/of artikel 11 lid 4 sub a en artikel 15 lid 4 van de polisvoorwaarden.
Klaverblad betoogt ook dat [X] en haar vader in strijd met de waarheid hebben verklaard over de medische behandeling van [X] , door te verklaren dat zij wekelijks gesprekken voerde met en dagelijks contact had met haar psychiater, terwijl uit de door de psychiater aan Klaverblad verstrekte informatie blijkt dat dit niet het geval was.
4.4.
De rechtbank constateert dat Klaverblad niet heeft toegelicht op grond waarvan moet worden aangenomen dat [X] met haar onjuiste verklaringen omtrent haar bezoek aan en contact met haar psychiater de opzet heeft gehad Klaverblad te misleiden. Alleen al om die reden gaat de rechtbank voorbij aan het standpunt van Klaverblad dat [X] en haar vader onwaar hebben verklaard over de medische behandeling van [X] .
4.5.
Wat betreft de door Klaverblad gestelde onjuiste verklaringen omtrent het staken van de bedrijfsactiviteiten en de financiële gezondheid van het bedrijf van [X] betwist [X] dat haar bedrijf per 1 maart 2016 is gestaakt en stelt zij zich op het standpunt dat haar zussen de onderneming voor een aantal maanden hebben voortgezet. [X] heeft dit standpunt echter onvoldoende toegelicht en niet met bewijsstukken onderbouwd, terwijl dat wel van haar verwacht had mogen worden, zeker omdat Klaverblad [X] al meerdere keren om die toelichting en onderbouwing heeft gevraagd. Mede ook gelet op het feit dat [X] in de onderhavige procedure de hiervoor in r.o. 2.5 weergegeven inhoud van het faillissementsverslag betwist, terwijl haar vader in het gesprek van 17 oktober 2019 de juistheid van die inhoud heeft bevestigd, is de rechtbank dan ook van oordeel dat [X] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de activiteiten van haar bedrijf vanwege financiële problemen per 1 maart 2016 zijn gestaakt. De rechtbank gaat daarom aan die betwisting voorbij. Dit betekent dat ervan wordt uitgegaan dat [X] inderdaad per 1 maart 2016 als gevolg van de financiële problemen met haar bedrijf is gestopt, zoals in het faillissementsverslag vermeld staat.
4.6.
[X] heeft bij Klaverblad alleen gemeld dat zij arbeidsongeschikt was en daarom voorlopig niet kon werken, maar niet dat zij per 1 maart 2016 vanwege de in het faillissementsverslag genoemde veel eerder ontstane financiële problemen – die haar dus bekend moeten zijn geweest – met haar bedrijf zou stoppen of inmiddels was gestopt. Dit terwijl zij op grond van artikel 13 lid 1 sub c van de polisvoorwaarden wel verplicht was die informatie met Klaverblad te delen, waarna Klaverblad op grond van het derde lid van dat artikel een beslissing zou hebben genomen of zij de verzekering al dan niet onder dezelfde voorwaarden wilde voortzetten. [X] betoogt dat het voor haar recht op een verzekeringsuitkering niet relevant is wanneer de bedrijfsactiviteiten zijn gestaakt, aangezien zij zich persoonlijk tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd heeft en dat Klaverblad op grond van lid 4 van artikel 13 van de polisvoorwaarden niet tot een aanpassing van de verzekering of het stopzetten daarvan zou hebben mogen overgaan. Dit standpunt is echter niet houdbaar. De relevantie van de betreffende informatie vloeit reeds voort uit de polisvoorwaarden en Klaverblad heeft deze nader toegelicht door erop te wijzen dat [X] zich slechts heeft verzekerd tegen inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid en niet tegen inkomensverlies als gevolg van een andere oorzaak, zoals bijvoorbeeld een bedrijfsbeëindiging. De informatie over de bedrijfsbeëindiging was derhalve relevant om de uitkeringsplicht van Klaverblad te kunnen beoordelen en [X] had die informatie dan ook met Klaverblad moeten delen. Wat betreft het beroep op artikel 13 lid 4 van de polisvoorwaarden geldt dat geen sprake is van een in die bepaling bedoelde situatie, nu uit hetgeen hiervoor onder r.o. 4.5 is overwogen volgt dat de verandering die [X] had moeten melden niet alleen door haar arbeidsongeschiktheid werd veroorzaakt.
De conclusie is dan ook dat [X] de informatieplicht van artikel 7:941 lid 2 BW heeft geschonden.
Opzet tot misleiding?4.7. De vraag is vervolgens of [X] met het niet nakomen van haar informatieplicht opzet heeft gehad Klaverblad te misleiden. In dit kader wordt vooropgesteld dat voor de betekenis van de in artikel 7:941 lid 5 BW bedoelde opzet tot misleiding aangesloten kan worden bij de betekenis van de in artikel 7:930 lid 5 BW omschreven opzet tot misleiding (Hoge Raad, 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:311). In zijn uitspraak van 25 maart 2016 heeft de Hoge Raad de woorden ‘met het opzet de verzekeraar te misleiden’ in laatstgenoemde bepaling aldus uitgelegd dat het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer niet aan zijn in artikel 7:928 BW bedoelde mededelingsplicht heeft voldaan met de bedoeling de verzekeraar ertoe te bewegen een overeenkomst aan te gaan die hij anders niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. De Hoge Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat artikel 7:930 BW aan schending van de daarin bedoelde mededelingsplicht, in afwijking van het tevoren geldende recht, als uitgangspunt de consequentie verbindt van een proportionele vermindering van het recht op en de plicht tot uitkering, en slechts in een bijzonder geval algeheel verval van de uitkeringsplicht. Voorts is in aanmerking genomen dat de wetgever in de parlementaire geschiedenis bij artikel 7:928 BW over de betekenis van het begrip ‘opzet de verzekeraar te misleiden’ heeft opgemerkt dat daaronder moet worden verstaan het opzet de verzekeraar te bewegen een overeenkomst aan te gaan die hij anders in het geheel niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Het voorgaande brengt mee dat bij de beantwoording van de vraag of de verzekeringnemer met de schending van de in artikel 7:941 lid 2 BW bedoelde informatieplicht het opzet heeft gehad de verzekeraar te misleiden, dient te worden onderzocht of daarbij de bedoeling heeft voorgezeten de verzekeraar te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die hij zonder die schending niet zou hebben verstrekt.
4.8.
In het onderhavige geval heeft [X] niet alleen bij het melden van haar arbeidsongeschiktheid verzuimd aan Klaverblad door te geven dat zij per 1 maart 2016 hoe dan ook als gevolg van de financiële problemen met haar bedrijf zou stoppen/was gestopt, ook heeft zij in het gesprek met de door Klaverblad ingeschakelde arbeidsdeskundige op 16 maart 2016 in strijd met de waarheid verklaard, althans laten verklaren, dat het bedrijf nog bestond en goed liep. [X] , althans haar vader die namens haar het woord voerde, heeft bovendien jaren later, namelijk in het gesprek van 17 oktober 2019, volgehouden dat laatstgenoemde verklaring juist was. Gelet op de betreffende leugen en het jarenlang volharden daarin moet het er naar het oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat [X] met het schenden van de informatieplicht van artikel 7:941 lid 2 BW inderdaad de bedoeling heeft gehad Klaverblad te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die zij zonder die schending niet zou hebben verstrekt en dat zij dus de opzet heeft gehad Klaverblad te misleiden. Het feit dat het hier (deels) gaat om mededelingen van de vader van [X] maakt dit niet anders, nu [X] zelf betoogt dat haar vader haar belangen behartigde. [X] was bovendien zelf (deels) aanwezig bij de gesprekken van 16 maart 2016 en 17 oktober 2019 en heeft er door haar vader voor haar het woord te laten voeren toen voor gekozen de uitspraken van haar vader voor haar rekening te nemen.
4.9.
Nu sprake is geweest van opzettelijke misleiding en [X] geen beroep heeft gedaan op de in artikel 7:941 lid 5 BW genoemde uitzondering, is haar recht op uitkering komen te vervallen en kan Klaverblad op grond van artikel 17 lid 2 van de polisvoorwaarden de aan [X] betaalde uitkeringen terugvorderen. [X] dient die uitkeringen dus aan Klaverblad terug te betalen. Volgens Klaverblad betreft dit een bedrag van € 52.862,34, welk bedrag zij naar het oordeel van de rechtbank met het overleggen van productie 19 voldoende heeft onderbouwd. Dit deel van de door Klaverblad gevorderde hoofdsom zal dus worden toegewezen.
4.10.
Aangezien sprake is geweest van verzekeringsfraude, dient [X] ook op grond van wanprestatie, althans onrechtmatigde daad, de schade te vergoeden die Klaverblad als gevolg daarvan heeft geleden. Volgens Klaverblad bestaat deze schade uit een bedrag van
€ 5.766,22 aan kosten voor geneeskundige adviezen, een bedrag van € 1.996,50 aan kosten van onderzoeks- en adviesbureau [A] en een bedrag van € 532,00 aan indirecte vermogensschade, bestaande uit de in redelijkheid door Klaverblad minimaal gemaakte kosten vanaf het moment van het constateren van het vermoeden van fraude tot en met de afhandeling van het dossier. De rechtbank constateert dat Klaverblad de betreffende schade voldoende heeft onderbouwd, terwijl [X] geen concreet verweer tegen die kosten heeft gevoerd. Het resterende deel van de door Klaverblad gevorderde hoofdsom is dus eveneens toewijsbaar.
4.11.
In verband met de vertraging in de betaling, zal de door Klaverblad gevorderde rente ook worden toegewezen, en wel vanaf 9 maart 2020.
4.12.
De door Klaverblad gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.386,00 acht de rechtbank tot slot eveneens toewijsbaar.
4.13.
[X] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in conventie te worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Klaverblad begroot op:
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.375,09
in reconventie
4.14.
Uit hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, volgt dat de vorderingen van [X] in reconventie niet kunnen worden toegewezen.
4.15.
[X] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in reconventie te worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Klaverblad begroot op een bedrag van € 721,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 721,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [X] om aan Klaverblad te betalen een bedrag van € 62.543,05, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 61.157,05 met ingang van 9 maart 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Klaverblad tot op heden begroot op € 4.375,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [X] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Klaverblad tot op heden begroot op € 721,00;
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.