ECLI:NL:RBOVE:2021:2995

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
8773702 \ CV EXPL 20-3969
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kantonzaak over ontbinding van een overeenkomst en verbrekingsvergoeding tussen een online mediabedrijf en een eenmanszaak

In deze kantonzaak heeft Proximedia Nederland B.V. (hierna: Proximedia) een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die diensten heeft afgenomen op basis van een overeenkomst van twee jaar. Proximedia heeft de overeenkomst ontbonden wegens niet-betaling en vordert een verbrekingsvergoeding die bestaat uit alle resterende betaaltermijnen. De kantonrechter oordeelt dat het vorderen van deze verbrekingsvergoeding in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, op basis van artikel 6:248 BW. De procedure begon met een dagvaarding op 2 september 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 maart 2021. Tijdens deze behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Proximedia heeft gesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen, terwijl [gedaagde] aanvoert dat de overeenkomst onder dwaling of bedrog tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake was van dwaling of bedrog. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] gehouden is om de openstaande facturen van € 919,60 te betalen, maar heeft de vordering tot verbrekingsvergoeding van € 3.500,- afgewezen, omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Daarnaast is Proximedia veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 137,94. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8773702 \ CV EXPL 20-3969
Vonnis van 4 mei 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROXIMEDIA NEDERLAND B.V. h.o.d.n. BeUp en MKB ClickService,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eisende partij, hierna te noemen
Proximedia,
gemachtigde: mr. R. Erkelens,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. [X] ,wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen
[gedaagde],
zonder gemachtigde procederend.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 september 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis 15 december 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de aanvullende producties 22 tot en met 25 van Proximedia.
1.2.
Op 25 maart 2021 heeft de mondelinge behandeling via een online verbinding plaatsgevonden. Proximedia is verschenen, vertegenwoordigd door [A] (manager klantrelaties) en vergezeld door haar gemachtigde. [gedaagde] is ook verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Proximedia is een online mediabedrijf dat op internet gebaseerde producten en diensten aanbiedt.
2.2.
Op 6 september 2019 hebben partijen met elkaar een overeenkomst gesloten met betrekking tot het verlenen van diensten gerelateerd aan het internet. Daarbij ging het om:
  • het ontwikkelen van zogeheten landingspagina's, oftewel van een mini-website met maximaal 5 pagina's;
  • het leveren van call tracking, oftewel de mogelijkheid om via een op de website vermeld speciaal telefoonnummer oproepen te ontvangen; en
  • Search Engine Advertising (SEA), oftewel het opzetten van een advertentiecampagne met behulp van Google AdWords.
Deze overeenkomst is aangegaan voor een termijn van 24 maanden. De voor [gedaagde] uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting bestond, naast een eenmalig bedrag van € 90,- aan dossierkosten, uit een maandelijkse bijdrage van € 175,00 en € 15,00 adverteerbudget per maand (exclusief btw).
2.3.
Artikel 8.3. van de overeenkomst luidt als volgt:
“In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van MKB ClickService[lees: Proximedia; verduidelijking kantonrechter]
in de nakoming van haar verbintenis, zijn alle vorderingen uit hoofde van de overeenkomst, zowel de op dat moment als in de toekomst opeisbare maandelijkse bijdragen, onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar.”
2.4.
Op 7 oktober 2019 heeft Proximedia voor [gedaagde] een domeinnaam geregistreerd en een e-mailadres aangemaakt. Proximedia heeft vervolgens de hiervoor genoemde landingspagina’s en call tracking ontwikkeld en zij heeft voor [gedaagde] bedoelde SEA campagne aangemaakt bij Google AdWords.
2.5.
Op 14 oktober 2019 heeft Proximedia de landingspagina’s online gezet zonder medeweten en instemming van [gedaagde] . Op diezelfde dag heeft [gedaagde] haar ongenoegen hierover geuit en heeft zij Proximedia laten weten dat het niet de bedoeling is dat een van haar concurrenten op haar webpagina wordt genoemd. Volgens [gedaagde] bevatten de webpagina’s ook tekstuele fouten en waren de foto’s op de webpagina niet scherp. Hierop heeft Proximedia de website offline gehaald en heeft zij [gedaagde] verzocht om tekstuele wijzigingen en overige aanpassingen.
2.6.
Bij e-mail van 5 november 2019 heeft Proximedia aan [gedaagde] meegedeeld dat de teksten zijn herschreven en heeft zij [gedaagde] een link gestuurd waarop een voorbeeldversie van de webpagina te zien was.
2.7.
Bij e-mail van 6 november 2019 heeft [gedaagde] Proximedia het volgende laten weten:
“(…)Heel vervelend dit maar is er ook een afdeling om de mogelijkheden om de koopovereenkomst te ontbinden? De resultaten zijn verre van de verwachting die is geschept tijdens het verkoopproces.
Uiteindelijk ben ik al een dikke € 200 kwijt en heb ik nog totaal niks bereikt, alleen dat het mijzelf tijd en energie heeft gekost. Het zou mij extra’s bieden, het biedt mij momenteel alleen extra werk en zorg.(…)”
2.8.
Bij e-mail van 8 november 2019 heeft [gedaagde] aan Proximedia het volgende geschreven:
“(…)Zoals ik aangaf in mijn mail naar [B] is de website verre van goed/mooi.Er staan teksten op waarin mijn concurrent wordt genoemd, als jullie dan zo de specialist zijn dan ga ik er vanuit dat jullie zelf wel na kunnen gaan dat je die naam niet gaat vermelden op mijn website.
Aan de teksten lees je gewoon dat jullie helemaal niet begrijpen wat ik precies doe of aanbied terwijl er werd gezegd alles is duidelijk we hebben een goed beeld. Gevoelsmatig voor mij worden er woorden in een generator gedrukt waar dan een standaard verhaaltje uit komt vallen. Daarnaast foto’s van slechte kwaliteit die jullie er gewoon op plaatsen daarna stuur ik scherpe foto’s op en wordt de boel maar achter elkaar geplakt niet kijkend of het past en staat.
Al met al heb ik nu al een dikke rekening gehad en heeft het mij alleen nog maar een hoop tijd en energie gekost i.p.v. dat het mij wat oplevert!Het is mij allemaal veel mooier en professioneler geschetst dan dat het daadwerkelijk is.Ik wil hier dan ook nog zo min mogelijk tijd aan kwijt en spoedig tot een oplossing komen.(…)”
2.9.
Bij brief van 31 januari 2020 heeft Proximedia aan [gedaagde] het volgende meegedeeld:

Wij stellen vast dat u ondanks diverse betalingsherinneringen nog steeds geen medewerking verleent en dat u uw factuur onbetaald laat. U laat ons geen andere mogelijkheid dan de ontbinding van onze overeenkomst in uw nadeel conform artikel 8.”
2.10.
Bij exploot van 4 maart 2020 heeft Proximedia [gedaagde] gesommeerd om – onder meer – te betalen de facturen tot en met 5 januari 2020 en de nadien resterende maandtermijnen (20 maanden) van de overeenkomst ter hoogte van € 3.500,-. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Proximedia vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 5.132,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.419,60 vanaf 26 augustus 2020, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de volledige betaling en de proceskosten. Het bedrag van € 5.132,25 bestaat uit:
  • € 919,60 aan facturen, die betrekking hebben op de periode vanaf de aanvang van de overeenkomst tot en met 5 januari 2020;
  • € 3.500,- aan verbrekingsvergoeding (bestaande uit de termijnbedragen van de resterende 20 maanden van de overeenkomst);
  • € 662,94 aan buitengerechtelijke incassokosten; en
  • € 49,71 aan rente, berekend tot 26 augustus 2020.
3.2.
Proximedia legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde] heeft, ondanks herhaalde sommatie, de facturen niet betaald. Vanwege de tekortkoming van [gedaagde] in haar betalingsverplichting heeft Proximedia met verwijzing naar artikel 8.3 van de overeenkomst een verbrekingsvergoeding bij [gedaagde] in rekening gebracht.
3.3.
Het door [gedaagde] gevoerde verweer komt erop neer dat de overeenkomst met Proximedia onder invloed van dwaling of bedrog tot stand is gekomen en zij daaraan niet kan worden gehouden. Verder is het Proximedia geweest die toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] heeft dan ook begin november 2019 de overeenkomst ontbonden. De ontbinding heeft als gevolg dat [gedaagde] de door Proximedia gevorderde facturen en resterende maandtermijnen van het contract niet hoeft te betalen, aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] kan zij hoe dan ook niet gehouden worden te betalen voor alle contractstermijnen terwijl zij na de eerste maand al heeft opgezegd, omdat dat onaanvaardbaar is.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] de facturen van Proximedia moet betalen. Het gaat om facturen die betrekking hebben op de periode vanaf de aanvang van het contract tot en met 5 januari 2020 enerzijds, en om de facturen die betrekking hebben op de periode van 20 maanden na 5 februari 2020 – door Proximedia de “verbrekingsvergoeding” genoemd – anderzijds.
geen dwaling of bedrog
4.2.
[gedaagde] heeft gesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Bij een geslaagd beroep op dwaling is vereist dat [gedaagde] de overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zou hebben gesloten als zij een juiste voorstelling van zaken had. In dit verband is [gedaagde] er niet in geslaagd haar beroep op dwaling handen en voeten te geven. [gedaagde] heeft nagelaten concreet te stellen en te onderbouwen op basis van welke inlichtingen van Proximedia zij een verkeerde voorstelling van zaken heeft gekregen over de inhoud van de overeenkomst, of dat Proximedia, wetende dat [gedaagde] in dwaling verkeerde, haar had behoren in te lichten (artikel 6:228 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.3.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat (de vertegenwoordiger van) Proximedia voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een erg rooskleurig beeld van de effectiviteit van de dienstverlening heeft voorgespiegeld. Volgens [gedaagde] heeft Proximedia haar voorgelogen en heeft de samenwerking met Proximedia haar niets opgeleverd. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] zich beroept op bedrog in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW. Voor het aanwezig achten van bedrog is vereist dat Proximedia [gedaagde] tot het sluiten van de overeenkomst heeft bewogen door middel van een opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling of verzwijging. Verkooppraatjes in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op. [gedaagde] heeft, tegenover de betwisting door Proximedia, niet gesteld op welke concrete mededelingen dan wel verzwijgingen van Proximedia haar beroep op bedrog is gebaseerd. Geoordeeld wordt dus dat [gedaagde] ook haar stelling dat de overeenkomst onder invloed van bedrog tot stand is gekomen onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.4.
Dat sprake is geweest van dwaling of bedrog is dus niet komen vast te staan.
facturen tot en met 5 januari 2020
4.5.
Op 6 en 8 november 2019 (zie de rechtsoverwegingen 2.7. en 2.8. hierboven) heeft [gedaagde] aan Proximedia laten weten dat zij niet tevreden is over de door Proximedia geleverde prestaties. Daarbij vraagt [gedaagde] naar mogelijkheden om de overeenkomst te ontbinden. Om tot ontbinding van een overeenkomst in de zin van artikel 6:265 BW over te kunnen gaan, is nodig dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst en dat Proximedia in verzuim is. Er is sprake van verzuim op het moment dat Proximedia door [gedaagde] in gebreke zou zijn gesteld bij een schriftelijke aanmaning, waarbij Proximedia een redelijke termijn voor nakoming is gesteld en nakoming binnen de gestelde termijn uitblijft (artikel 6:82 BW). De kantonrechter overweegt dat niet is gebleken dat [gedaagde] Proximedia schriftelijk in gebreke heeft gesteld, ook niet nadat Proximedia meerdere malen heeft gevraagd waar [gedaagde] specifiek ontevreden over was. [gedaagde] heeft de overeenkomst in plaats daarvan gelijk willen ontbinden, zonder Proximedia de kans te geven alsnog na te komen. [gedaagde] heeft zich tegenover Proximedia slechts beperkt tot het bestempelen van de door Proximedia voorgestelde teksten als beneden de maat. Als Proximedia dus al is tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst, dan is dus geen sprake van verzuim van Proximedia. [gedaagde] heeft dan ook geen grond om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er voor [gedaagde] geen goede reden was om de openstaande facturen van Proximedia over deze periode niet te betalen. Vanwege de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van haar betalingsverplichting, was Proximedia gerechtigd om de overeenkomst te ontbinden. Bij brief van 31 januari 2020 (zie 2.9.) heeft Proximedia de ontbinding ingeroepen. Dat Proximedia met die brief niet een ontbinding heeft beoogd maar alleen heeft willen zeggen dat zij haar eigen verplichtingen uit de overeenkomst zal opschorten totdat [gedaagde] de facturen zal betalen, zoals Proximedia op zitting heeft verklaard, is niet nader onderbouwd. Bovendien heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat zij bedoelde brief als een ontbindingsverklaring heeft begrepen en wordt in de brief verwezen naar artikel 8.3. van de overeenkomst waarin wordt gesproken over een ontbinding.
4.7.
De conclusie is dat [gedaagde] gehouden is om de openstaande facturen die betrekking hebben op de periode tot aan de ontbinding te betalen. Het gevorderde bedrag van € 919,60 is daarom toewijsbaar.
de verbrekingsvergoeding is niet verschuldigd
4.8.
Proximedia maakt aanspraak op een verbrekingsvergoeding, die op grond van artikel 8.3 van de overeenkomst verschuldigd is in geval van een tekortschieten door de abonnee – in dit geval: [gedaagde] – in de nakoming van haar verplichtingen. Artikel 8.3 bepaalt dat dan niet alleen alle openstaande termijnen, maar ook alle in de toekomst opeisbare termijnen ineens verschuldigd zijn. Dat zou in dit geval neerkomen op een vergoeding ter grootte van 20 maandtermijnen. [gedaagde] heeft hiertegen ingebracht dat zij de door Proximedia gevorderde verbrekingsvergoeding astronomisch hoog vindt voor diensten die niet meer geleverd zullen worden. De kantonrechter begrijpt dit verweer van [gedaagde] zo, dat zij er een beroep op doet dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Getoetst moet dus worden of het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ertoe leidt dat zij het gevorderde bedrag van € 3.500,- niet is verschuldigd.
4.9.
Hoewel hier de nodige terughoudendheid op zijn plaats is, ziet de kantonrechter in de gegeven omstandigheden aanleiding om aan deze rechtsregel toepassing te geven. Hierbij is van belang het verschil in positie tussen partijen (grote onderneming tegenover een eenmanszaak met beperkte financiële armslag), het feit dat [gedaagde] bij betaling van de volledige vergoeding zal betalen voor iets wat nooit geleverd wordt, dat gesteld noch gebleken is dat de vergoeding een redelijke vergoeding is voor het door Proximedia geleden verlies of de gederfde winst, en het feit dat Proximedia aldus aanzienlijke inkomsten verkrijgt waar geen enkele verrichting tegenover staat.
4.10.
Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het handhaven van de vergoeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig resultaat zou leiden, en het daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid inderdaad onaanvaardbaar is dat [gedaagde] een verbrekingsvergoeding van € 3.500,- is verschuldigd. Het verweer van [gedaagde] slaagt en de vordering op dit punt wordt afgewezen.
wettelijke handelsrente4.11. Proximedia vordert de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) over de gevorderde factuurbedragen. Nu alleen het bedrag van € 919,60 aan facturen toewijsbaar is, zal alleen hierover de wettelijke handelsrente worden toegewezen. De gevorderde rente tot 26 augustus 2020 wordt afgewezen, omdat die rente ook is berekend over de verbrekingsvergoeding die niet toewijsbaar is. De kantonrechter zal de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente daarom bepalen op de dag van de dagvaarding.
buitengerechtelijke incassokosten4.12. Proximedia maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat Proximedia voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft (laten) verricht(en). Gelet op de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom, zal de kantonrechter een bedrag van € 137,94 (15% van € 919,60) aan incassokosten toewijzen.
proceskosten
4.13.
Nu een substantieel deel van de vordering wordt afgewezen, en partijen daarmee over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen proceskosten zal dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Proximedia van € 919,60, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 2 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Proximedia van € 137,94 aan incassokosten;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek op 4 mei 2021.