ECLI:NL:RBOVE:2021:3140

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
ak_20_554
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) door het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door een misverstand met zijn maatschappelijk werker en de wijze van indiening van het bezwaarschrift. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift op tijd was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift op 19 november 2019 door verweerder is ontvangen, terwijl het uiterlijk op 18 november 2019 had moeten zijn ingediend. Eiser heeft geen bewijs kunnen leveren voor zijn stelling dat het bezwaarschrift eerder was gedeponeerd. De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar terecht was en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/554

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo,

verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) afgewezen.
In het besluit van 14 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft aan zowel eiser als verweerder vragen gesteld over de gang van zaken rond de indiening en bezorging van het bezwaarschrift en de ontvangst ervan door verweerder. Partijen hebben deze vragen beantwoord.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Tussen partijen is in geschil of verweerder het bezwaar van eiser terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het standpunt van verweerder
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat het bezwaarschrift na de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. Eiser is in de gelegenheid gesteld aan te geven waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. De reden die eiser in de brief van 12 december 2019 heeft gegeven voor de te late indiening levert geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding op.
Het standpunt van eiser
3. Eiser stelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Door een misverstand tussen eiser en zijn maatschappelijk werker is het bezwaarschrift te laat ingeleverd. Daar komt bij dat de bode op het gemeentehuis post niet meer in persoon aannam en dat het bezwaarschrift op zijn aanwijzing in de centrale brievenbus is gedeponeerd.
De beoordeling door de rechtbank
4.1
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als de betrokkene niet kan worden verweten dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Dit zal het geval zijn indien de betrokkene niet in staat is geweest op tijd bezwaar te maken. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
4.2
Vaststaat dat verweerder het primaire besluit bekend heeft gemaakt op 7 oktober 2019 door verzending per post, zodat eiser het bezwaarschrift uiterlijk op 18 november 2019 had moeten indienen. Het bezwaarschrift van eiser is in een envelop zonder datumstempel in de brievenbus van het gemeentehuis gedeponeerd. De brief zelf is gedateerd op 4 november 2019. Het bezwaarschrift is op 19 november 2019 door verweerder ontvangen en geregistreerd. Dat is dus een dag te laat.
4.3
Het is vaste rechtspraak dat als de indiener van een bezwaar- of (hoger)beroepschrift heeft gekozen voor niet-aangetekende verzending de gevolgen van die keuze voor risico van de indiener komen. [1] Uit vaste rechtspraak volgt verder dat, indien een bezwaar- of beroepschrift in de brievenbus van het bestuursorgaan of de rechterlijke instantie is gedeponeerd en het geschrift blijkens het door het bestuursorgaan of de rechterlijke instantie daarop geplaatste stempel van ontvangst na het einde van de termijn is ontvangen, het aan de indiener is om aannemelijk te maken dat het geschrift eerder dan het stempel aangeeft door de geadresseerde is ontvangen. [2]
4.4
De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht geen reden om aan te nemen dat hij binnen de termijn een bezwaarschrift heeft ingediend of dat de termijnoverschrijding als verschoonbaar is aan te merken. Zo heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift uiterlijk op de laatste dag van de bezwaartermijn, dus op
18 november 2019, vóór 24.00 uur in de brievenbus van het gemeentehuis is gedeponeerd. De niet onderbouwde stelling van eiser dat zijn maatschappelijk werker het bezwaarschrift binnen de bezwaartermijn in de brievenbus van het gemeentehuis heeft gedeponeerd, is niet voldoende. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser op dit punt tegenstrijdig verklaart. Eiser heeft in zijn beroepschrift te kennen gegeven dat het bezwaarschrift door een misverstand tussen hem en zijn maatschappelijk werker te laat is ingeleverd. Hij heeft later verklaard dat het bezwaarschrift op tijd in de centrale brievenbus van het gemeentehuis is gedeponeerd. Dit heeft eiser niet onderbouwd met bewijsstukken. Ook eisers verklaringen, die hij in antwoord op vragen van de rechtbank heeft gegeven, bieden onvoldoende grond voor de conclusie dat het bezwaarschrift op tijd is ingediend. Zo heeft eiser verklaard dat zijn maatschappelijk werker het bezwaarschrift in persoon op 15 november 2019, rond 15:00 uur, in de brievenbus heeft gedeponeerd. De rechtbank acht dit echter niet aannemelijk. Het bezwaarschrift is voor ontvangst gestempeld op 19 november 2019. Verweerder heeft in reactie op een vraag van de rechtbank geantwoord dat de brievenbus twee maal per dag wordt geleegd; om 7:30 uur en om 12:00 uur. De post die om 7:30 uur uit de brievenbus wordt gehaald, wordt gestempeld met de datum van de dag ervoor. In dit licht is het niet aannemelijk dat een bezwaarschrift, dat op 15 november 2019 in de brievenbus van het gemeentehuis zou zijn gedeponeerd, pas op 19 november 2019 voor ontvangst gestempeld zou zijn.
4.5
De rechtbank is verder van oordeel dat eiser geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot de conclusie leiden dat sprake is van verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
4.6
Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van
A. van den Ham, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 juni 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:762
2.zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Stat van 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2956