ECLI:NL:RBOVE:2021:3160

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
8919718 \ CV EXPL 20-5410
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in geschil over meer- en minderwerkposten in aannemingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een geschil tussen een klusbedrijf, aangeduid als [eiser], en een opdrachtgever, aangeduid als [gedaagde], over een aannemingsovereenkomst. De partijen hebben op 20 oktober 2017 een overeenkomst gesloten voor verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [gedaagde], met een aanneemsom van € 42.906,95. Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden heeft [eiser] ook meerwerk verricht, waarvoor hij een bedrag van € 25.139,13 in rekening heeft gebracht. [gedaagde] heeft echter een deel van de facturen, ter hoogte van € 23.046,08, onbetaald gelaten.

In de procedure vordert [eiser] betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en betwist dat alle in rekening gebrachte meerwerkposten terecht zijn. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of [eiser] de meerwerkposten op goede gronden in rekening heeft gebracht. De rechter heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten nader te onderbouwen, met name over de vraag welke werkzaamheden als meerwerk kunnen worden aangemerkt en of [gedaagde] hiervoor moet betalen.

De kantonrechter heeft ook aandacht besteed aan de mogelijkheid van minderwerk, waarbij [gedaagde] stelt dat bepaalde werkzaamheden die onder de aanneemsom vallen niet zijn uitgevoerd. De rechter heeft partijen de gelegenheid gegeven om ook hierover hun stellingen te verduidelijken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij [eiser] eerst een akte mag nemen, gevolgd door een antwoordakte van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8919718 \ CV EXPL 20-5410
Vonnis van 27 juli 2021
in de zaak van
[eiser] , h.o.d.n. [X] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: J. Veenbaas,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.H.M. Nibbeling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 december 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 2 maart 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de mondelinge behandeling gehouden op 29 april 2021 alwaar partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Nibbeling een pleitnotitie toegezonden.
1.2.
Vonnis is door de kantonrechter bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiser] , die een klusbedrijf exploiteert, en [gedaagde] is een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen. Partijen hebben een aanneemsom van € 42.906,95 afgesproken en zij hebben de gemaakte afspraken schriftelijk vastgelegd in een op 20 oktober 2017 gedateerde offerte. In het kader van die overeenkomst heeft [eiser] diverse verbouwingswerkzaamheden in en aan de woning van [gedaagde] verricht.
2.2.
[eiser] heeft ook meerwerk – dat wil zeggen: niet in de offerte beschreven – werkzaamheden verricht.
2.3.
Gedurende de werkzaamheden heeft [gedaagde] een ‘lijst van afgesproken meerwerk’ opgesteld. [eiser] heeft de werkzaamheden zoals vermeld in die lijst verricht. Daarnaast heeft [eiser] nog ander meerwerk verricht.
2.4.
[eiser] heeft bij [gedaagde] in totaal voor een bedrag van € 25.139,13 aan meerwerk in rekening gebracht.
2.5.
Van de totale facturen die [eiser] aan [gedaagde] heeft gestuurd, voor zowel in de offerte begrepen werkzaamheden als voor meerwerk, heeft [gedaagde] een bedrag van € 23.046,08 onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 23.046,08, vermeerderd met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten van € 1.005,46 en de proceskosten (waaronder de nakosten).
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij op grond van de met [gedaagde] gesloten overeenkomst werkzaamheden heeft verricht. Ook heeft [eiser] op verzoek of met instemming van [gedaagde] meerwerk verricht. [gedaagde] heeft zelf een lijst opgesteld van meerwerk (productie 5 bij de dagvaarding). Naast de vermelde werkzaamheden op die lijst, heeft [eiser] nog aanvullende werkzaamheden verricht ( [eiser] somt deze werkzaamheden op bij punt 10 van de dagvaarding). [eiser] heeft zijn werkzaamheden – op grond van de offerte en in het kader van meerwerk – aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft ondanks herhaalde sommatie het openstaande factuurbedrag niet betaald. Het gedeelte daarvan dat [gedaagde] onbetaald heeft gelaten, vordert [eiser] als hoofdsom in deze procedure.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is op 20 oktober 2017 een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst heeft [eiser] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht. [eiser] vordert betaling van de verrichte werkzaamheden die voortvloeien uit de offerte van 20 oktober 2017, en van het door hem gestelde meerwerk.
meerwerk
4.2.
Wat partijen allereerst verdeeld houdt is de vraag of [eiser] op goede gronden meerwerk bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht.
erkende meerwerkposten4.3. [gedaagde] heeft tijdens de zitting desgevraagd bevestigd dat
een deelvan de door [eiser] bij punt 10 van de dagvaarding genoemde werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als meerwerk, namelijk:
  • het aftimmeren met multiplex boven de afzuigkap in de keuken;
  • de montage van een spiegel van 40 bij 70 cm in de wc op de begane grond;
  • de montage van een nieuwe kraan inclusief aansluitmaterialen op het fonteintje in de wc op de begane grond;
  • de montage van twee hardglazen platen in de nieuwe wandkast van de keuken; en
  • het verwijderen van de bestaande wastafel van het badmeubel in de slaapkamer.
4.4.
[gedaagde] heeft daarnaast ook zelf een lijst opgesteld van meerwerk; zie productie 5 bij de dagvaarding. Partijen zijn het erover eens dat [eiser] die werkzaamheden heeft verricht. Bij de werkzaamheden zoals vermeld op die lijst gaat het om andere werkzaamheden dan het door [eiser] bij punt 10 van de dagvaarding gestelde meerwerk.
4.5.
Tussen partijen staat dus niet ter discussie dat [eiser] het zojuist in rov. 4.3 en 4.4 beschreven meerwerk heeft verricht, en dat [gedaagde] daarvoor moet betalen. Over wat [gedaagde] daarvoor verschuldigd is, hebben partijen zich nog onvoldoende uitgelaten. De kantonrechter zal partijen de gelegenheid geven zich bij akte nader uit te laten over wat precies de
hoogteis van de vergoedingen die de erkende posten en de werkzaamheden genoemd in de lijst van [gedaagde] , zoals hiervoor genoemd in rov. 4.3 en 4.4, vertegenwoordigen. Eerst kan [eiser] hier bij akte op ingaan, en daar kan [gedaagde] dan bij antwoordakte op reageren.
betwiste (meerwerk)posten
4.6.
Ten aanzien van de overige door [eiser] onder 10 van de dagvaarding genoemde werkzaamheden, heeft [gedaagde] betwist dat die werkzaamheden kwalificeren als meerwerk. Het gaat hierbij om de werkzaamheden die betrekking hebben op het stucwerk en de waterontharder, te weten de posten:
  • het stucen van het plafond in de badkamer;
  • het repareren van stucwerk en keukentegelwerk boven het aanrechtblad;
  • het aanbrengen van stucwerk in de keuken ter plaatse van de verwijderde hoekkast; en
  • het maken van een houten omkasting om de waterontharder in de hal onder de trap.
4.7.
Of ten aanzien van deze werkzaamheden sprake is van meerwerk waarvoor [gedaagde] moet betalen – en zo ja, hoeveel – staat dus tussen partijen ter discussie.
4.8.
In dit verband stelt de kantonrechter voorop dat wanneer sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk, waarbij vaste werkzaamheden zijn geoffreerd voor een vaste aanneemsom, het niet zo is dat alle extra – dus niet in de offerte genoemde – werkzaamheden die worden verricht, voor rekening van de opdrachtgever komen. Uit artikel 7:755 van het Burgerlijke Wetboek volgt namelijk dat wanneer de opdrachtgever ( [gedaagde] ) om andere werkzaamheden vraagt dan in de offerte zijn besproken, hij alleen maar voor de meerprijs daarvan moet betalen wanneer de aannemer ( [eiser] ) hem tijdig erop heeft gewezen dat dit tot een noodzakelijke prijsverhoging leidt, tenzij de opdrachtgever dat zelf had moeten begrijpen. Bij het melden dat het gevraagde meerwerk tot een prijsverhoging zal moeten leiden, moet de aannemer bovendien een reëel inzicht geven in de omvang van de concreet te verwachten prijsverhoging. Door die informatie te geven, krijgt de opdrachtgever dan immers de kans om nog eens af te wegen en te beslissen of hij het meerwerk, ondanks de prijsverhoging die dat gaat meebrengen, aan de aannemer wil opdragen.
4.9.
Dit betekent dat [eiser] alleen de kosten van het in rov. 4.6 genoemde meerwerk bij [gedaagde] in rekening kan brengen wanneer voldaan is aan de volgende vereisten:
het gaat om werkzaamheden die niet in de offerteprijs zijn inbegrepen;
[gedaagde] om deze werkzaamheden heeft gevraagd;
(a) [eiser] heeft gewaarschuwd dat het noodzakelijk is dat de gevraagde werkzaamheden tot een kostenverhoging leiden, en (b) dat [eiser] daarbij tevens inzicht heeft gegeven in de reële omvang van die kostenverhoging; een en ander tenzij [gedaagde] dit zelf had moeten begrijpen;
dat het gevraagde meerwerk ook is verricht;
en wat de kosten daarvan zijn;
4.10.
Op [eiser] rust de stelplicht- en bewijslast dat aan de in rov. 4.9 genoemde vereisten is voldaan. In de ontwikkeling van het partijdebat ziet de kantonrechter aanleiding om [eiser] de gelegenheid te geven om bij akte zijn standpunt hierover onderbouwd naar voren te brengen. [gedaagde] heeft dan bij antwoordakte de gelegenheid zijn standpunt, onderbouwd, over te brengen. Het betreft, zoals gezegd, de werkzaamheden zoals genoemd in rov. 4.6. Partijen kunnen daarvan dan steeds onderbouwen in hoeverre aan de in rov. 4.9 genoemde eisen is voldaan. Voor wat betreft de werkzaamheden met betrekking tot het maken van een houten omkasting om de waterontharder geldt dat [gedaagde] heeft gesteld dat deze weliswaar niet in de offerte zijn begrepen, maar dat daarover een aparte prijsafspraak is gemaakt. Voor deze werkzaamheden voor de houten omkasting geldt dan ook dat partijen in plaats van vereiste (1), moeten onderbouwen of deze werkzaamheden al dan niet zijn begrepen in de door [gedaagde] gestelde prijsafspraak, en daarnaast voldaan is aan de overige vereisten (2) tot en met (5).
4.11.
Dit kan bij dezelfde akte als in rov. 4.5 genoemd.
minderwerk
4.12.
[gedaagde] heeft, naast het betwisten van een deel van het meerwerk, ook betoogd dat een klein deel van de werkzaamheden die in de offerte onder de vaste aanneemsom waren begrepen, niet zijn uitgevoerd, en dat de aanneemsom die [gedaagde] verschuldigd is met de waarde van die werkzaamheden verminderd moet worden. Volgens [gedaagde] dienen de volgende posten van in totaal € 2.828,- in mindering worden gebracht op de overeengekomen aanneemsom:
  • vervallen wand doucheruimte, € 1.800,-;
  • hangtoilet gastentoilet, € 448,-:
  • tegelvloer gastentoilet, € 360,-; en
  • kosten schakelmateriaal, € 220,-.
4.13.
Partijen hebben nog onvoldoende uitgewerkte en onderbouwde stellingen op het punt van minderwerk naar voren gebracht. De kantonrechter zal partijen in de gelegenheid stellen om in hun te nemen akten ook in te gaan op de vraag of ten aanzien van de in rov. 4.12 genoemde werkzaamheden inderdaad sprake is van minderwerk dat in mindering op de aanneemsom moet komen.
Tussenbalans
4.14.
Hiervoor is overwogen dat partijen zich op een aantal punten nog zullen uitlaten over de meerwerkdiscussie en over minderwerk. Voor wat betreft de vordering van [eiser] betekenen de voorgaande overwegingen het volgende. Tussen partijen staat niet ter discussie dat in beginsel moet worden aangesloten bij de aanneemsom als het bedrag dat bij wijze van uitgangspunt door [gedaagde] moet worden betaald. Ter discussie staat evenmin dat als er minderwerk is verricht, dat dit in mindering moet komen op de aanneemsom, en dat als er meerwerk is verricht (dat voldoet aan de daaraan te stellen vereisten) dat de aanneemsom met de daarmee verband houdende kostenverhoging moet worden vermeerderd. De discussie tussen partijen, die in te nemen akten nog verder zal worden gevoerd, gaat dan verder alleen nog over de vraag wat de omvang is van dit minder- en meerwerk, en om welke bedragen het dan precies gaat. Bij een later eindvonnis in deze zaak zal dan ook op een rij worden gezet welke bedragen aan meer- en minderwerk zijn komen vast te staan. Deze bedragen zullen dan bij de aanneemsom van € 42.906,95 worden opgeteld, respectievelijk afgetrokken, om vast te stellen welk totaalbedrag [gedaagde] aan [eiser] verschuldigd is. [eiser] zal dan, voor wat betreft de hoofdsom, toegewezen krijgen dat deel van het totaalbedrag dat hem nog niet door [gedaagde] is betaald. Bij eindvonnis zullen ook beslissingen over rente, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten worden genomen.
4.15.
De conclusie van het voorgaande is dat partijen de gelegenheid krijgen om hun stellingen nader te onderbouwen, toegespitst op hetgeen hiervoor onder 4.5, 4.10, en 4.13 is overwogen. Eerst zal [eiser] een akte mogen nemen, en daarna zal [gedaagde] een antwoordakte kunnen nemen. Gelet op de vakantieperiode zal de kantonrechter ruime termijnen van zes weken hanteren.
4.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
30 augustus 2021zodat [eiser] een akte kan nemen overeenkomstig rechtsoverwegingen 4.5, 4.10-4.11, en 4.13. De zaak zal vervolgens – op een termijn van zes weken – op de rol komen voor een antwoordakte aan de zijde van [gedaagde] ;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.