ECLI:NL:RBOVE:2021:3161

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
9126433 \ CV EXPL 21-797
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van diergeneeskundige behandeling en afwijzing tegenvordering voor geleden ellende

In deze zaak vordert de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht betaling van een bedrag van € 2.127,35 van gedaagde, die eigenaar is van de hond [X]. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht voor de behandeling van de hond, waarbij de Faculteit stelt dat gedaagde nog een bedrag van € 1.831,41 verschuldigd is na een eerdere betaling van € 3.000,00. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de Faculteit haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de kosten en dat er onjuiste diagnoses zijn gesteld, wat heeft geleid tot extra kosten. De Faculteit heeft echter betoogd dat zij gedaagde voldoende op de hoogte heeft gehouden van de behandelingen en de bijbehorende kosten. De kantonrechter oordeelt dat de Faculteit aan haar informatieplicht heeft voldaan en dat de vordering van de Faculteit toewijsbaar is. De tegenvordering van gedaagde voor € 500,00 wegens geleden ellende wordt afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een tekortkoming of onrechtmatige daad van de Faculteit. De kantonrechter wijst de vordering van de Faculteit toe en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9126433 \ CV EXPL 21-797
Vonnis van 13 juli 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
UNIVERSITEIT UTRECHT: FACULTEIT DIERGENEESKUNDE,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eisende partij, hierna te noemen de Faculteit,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: C. Jansen.

1.De procedure in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 april 2021,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 5 juli 2021,
- de aanvullende akte van de Faculteit van 5 juli 2021,
- de mondelinge behandeling gehouden via Skype op 5 juli 2021, waarbij D. de Waard (Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders) is verschenen namens de Faculteit en waarbij C. Jansen is verschenen namens [gedaagde] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van de hond [X].
2.2.
Op 10 juni 2020 hebben [gedaagde] en de Faculteit een overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst) gesloten voor een diergeneeskundige behandeling van [X] en is [X] opgenomen bij de Faculteit.
2.3.
In artikel 2 onder 2a van de overeenkomst staat:
“Door het aangaan van deze Overeenkomst gaat Cliënt akkoord met de kosten van de Behandeling en verplicht zich deze te zullen voldoen.”
2.4.
In artikel 2 onder 3 van de overeenkomst staat:
“De Faculteit heeft bij de Behandeling een inspanningsverplichting. De Faculteit is niet verplicht tot enige specifieke Behandeling noch tot het leveren van enig vooraf bepaald resultaat. De Faculteit stelt in dit verband eenzijdig de inzet van personeel en eventueel studenten vast.”
2.5.
In artikel 4 onder 2 van de overeenkomst staat:
“Aan de Cliënt kan op verzoek een raming van de te verwachten kosten worden verstrekt. Aan deze raming kunnen geen rechten worden ontleend.”
2.6.
Op 15 juni 2020 is [X] uit de kliniek ontslagen.
2.7.
Op 8 juli 2020 heeft de Faculteit een factuur van € 4.831,41 aan [gedaagde] gestuurd voor de behandeling van [X].

3.Het geschil in conventie en in reconventie

De vordering in conventie

3.1.
De Faculteit vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.127,35, bestaande uit € 1.831,41 aan hoofdsom, € 274,71 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 21,23 aan wettelijke rente berekend vanaf 7 augustus 2020 tot 26 maart 2021, vermeerderd met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom vanaf 26 maart 2021 tot alles is betaald, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
De faculteit legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de hond van [gedaagde] heeft behandeld en dat zij hiervoor een factuur van € 4.831,41 in rekening heeft gebracht. [gedaagde] heeft een bedrag van € 3.000,00 betaald en is volgens de faculteit dus nog een bedrag van € 1.831,41 verschuldigd. De faculteit stelt dat [gedaagde] daarnaast wettelijke rente verschuldigd is vanaf de dag waarop [gedaagde] in verzuim is geraakt tot de dag waarop volledig wordt betaald. Ook maakt de faculteit aanspraak op betaling van de buitengerechtelijke incassokosten omdat zij de vordering uit handen heeft moeten geven aan haar incassogemachtigden.
Het verweer in conventie
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Volgens [gedaagde] heeft de Faculteit vooraf een kostenindicatie van € 2.500,00 gegeven en zou zij anders hebben gehandeld als de Faculteit zou hebben medegedeeld dat de behandeling kon oplopen tot € 5.000,00. Zij voert aan dat de Faculteit haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandelingen en de kosten daarvan. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de Faculteit een verkeerde diagnose heeft gesteld. Volgens [gedaagde] heeft de Faculteit eerst gezegd dat [X] een tumor op zijn prostaat zou hebben, bleek [X] tijdens de operatie een liter bloed in zijn maag en een levertumor te hebben en heeft de Faculteit daarna gebeld dat [X] leukemie zou hebben. Deze diagnoses bleken echter onjuist. Volgens [gedaagde] zijn door de gebrekkige diagnosering en communicatie extra onnodige kosten gemaakt. Zij heeft € 3.000,00 betaald en is van mening dat daarmee de behandeling betaald is.
De vordering in reconventie.
3.4.
[gedaagde] stelt een tegenvordering in van € 500,00 voor geleden ellende. Zij stelt dat zij en haar kinderen erg overstuur zijn geraakt door de diagnose leukemie die achteraf onjuist bleek te zijn. De faculteit concludeert tot afwijzing van die vordering.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat zij een overeenkomst van opdracht hebben gesloten zoals bedoeld in artikel 7:400 BW. In de overeenkomst tussen partijen is opgenomen dat [gedaagde] door het aangaan van de overeenkomst akkoord gaat met de kosten van de behandeling en verplicht is om deze te voldoen.
4.2.
[gedaagde] stelt echter dat zij niet de volledige factuur hoeft te voldoen, omdat de Faculteit niet aan haar informatieplicht met betrekking tot de behandeling en kosten daarvan heeft voldaan en omdat dat de Faculteit medisch niet juist heeft gehandeld door niet de juiste diagnose te stellen.
Informatieplicht
4.3.
Op grond van artikel 7:403 lid 1 BW moet de opdrachtnemer de opdrachtgever op de hoogte houden van zijn werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht.
4.4.
De Faculteit stelt dat zij [gedaagde] tijdens de behandeling van [X] regelmatig heeft geïnformeerd over de voortgang en toestand van (de behandeling van) [X]. [gedaagde] erkent dat de Faculteit haar heeft gebeld om haar te informeren dat [X] een tumor aan zijn prostaat zou hebben en om toestemming te vragen voor een operatie en castratie. Hierbij werd een kostenindicatie van € 2.500,00 gegeven. [gedaagde] heeft toestemming voor de operatie en castratie gegeven. [gedaagde] geeft aan dat de Faculteit na de operatie heeft gebeld en heeft laten weten dat [X] een liter bloed in zijn maag en een levertumor bleek te hebben en dat er meer kosten waren gemaakt. De Faculteit heeft daarnaast berichten overlegd van 11, 12 en 15 juni 2020 die zij per e-mail naar [gedaagde] heeft gestuurd, waarin zij haar heeft geïnformeerd over de tot op dat moment gemaakte kosten. [gedaagde] erkent dat zij deze berichten heeft ontvangen.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit voornoemde feiten dat de Faculteit [gedaagde] voldoende op de hoogte heeft gehouden van de behandeling(en) van [X] en de kosten daarvan. Met de overgelegde berichten van 11, 12, en 15 juni 2020 heeft de Faculteit [gedaagde] bovendien telkens op de hoogte gehouden van het oplopen van de kosten.
Dat vooraf een kostenindicatie van € 2.500,00 is gegeven, maakt niet dat [gedaagde] de factuur niet volledig hoeft te betalen, nu in de overeenkomst tussen partijen is opgenomen dat aan de kostenraming geen rechten kunnen worden ontleend.
Verkeerde diagnose
4.6.
De gemachtigde van de Faculteit heeft ter zitting toegelicht dat toen [X] werd binnengebracht, er vocht aanwezig was en dat hieruit normaliter volgt dat er een probleem is met het prostaat. De Faculteit heeft aan de hand daarvan gehandeld. Toen de Faculteit er tijdens de operatie achter kwam dat dat er een probleem leek te zijn met de lever, is zij aan de hand daarvan verder gegaan. De Faculteit heeft onbetwist aangevoerd dat zij niet altijd bij voorbaat een juiste diagnose kan geven van wat er van binnen aan de hand is. Zij erkent dat de oorzaak van de bloeding uiteindelijk niet is gevonden, maar stelt dat het onderzoek wel noodzakelijk was en heeft geleid tot uitsluitingen. Daarna leek het ook beter te gaan met [X].
4.7.
In de tussen partijen gesloten overeenkomst is opgenomen dat de Faculteit bij de behandeling een inspanningsverplichting heeft en niet verplicht is tot het leveren van een specifieke behandeling of enig vooraf bepaald resultaat. [gedaagde] stelt dat de Faculteit niet bij het prostaat had moeten beginnen, maar heeft deze stelling niet onderbouwd. Ook heeft zij de toelichting van de gemachtigde over de totstandkoming van de diagnose(s) niet weersproken. [gedaagde] stelt daarnaast dat een bevriende dierenarts heeft aangegeven dat het erg vreemd is dat de Faculteit een bloeding van dergelijke grootte over het hoofd heeft gezien, maar zij heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd en geen verklaring van deze dierenarts overlegd. Ook heeft zij geen andere stukken overlegd waaruit zou kunnen blijken dat de Faculteit haar werk niet goed heeft gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook niet vast komen te staan dat de Faculteit medisch onjuist heeft gehandeld.
Conclusie hoofdsom
4.8.
Nu [gedaagde] verder niets heeft aangevoerd dat aan toewijzing van de vordering van de Faculteit in de weg staat, zal de gevorderde hoofdsom van € 1.831,41 worden toegewezen.
Tegenvordering
4.9.
[gedaagde] stelt dat de diagnose leukemie haar en haar kinderen overstuur heeft gemaakt. Dat de Faculteit een mogelijke diagnose heeft gesteld die later niet juist bleek te zijn, maakt echter nog niet dat er sprake is van een tekortkoming of onrechtmatige daad van de Faculteit. Bovendien heeft [gedaagde] haar vordering op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter zal de vordering dan ook afwijzen.
Wettelijke rente
4.10.
De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal als op de wet gegrond en niet weersproken worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
De Faculteit maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden. De namens de Faculteit verzonden aanmaning van 10 december 2020 voldoet aan de in artikel 6:96, zesde lid, BW gestelde eisen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van de Faculteit begroot op:
  • Dagvaarding € 89,44
  • Griffierecht € 507,00
  • Salaris gemachtigde € 561,00(3,0 punten x tarief € 187,00)
Totaal € 1.157,44

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 2.127,35 aan de Faculteit, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 1.831,41 vanaf 26 maart 2021 tot de dag van volledige voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van de Faculteit begroot op € 1.157,44,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.