ECLI:NL:RBOVE:2021:3210

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
ak_21_226
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het Verdrag van Aarhus op verkeersbesluiten en de status van belanghebbenden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente dat betrekking heeft op de reconstructie van de Hengelosestraat en de Molenstraat naar een fietsstraat. Het primaire besluit, genomen op 2 oktober 2020, werd gevolgd door een bestreden besluit op 16 december 2020, waarin het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 30 juli 2021 de zaak behandeld, waarbij de eiser aanwezig was en de gemeente vertegenwoordigd werd door verkeersdeskundigen.

De rechtbank overweegt dat de eiser geen bijzonder, individueel belang heeft bij het verkeersbesluit, dat zich voldoende onderscheidt van de belangen van andere inwoners van Enschede. De eiser stelt negatieve gevolgen te ondervinden van het verkeersbesluit, maar de rechtbank concludeert dat zijn woning niet in de directe nabijheid van de straten ligt waarop het besluit betrekking heeft. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat alleen belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beroep kunnen instellen. De rechtbank oordeelt dat het verkeersbesluit geen besluit is op grond van het nationaal omgevingsrecht, waardoor het Verdrag van Aarhus niet van toepassing is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 2 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten tot een reconstructie van de Hengelosestraat en de Molenstraat naar een fietsstraat door het doortrekken van de F35 van de Raiffeisenstraat naar de Oosterstraat in Enschede.
In het besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft deelgenomen aan de zitting via een beeldverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Deijk en K. Lems, als verkeersdeskundige werkzaam bij de gemeente Enschede.

Overwegingen

Besluitvorming
1. Verweerder heeft het bezwaar van eiser, gericht tegen het (primaire) verkeersbesluit, niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen belanghebbende is bij dit verkeersbesluit.
Onder verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie heeft verweerder zich hierbij op het standpunt gesteld dat eiser niet een van andere Enschedeërs te onderscheiden belang heeft. Zijn woning bevindt zich niet in de directe nabijheid van de straten waarop het verkeersbesluit betrekking heeft en hij heeft er ook op geen enkele wijze zicht op. Ook de ruimtelijke uitstraling van de toekomstige Hengelosestraat, Molenstraat, Raiffeisenstraat en de Oosterstraat hebben geen invloed op de woning van eiser in de Minister de Savornin Lomanstraat in Enschede. Ten aanzien van het in het bezwaarschrift gestelde sluipverkeer heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek, uitgevoerd naar aanleiding van eerder genomen verkeersmaatregelen rondom de Molenstraat, is gebleken dat deze verkeersmaatregelen geen effect hebben gehad op het verkeer op de noordelijke singel en daarbuiten. Ook ten aanzien van dit aspect onderscheidt eiser zich niet van andere Enschedeërs, aldus verweerder.
Beoordeling van het beroep
2. In deze zaak heeft eiser in zijn beroepschrift volstaan met de stelling dat hij negatieve gevolgen van het verkeersbesluit ondervindt. Ter zitting heeft eiser, samengevat weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Zijn woning is nabij de aansluiting van zijn straat op de Roessinghbleekweg gelegen. Eiser stelt dat het afsluiten van de Molenstraat voor het gemotoriseerd verkeer tot gevolg heeft dat het gemotoriseerd verkeer gebruik moet maken van de noordelijke singels. Omdat deze singels nu al erg druk zijn, zullen de verkeersgebruikers op zoek gaan naar een sluiproute, zoals de Roessinghbleekweg. De verkeersintensiteit op de Roessinghbleekweg is de afgelopen 25 jaar al verdubbeld. Verweerder stelt wel dat het met het sluipverkeer wel meevalt, maar dit zijn slechts aannames. Verweerder heeft dit niet gemeten, aldus eiser. Door hem niet als belanghebbende aan te merken, wordt hem de toegang tot de rechter ontnomen. Dit is in strijd met het Verdrag van Aarhus, aldus eiser.
3. Verweerder heeft ter zitting hierop gereageerd.
Verweerder heeft aangevoerd dat de verkeersintensiteit op de wegen in Enschede in de afgelopen jaren inderdaad is toegenomen. Dit betreft een autonome groei, veroorzaakt door een groeiende economie en een toename van het aantal inwoners van Enschede. De noordelijke singels zijn met name druk tijdens de avondspits. De Roessinghbleekweg wordt al jaren als sluiproute gebruikt. Verweerder tracht het gebruik van de auto te ontmoedigen door het gebruik van de (elektrische) fiets te stimuleren. Het onderhavige verkeersbesluit is hierop gericht. Het verkeersbesluit ziet op het aanbrengen van een zogenaamde ‘knip’ ter hoogte van de Raiffeisenstraat, waardoor de Molenstraat niet meer toegankelijk is voor gemotoriseerd verkeer. Het verkeersbesluit is op dit moment deels uitgevoerd. De planning is dat de werkzaamheden in september / oktober 2021 zijn voltooid. Er zijn nog geen verkeerstellingen gedaan wat het daadwerkelijke effect is van de ‘knip’. Gelet op de afstand tot eisers woning (ongeveer 900 meter) verwacht verweerder geen toename van het sluipverkeer nabij eisers woning. Deze verwachting is gebaseerd op verkeersmodellen.
Wat betreft eisers beroep op het Verdrag van Aarhus hebben verweerders gemachtigden ter zitting meegedeeld dat zij geen milieudeskundigen zijn zodat zij hierop niet goed kunnen reageren.
4. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
4.1.
Op grond van artikel 8:1, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan enkel een belanghebbende beroep instellen (en daaraan voorafgaand bezwaar maken) tegen een besluit. Onder ‘belanghebbende’ wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid, van de Awb).
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing is beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een verkeersbesluit beroep open te stellen voor een ieder. Bij verkeersbesluiten moet dan ook van geval tot geval worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 25 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX2597, 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:506, en van 1 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1541. Zoals de Afdeling, onder meer in de hiervoor genoemde uitspraken, heeft overwogen is iemand slechts belanghebbende bij een verkeersbesluit indien hij of zij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers.
In de uitspraak van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1655, heeft de Afdeling overwogen dat het in die zaak voorliggende verkeersbesluit (het weren van snorfietsen op fietspaden, verplichting tot het gebruik maken van de rijweg) geen besluit is op grond van het nationaal omgevingsrecht. De verruiming van de toegang tot de rechter op grond van het Verdrag van Aarhus, zoals neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, is in een dergelijk geval niet van toepassing.
4.2.
De rechtbank overweegt allereerst dat het voorliggende verkeersbesluit geen besluit op grond van het nationaal omgevingsrecht is, zodat het Verdrag van Aarhus aan personen die geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij dit besluit zijn, niet alsnog toegang tot de rechter toekent. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2021.
4.3.
Eiser kan dan ook slechts in zijn beroep worden ontvangen, indien hij belanghebbende is bij het onderhavige verkeersbesluit. Hierbij is vereist dat eiser een bijzonder, individueel belang heeft bij het verkeersbesluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers dan wel inwoners van Enschede. Ten aanzien van de vraag of de door eiser gestelde belangen hieraan voldoen, overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op de grote afstand tussen eisers woning en het gebied waarop het verkeersbesluit betrekking heeft, is het volgens de rechtbank aannemelijk dat eiser nabij zijn woning niet wordt geconfronteerd met een toename in het sluipverkeer dat is toe te rekenen aan het verkeersbesluit. Dat verweerder de daadwerkelijk gevolgen van het verkeersbesluit nog niet heeft gemeten, is logisch. Een verkeerstelling kan immers pas worden uitgevoerd nadat de werkzaamheden zijn voltooid en de weggebruikers hun verkeersgedrag hebben kunnen aanpassen aan de gewijzigde verkeerssituatie. De werkzaamheden zullen naar verwachting eerst in september / oktober 2021 gereed zijn en pas daarna kunnen verkeerstellingen worden gedaan. Verweerder heeft daarom zijn standpunt over de mogelijke gevolgen van het verkeersbesluit op het (gestelde) toenemen van sluipverkeer mogen baseren op verkeersmodellen.
De rechtbank oordeelt dat eiser geen bijzonder, individueel belang heeft bij het verkeersbesluit welk belang zich voldoende onderscheidt van andere inwoners van Enschede, zodat hij geen belanghebbende is bij het verkeersbesluit. Verweerder heeft daarom terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier, op
De uitspraak is wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.