1.3.Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder aanvulling van de motivering, precisering van de last en onder verwijzing naar de bijgevoegde foto’s, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daarbij is eiser gelast om de navolgende bouwwerken en opslag te verwijderen en verwijderd te houden :
1. de overkapping (fietsenstalling) gebruikt voor het opbergen van fietsen afgedekt met
(oude) golfplaten;
2. het bouwwerk dat wordt gebruikt voor opslag – opgebouwd uit groene damwanden,
voorzien van buitendeur en kozijnen en afgedekt met golfplaten;
3. het bouwwerk (blauwe bouwcontainer) dat wordt gebruikt voor opslag;
4. de plantenkast;
5. de lichtgroene aanhanger;
6. de opslag van hout (planken, pallets e.d.), metaal schroot, glas, autobanden, isolatieplaten
en zonnepanelen die verspreid over het gehele perceel liggen.
Aan dat besluit is ten grondslag gelegd dat sprake is van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). Daarbij is de begunstigingstermijn nader vastgesteld op vijf maanden na verzending van dat besluit en is er op gewezen dat een dwangsom is verschuldigd indien niet binnen die termijn geheel aan de last is voldaan.
2. Eiser stellen dat :
- het besluit onvoldoende duidelijk is;
- uit de bij het besluit gevoegde luchtfoto onvoldoende blijkt welke bouwwerken onder de
punten 1 t/m 6 worden genoemd;
- er geen foto’s zijn meegestuurd bij het primaire besluit;
- de bouwwerken op grond van het bepaalde in artikel 2, derde lid, van Bijlage II van het
Besluit omgevingsrecht omgevingsvergunningvrij zijn;
- de onder punt 5 genoemde aanhanger en de onder punt 6 genoemde opslag niet als een
bouwwerk kunnen worden beschouwd;
- de plantenkas bij de agrarische bestemming past, en ook gebruik voor opslag (bijvoorbeeld
in de schuur met groene damwanden en de blauwe zeecontainer) en gebruik als erf/tuin bij
de agrarische bestemming past;
- eiser door het indienen van bezwaar niet in een nadeliger positie mag worden gebracht;
- er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van handhaving
zou moeten afzien. In dat verband wijst eiser er op dat het gebruik van het perceel
conform de bestemming, gelet op de bestemming van de omringende percelen, niet
mogelijk is.
3. De rechtbank dient vast te stellen of sprake is van overtreding van de door verweerder genoemde wettelijke bepalingen, op grond waarvan hij bevoegd is ter zake handhavend op te treden.