ECLI:NL:RBOVE:2021:3384

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
8940440 \ CV EXPL 20-5662
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen met intrekking door eiser en verzet door gedaagde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft eiser CCV GROUP B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde, die bestaat uit een verzoek tot betaling van onbetaalde facturen. De procedure begon met een tussenvonnis op 6 april 2021, waarin werd bepaald dat er een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. Echter, op 29 juni 2021 heeft CCV besloten de vordering in te trekken en verzocht om doorhaling van de zaak. Gedaagde heeft hier niet mee ingestemd, wat leidde tot een mondelinge behandeling op 16 juli 2021, waarbij CCV niet aanwezig was, maar gedaagde wel. Gedaagde heeft zijn bezwaar tegen de doorhaling toegelicht, waarna de kantonrechter besloot dat er op de zitting vonnis zou worden gewezen.

De kantonrechter heeft de vordering van CCV beoordeeld, die een bedrag van € 640,09, plus rente en kosten, vorderde op basis van twee onbetaalde facturen. Aangezien CCV heeft aangegeven de vordering niet te willen handhaven, heeft de kantonrechter de vordering afgewezen. CCV is in het ongelijk gesteld en is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op nihil zijn begroot, omdat gedaagde niet procedeerde met een professioneel gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 10 augustus 2021 door mr. A.M. Koene.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8940440 \ CV EXPL 20-5662
Vonnis van 10 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
CCV GROUP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
eisende partij, hierna te noemen CCV,
gemachtigde: A. Niekus
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[naam onderneming 1] ,tevens handelend onder de naam
[naam onderneming 2],
zaakdoende te [vestigingsplaats] , wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Op 6 april 2021 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen, waarin is bepaald dat een mondelinge behandeling zou worden gehouden. Per brief van 29 juni 2021 heeft CCV laten weten dat zij naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] heeft besloten de vordering in te trekken en te verzoeken om doorhaling van de zaak op de rol. [gedaagde] heeft vervolgens verklaard daar niet mee in te stemmen.
1.2.
Op 16 juli 2021 heeft daarom de mondelinge behandeling alsnog plaatsgevonden.
CCV is niet verschenen. [gedaagde] is wel verschenen en heeft zijn bezwaar tegen doorhaling toegelicht. Daarop heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
CCV heeft bij dagvaarding gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 640,09, plus rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Aan deze vordering heeft CCV ten grondslag gelegd dat de [gedaagde] de facturen 9100580994 van 25 oktober 2018 en 9101504072 van 19 februari 2019 niet heeft betaald. CCV heeft vervolgens te kennen gegeven haar vordering niet te willen handhaven. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.2.
CCV wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] betalen. Deze worden begroot op nihil, nu [gedaagde] niet procedeert met een professioneel gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt CCV in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2021. (SB)