ECLI:NL:RBOVE:2021:3517

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
08/298418-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving van hulpverleners in kliniek met zorgmachtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die schuldig is bevonden aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van drie hulpverleners in de kliniek waar hij verbleef. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 295 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukt het belang van behandeling voor de verdachte en heeft daarom een zorgmachtiging afgegeven in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

De zaak kwam aan het licht na een incident op 23 november 2020, waarbij de verdachte de uitgang van de ruimte waarin hij zich bevond met de hulpverleners blokkeerde en hen bedreigde met woorden als: "Jullie gaan niet weg, totdat ik vrijheden krijg". De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. L. Ruessink, heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen werd verklaard, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen geoordeeld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte en het reclasseringsrapport, waaruit bleek dat de verdachte regelmatig in aanraking is gekomen met politie en justitie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De rechtbank heeft de opgelegde straf gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het gepleegde feit en de impact op de hulpverleners. De rechtbank heeft de gevangenisstraf van 295 dagen passend geacht, gezien de omstandigheden van de zaak en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het moment dat de duur van de hechtenis gelijk is aan de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/298418-20 (P)
Datum vonnis: 13 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle Zuid 1 te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 mei 2021 en van 30 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Ruessink en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie personen van hun vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden door de uitgang van de ruimte waarin hij met hen verbleef te blokkeren, althans dat hij die drie personen heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 november 2020 te Enschede opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (telkens) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door de (enige) deur / uitgang van een ruimte waarin verdachte en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden te blokkeren door met zijn, verdachtes arm(en) te zwaaien en/of te malen en/of door wijdbeens voor die deur/uitgang te gaan staan en/of (daarbij en/of op korte afstand) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op en dwingende en/of dreigende en/of intimiderende en/of schreeuwende toon de woorden toe te voegen: "Jullie gaan niet weg, totdat ik vrijheden krijg", althans woorden van soortgelijke dwingende en/of dreigende en/of intimiderende aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2020 te Enschede [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door de (enige) deur / uitgang van een ruimte waarin verdachte en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden te blokkeren door met zijn, verdachtes arm(en) te zwaaien en/of te malen en/of door wijdbeens voor die deur/uitgang te gaan staan en/of (daarbij
en/of op korte afstand) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op en dwingende en/of dreigende en/of intimiderende en/of schreeuwende toon de woorden toe te voegen: "Jullie gaan niet weg, totdat ik vrijheden krijg", althans woorden en/of (een) handeling(en) van soortgelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd. Zij heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij heeft opgemerkt dat datgene wat zich heeft afgespeeld op 23 november 2020 moet worden gezien als de ondergrens van een vrijheidsberoving.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2021;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam] d.d. 23 november 2021, (pagina’s 3-5).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks23 november 2020 te Enschede opzettelijk [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
(telkens)wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, door de
(enige
)deur/uitgang van een ruimte waarin verdachte en
/ofvoornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] zich bevonden te blokkeren door
met zijn, verdachtes, arm(en) te zwaaien en/of te malen en/of doorwijdbeens voor die deur/uitgang te gaan staan en
/of (daarbij
en/of op korte afstand)meermalen,
althans eenmaaldie [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] op een dwingende en
/of dreigende en/of intimiderende en/ofschreeuwende toon de woorden toe te voegen: "Jullie gaan niet weg, totdat ik vrijheden krijg"
, althans woorden van soortgelijke dwingende en/of dreigende en/of intimiderende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 295 dagen met aftrek van voorarrest wordt opgelegd. Daarnaast heeft zij een verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ingediend.
Het verzoekschrift van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verdachte is tegelijk met de onderhavige strafzaak behandeld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat zij de straf die de officier van justitie heeft geëist te hoog vindt. Uit pragmatische overwegingen kan zij zich vinden in de strafeis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een relatief kortstondige wederrechtelijke vrijheidsberoving van drie hulpverleners in de kliniek waar hij verbleef. De rechtbank rekent het verdachte aan dat door zijn handelen medewerkers van Mediant, tijdens het verrichten van hun werk, zijn geconfronteerd met verbale agressie en de angst voor fysiek geweld. Dat is onacceptabel. Uit het dossier blijkt ook dat de medewerkers het voorval als bedreigend hebben ervaren.
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 29 juni 2021. Daaruit blijkt dat verdachte vanaf 1990 regelmatig met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 25 november 2020. De reclassering heeft twee maal geprobeerd om met verdachte in gesprek te gaan. Verdachte heeft daaraan geen medewerking willen verlenen. Het rapport van 25 november 2020 is opgesteld op basis van dossierinformatie. De reclassering acht een behandeling in beginsel noodzakelijk om tot gedragsverandering te komen. Er bestaan echter twijfels over de haalbaarheid van een klinische behandeling, met name vanwege de zucht naar verdovende middelen van verdachte. Alle mogelijke interventies zijn eerder al ingezet. Verdachte heeft ook in het verleden geweigerd medewerking te verlenen waardoor de gewenste gedragsverandering om tot recidivevermindering te komen onmogelijk is gebleken. De reclassering ziet om die reden dan ook geen mogelijkheden om met toezicht en interventies gedragsverandering en recidivevermindering te bewerkstelligen.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 10 juni 2021 de officier van justitie verzocht om een onderzoek conform artikel 2.3 Wet Forensische Zorg juncto artikel 5:19 Wvggz in te stellen. De stukken die op grond van de Wvggz voor beoordeling en eventuele afgifte van een zorgmachtiging nodig zijn, zijn door de officier van justitie overgelegd.
De rechtbank is op grond van het verhandelde ter zitting en de bevindingen van de reclassering van oordeel dat in het geval van verdachte aanleiding bestaat om een zorgmachtiging af te geven.
De toewijzende beslissing op dit verzoek wordt tegelijk met deze uitspraak bij afzonderlijke beschikking van heden afgegeven.
Alles overwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 295 dagen met aftrek van voorarrest passend en geboden. Deze gevangenisstraf is gelijk aan de duur van het voorarrest.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de het hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
295 (tweehonderd en vijfennegentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020556373. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.