ECLI:NL:RBOVE:2021:352

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
8745080 \ CV EXPL 20-3655
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst inzake financiële dienstverlening en rechtsgeldigheid van ontbindingstermijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel geoordeeld over de ontbinding van een overeenkomst inzake financiële dienstverlening. De eiser, Euro FD B.V., had een overeenkomst gesloten met de gedaagde, [X], waarbij laatstgenoemde zich beroept op zijn recht om de overeenkomst te ontbinden. De overeenkomst werd op 16 oktober 2019 aangegaan, maar de ontbinding werd pas op 30 oktober 2019 ingeroepen, één dag na het verstrijken van de wettelijke termijn van veertien dagen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Euro FD niet kan aantonen dat het dienstverleningsdocument, dat op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) verstrekt had moeten worden, aan [X] is overhandigd tijdens het aangaan van de overeenkomst. Hierdoor was de ontbindingstermijn nog niet verstreken op het moment dat [X] zijn ontbinding inriep.

De kantonrechter heeft de vordering van Euro FD tot betaling van een factuur van € 1.036,30 afgewezen, omdat de ontbinding rechtsgeldig was. Tevens is Euro FD veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft [X] gevorderd dat zijn persoonsgegevens uit de bestanden van Euro FD worden verwijderd, wat door de kantonrechter is toegewezen. De kantonrechter heeft ook de vordering van [X] tot vergoeding van gemaakte kosten afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van de juiste informatie aan consumenten bij het aangaan van financiële overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8745080 \ CV EXPL 20-3655
Vonnis van 19 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
EURO FD B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen Euro FD,
procederend bij de heer [A] ,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen [X] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 september 2020;
- het e-mailbericht namens de kantonrechter aan partijen van 4 december 2020 met de
zittingsagenda en de melding dat Euro FD in de gelegenheid wordt gesteld om op de
tegenvordering van [X] te reageren;
- diverse e-mailberichten van Euro FD, waaronder een e-mailbericht van 2 december 2020 waarbij de kantonrechter is gewraakt. De wrakingskamer heeft bij beschikking van 14 december 2020 het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 december 2020. [X] is op de
mondelinge behandeling verschenen. Namens Euro FD is - met bericht vooraf - niemand
verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] heeft samen met zijn partner op 16 oktober 2019 tijdens een gesprek met de heer [A] van Euro FD bij [X] thuis een document genaamd “Opdrachtbrief – Euro FD” getekend. In de aanhef van het document staat vermeld:
“Hierbij sluit ik een opdracht tot dienstverlening af bij Euro FD, bij ondertekening gaat u akkoord met de kosten van deze opdracht, voorts bent u bekend met de vorm van dienstverlening. U bent op de hoogte dat dit een onderzoek is om uw verzekeringswensen te onderzoeken of om oude polissen af te kopen of over te sluiten naar een nieuwe verzekeringspolis, op deze overeenkomst geldtgeenwettelijke bedenktijd, gratis advies bestaat niet.”
2.2.
In het document is verder onder meer opgenomen dat de dienstverlening van Euro FD ziet op het omzetten van de lijfrentepolis van [X] (bij Brand New Day) tegen een bedrag van € 750,00 (inclusief een korting van € 250,00).
2.3.
Euro FD heeft op 18 oktober 2019 een factuur aan [X] gestuurd ten bedrage van € 750,00 met het verzoek te betalen voor 1 november 2019.
2.4.
Op 29 oktober 2019 heeft [X] aan Euro FD een e-mailbericht gestuurd met de volgende mededeling:
“Ik kreeg bericht van Brand new day dat ze niet overboeken naar Euro FD ivm een lopende zaak bij AFM. Daarom zie ik af van de overboeking.”
2.5.
Daarop reageert de heer [A] als volgt op dezelfde dag:
“U kunt niet afzien van een opdracht aangezien u die opdracht zelf bent aangegaan, kunt u mij het bericht zenden van Brand new Day dan kan ik daar naar kijken.”
2.6.
Op 30 oktober 2019 stuurt [X] het volgende e-mailbericht aan Euro FD:
“Ik heb een overeenkomst getekend om lijfrente om te zetten, dit heeft u nog niet uitgevoerd. Ik heb hiervoor al wel een factuur ontvangen?
Hierbij wil ik u meedelen dat ik af zie van omzetting van mijn lijfrente verzekering. Ik verwijs hierbij naar mijn recht om te ontbinden binnen 14 dagen na de overeenkomst is aangegaan. Volgens artikel 4:20 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht.”
2.7.
Op laatstgenoemd e-mailbericht reageert de heer [A] als volgt per e-mail van dezelfde datum:
“Er geldt geen bedenktijd dat staat ook duidelijk op de opdracht tot dienstverlening daarnaast heeft u zelf deze opdracht ingetrokken (…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Euro FD vordert - samengevat – betaling van een bedrag van € 1.036,30 (inclusief aanmaningskosten van € 36,30 en vervallen korting), te vermeerderen met rente (tot 19 augustus 2020 berekend op € 16,52) en buitengerechtelijke kosten van € 155,45.
3.2.
[X] voert verweer. Hij vindt dat de vordering moet worden afgewezen, omdat hij zich tijdig heeft beroepen op zijn recht om de overeenkomst te ontbinden. Verder heeft Euro FD volgens hem diverse stukken ingebracht in deze procedure die hij niet heeft ingevuld en ondertekend (productie 2 bij dagvaarding: “akkoordverklaring consument” en productie 3: “verzoek tot waardeoverdracht” op briefpapier van Scildon). Daarnaast heeft [X] andere omstandigheden aangevoerd waardoor hij van mening is dat sprake is van oplichting.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[X] vordert samengevat – betaling van de door hem aan de zaak bestede tijd en gemaakte kosten ten bedrage van € 1.208,27 en verwijdering van zijn gegevens (zowel digitaal als analoog) uit de bestanden van de heer [A] en Euro FD.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Deze zaak heeft betrekking op financiële dienstverlening waarop de Wet op het financieel toezicht (Wft) van toepassing is. Verder is op grond van artikel 6:230h lid 2 sub a Burgerlijk Wetboek (BW) paragraaf 1 en 6 van afdeling 2b van titel 5 van boek 6 BW van toepassing op de overeenkomst. De overeenkomst is buiten de verkoopruimte (bij [X] thuis) gesloten. Op grond van artikel 6:230x lid 1 BW kan een consument een overeenkomst buiten de verkoopruimte zonder opgave van redenen ontbinden gedurende veertien kalenderdagen vanaf de dag waarop die overeenkomst is aangegaan dan wel, indien dit later is, gedurende veertien kalenderdagen vanaf de dag waarop de informatie die de financiële onderneming hem op grond van artikel 4:20 lid 1 Wft dient te verstrekken, door hem is ontvangen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [X] de overeenkomst met Euro FD binnen de termijn genoemd in artikel 6:230x lid 1 BW heeft ontbonden, zodat de vordering van Euro FD in conventie moet worden afgewezen. Dit oordeel licht de kantonrechter hierna toe.
4.2.1.
Volgens Euro FD is geen sprake van een wettelijke bedenktijd. Als dat wel zo is, dan was [X] volgens haar te laat met zijn beroep op het ontbindingsrecht. Euro FD doet, zo begrijpt de kantonrechter, een beroep op de uitzondering in lid 4 sub c van artikel 6:230x BW. Daarin staat dat lid 1 van artikel 6:230x niet van toepassing is op overeenkomsten die op uitdrukkelijk verzoek van de consument volledig zijn uitgevoerd voordat de consument gebruik maakt van het in lid 1 bedoelde recht. Van een
uitdrukkelijk verzoekis naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake. De aanhef in de overeenkomst (zie r.o. 2.1) waarin staat dat op de overeenkomst geen wettelijke bedenktijd geldt (“gratis advies bestaat niet”) is daarvoor onvoldoende. Niet gesteld of gebleken is dat [X] op een andere manier een uitdrukkelijk verzoek zou hebben gedaan om de overeenkomst uit te voeren tijdens de bedenktijd, zodat van een uitzondering als hiervoor bedoeld geen sprake is. [X] kan dus een beroep doen op ontbinding conform artikel 6:230x lid 1 BW.
4.2.2.
De kantonrechter stelt vast dat de e-mail van [X] van 30 oktober 2019 (r.o. 2.6) het eerste moment is geweest dat [X] zich uitdrukkelijk beroept op ontbinding van de overeenkomst met Euro FD. Dat is één dag nadat de termijn van veertien kalenderdagen gerekend vanaf 16 oktober 2019 (de dag van het aangaan van de overeenkomst) was verstreken. De e-mail van 29 oktober 2019 kan niet als een beroep op ontbinding van de overeenkomst met Euro FD worden gezien, omdat dit betrekking heeft op de “overboeking” van de lijfrentepolis van Brand New Day naar Scildon.
4.2.3.
De termijn van veertien kalenderdagen vanaf de dag waarop de informatie die Euro FD op grond van artikel 4:20 lid 1 Wft aan [X] had moeten verstrekken (het dienstverleningsdocument) en daadwerkelijk door [X] is ontvangen, was echter op 30 oktober 2019 nog niet verstreken. Dat legt de kantonrechter hierna uit.
4.2.4.
Op grond van artikel 4:20 Wft in combinatie met artikel 86f van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) en artikel 4:2 e.v. van de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Nrgfo) is een financiële dienstverlener verplicht voorafgaand aan het verlenen van een financiële dienst als de onderhavige een dienstverleningsdocument te verstrekken dat betrekking heeft op de gevraagde dienstverlening.
4.2.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat Euro FD voorafgaand of tijdens het sluiten van de overeenkomst met [X] een dergelijk dienstverleningsdocument aan [X] heeft verstrekt. [X] heeft betwist dat hij het document heeft ontvangen van Euro FD bij het aangaan van de overeenkomst of korte tijd daarna. Euro FD heeft niet weersproken dat de overeenkomst van 16 oktober 2019 (productie 1 bij dagvaarding) vooraf is ingevuld door de heer [A] (althans iemand namens Euro FD) en dat [A] – en niet [X] – een kruisje heeft gezet bij de opmerking “DVD gelezen”. Overigens betekent de opmerking “DVD gelezen” nog niet dat het dienstverleningsdocument daadwerkelijk is verstrekt aan [X] . Bovendien heeft [X] stellig ontkend dat hij zijn handtekening heeft gezet onder de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde akkoordverklaring, waarin staat dat hij het dienstverleningsdocument heeft ontvangen en daarvan kennis heeft genomen. Dat betekent op grond van artikel 159 lid 2 Rv dat deze onderhandse akte geen bewijs oplevert van de stelling van Euro FD dat zij het dienstverleningsdocument heeft verstrekt. Gelet op het niet verschijnen ter zitting, terwijl de kantonrechter in de zittingsagenda uitdrukkelijk heeft gevraagd om de originele documenten mee te nemen in verband met de betwisting van de handtekening door [X] , zal de kantonrechter daaraan het gevolg verbinden dat zij Euro FD niet in de gelegenheid zal stellen bewijs te leveren van de echtheid van de handtekening.
4.3.
De conclusie is dat de ontbindingstermijn van artikel 6:230x lid 1 BW nog niet was verstreken op 30 oktober 2019, omdat niet is komen vast te staan dat Euro FD het dienstverleningsdocument tijdens het aangaan van de overeenkomst op 16 oktober 2019 heeft verstrekt. [X] heeft om die reden tijdig de ontbinding ingeroepen van de overeenkomst, zodat de vordering van Euro FD tot betaling van de factuur wordt afgewezen. Hetzelfde lot treft de nevenvorderingen van Euro FD.
4.4.
Aan het overige verweer van [X] dat sprake zou zijn van oplichting komt de kantonrechter vanwege de rechtsgeldige ontbinding van de overeenkomst niet toe. Ten overvloede merkt de kantonrechter daarover het volgende op. De onbetwiste stellingen van [X] over a) de wijze waarop hij telefonisch benaderd is door de heer [A] met de suggestie dat hij belde namens Brand New Day over gewijzigde regelgeving, b) de omstandigheid dat de heer [A] zich jegens Brand New Day zou hebben voorgedaan als [X] en c) de kwestie met betrekking tot de handtekeningen zouden in deze procedure mogelijk hebben geleid tot het oordeel dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b e.v. BW met eventueel vernietiging van de overeenkomst (artikel 6:193j BW) tot gevolg.
4.5.
De kantonrechter zal Euro FD als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. [X] heeft gevraagd om een vergoeding van de gemaakte kosten om zijn verweer op te stellen en om de zittingen bij te wonen. Op grond van artikel 238 Rv heeft [X] als in persoon procederende partij in dit verband alleen recht op de noodzakelijke reis- en verblijfkosten en noodzakelijke verletkosten. Aangezien [X] de rolzitting en de mondelinge behandeling in persoon heeft bijgewoond, worden deze kosten begroot op (2x € 50,00=) € 100,00.
in reconventie
4.6.
De gevorderde verwijdering van gegevens van [X] uit de bestanden (analoog en digitaal) van Euro FD zal de kantonrechter toewijzen. Volgens [X] ziet dit op zijn persoonsgegevens en met name de kopie van zijn rijbewijs die hij heeft verstrekt aan Euro FD. Euro FD heeft daartegen geen verweer gevoerd. Aangezien de kantonrechter heeft geoordeeld dat [X] de overeenkomst met Euro FD rechtsgeldig heeft ontbonden, ziet de kantonrechter voldoende aanleiding om de vordering toe te wijzen. [A] is geen procespartij in deze procedure, zodat de vordering niet jegens hem kan worden toegewezen. De kantonrechter gaat er overigens ook van uit dat [A] niet over de gegevens van [X] beschikt, omdat [X] met Euro FD en niet met [A] een contract heeft gesloten.
4.7.
De gevraagde vergoeding van € 1.208,27 voor gemaakte kosten en aan de zaak bestede tijd komt – zoals ook in r.o. 4.5 is geoordeeld – niet voor vergoeding door Euro FD in aanmerking. Overigens heeft [X] deze kosten ook niet (met bewijsstukken) onderbouwd.
4.8.
De kantonrechter zal Euro FD als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten veroordelen. Deze kosten worden begroot op dezelfde wijze als in conventie met een correctiefactor 0,5 (omdat de tegenvordering voortvloeit uit het verweer in conventie), zodat een bedrag van € 50,00 zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Euro FD af;
5.2.
veroordeelt Euro FD in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 100,00 aan reis- en verletkosten;
in reconventie
5.3.
veroordeelt Euro FD tot verwijdering van alle persoonsgegevens van [X] uit haar bestanden, zowel analoog als digitaal;
5.4.
veroordeelt Euro FD in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 50,00 aan reis- en verletkosten;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.