ECLI:NL:RBOVE:2021:3525

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
C/08/268907 / KG ZA 21-183
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfafscheiding en privacy tussen naaste buren

In deze zaak, die zich afspeelt in Almelo, hebben twee buren, aangeduid als [A] c.s. en [X] c.s., een geschil over de plaatsing van een deur en de realisatie van een dichte erfafscheiding. [A] c.s. vorderen de verwijdering van een deur die zich binnen twee meter van de erfgrens bevindt, omdat deze hen direct zicht biedt op hun tuin en woning. Ze stellen dat de deur niet geoorloofd is volgens artikel 5:50 lid 1 BW, en dat er sprake is van onrechtmatige geluidshinder. [X] c.s. daarentegen vorderen dat [A] c.s. meewerken aan de oprichting van een dichte erfafscheiding van twee meter hoog op de erfgrens, onder verwijzing naar artikel 5:49 lid 1 BW. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van spoedeisend belang bij de vorderingen, en dat [A] c.s. op grond van de wet verplicht zijn om mee te werken aan de oprichting van de erfafscheiding. De vordering van [A] c.s. wordt afgewezen, terwijl de vordering van [X] c.s. wordt toegewezen. De kosten van de procedure worden aan [A] c.s. opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/268907 / KG ZA 21-183
Vonnis in kort geding van 10 september 2021
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. E. Nijhoff te Almelo,
tegen

1.[X] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[Y]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M. Oudriss te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [A] c.s. en [X] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 augustus 2021 met producties,
  • de conclusie van eis in reconventie ontvangen ter griffie op 13 augustus 2021 met producties,
  • de mondelinge behandeling van 17 augustus 2021 waarbij [A] is verschenen namens [A] c.s., bijgestaan door mr. E. Nijhoff, en waarbij [X] is verschenen namens [X] c.s., bijgestaan door mr. M. Oudriss. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken,
  • de pleitnota van [A] c.s.,
  • de pleitnota van [X] c.s.,
  • de aanhouding van de procedure in verband met schikkingsonderhandelingen,
  • de e-mail van mr. M. Oudriss van 23 augustus 2021 en de e-mail van mr. E. Nijhoff van 25 augustus 2021 waarin zij mededelen dat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken en waarin zij de voorzieningenrechter namens partijen verzoeken om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] c.s. wonen aan de [adres 1] te [woonplaats] . [X] c.s. wonen aan de [adres 2] te [woonplaats] . Partijen zijn dus naaste buren.
2.2.
[X] c.s. hebben in 2020 een nieuwe deur aan de zijkant van (de aanbouw van) hun woning gemaakt, dan wel laten maken. Deze deur ligt op een afstand van minder dan twee meter van de grens tussen de erven van partijen (hierna: de erfgrens).
2.3.
De huidige erfafscheiding tussen de erven van partijen bestaat grotendeels uit een open gaas/rasterwerk waar klimop tegenaan geplant is. Dit geldt ook voor het gedeelte van de erfafscheiding ter hoogte van de nieuwe deur van [X] c.s.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[A] c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter [X] c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gebiedt om binnen uiterlijk veertien dagen na betekening van dit vonnis de deur aan de zijkant van de aanbouw te verwijderen en het kozijn dicht te maken zodat er geen rechtstreeks zicht meer is op het erf en de woning van [A] c.s. op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan als [X] c.s. in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen, alles met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van deze procedure.
3.2.
[A] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat de deur zich binnen twee meter van de erfgrens bevindt en direct zicht geeft op hun tuin en woning en dat zij hier geen toestemming voor hebben gegeven. De deur is volgens [A] c.s. dan ook niet geoorloofd op grond van artikel 5:50 lid 1 BW. Volgens [A] c.s. hebben [X] c.s. geen rechtens te respecteren belang bij het gebruik van de deur en weegt het belang van privacy van [A] c.s. zwaarder. Daarnaast stellen [A] c.s. dat er sprake is van onrechtmatige geluidshinder zoals bedoeld in artikel 5:37 BW, omdat [X] c.s., hun kinderen en hun bezoek dagelijks veelvuldig gebruik maken van de deur, welke zich op minder dan één meter afstand van de tuin van [A] c.s. bevindt.
3.3.
[X] c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[X] c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [A] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot het verlenen van hun volledige en onvoorwaardelijke medewerking om op de erfgrens een dichte erfafscheiding van twee meter hoog te realiseren, onder last van een dwangsom van € 250,00 per dag of keer dat [A] c.s. of een van hen hieraan niet, niet volledig of niet tijdig voldoet, en om [A] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van 50% van de kosten gemoeid met de aanschaf en plaatsing van de erfafscheiding, alsmede om [A] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2021, althans vanaf de datum van betekening van dit vonnis, tot de dag van volledige voldoening.
4.2.
[X] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [A] c.s. op grond van artikel 5:49 lid 1 BW moeten meewerken aan het oprichten van een scheidsmuur van twee meter hoog op de erfgrens, waarvan partijen de kosten in gelijke delen moeten dragen. Het huidige open gaas/rasterwerk kwalificeert volgens [X] c.s. niet als een dichte erfafscheiding zoals bedoeld in artikel 5:49 BW jo artikel 5:43 BW. [X] c.s. stellen dat zij gezien de gerezen problematiek en de kennelijke excessieve mate waarin [A] c.s. zich bezighouden met de deur, belang hebben bij de oprichting van een dichte erfafscheiding. Niet alleen voor hun eigen privacy, maar ook voor die van [A] c.s.
4.3.
[A] c.s. voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

Spoedeisend belang

5.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet sprake zijn van spoedeisend belang bij een onmiddellijke voorziening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit uit de aard van de vorderingen, die strekken tot bescherming van de privacy, het spoedeisend belang voort.
Vordering in reconventie
5.2.
De vordering van [X] c.s. vloeit voort uit het instellen van de vordering van [A] c.s. en heeft invloed op de uitkomst daarvan. De vordering van [X] c.s. zal daarom eerst worden besproken.
5.3.
Op grond van artikel 5:49 lid 1 BW kan iedere eigenaar van aangrenzende erven te allen tijde vorderen dat de andere eigenaar meewerkt aan het oprichten van een scheidsmuur van twee meter hoog op de erfgrens, voor zover een verordening of plaatselijke gewoonte de wijze of hoogte van de afscheiding niet anders regelt. De eigenaars moeten op grond van dit artikel beide de helft van de kosten van de afscheiding dragen. Volgens artikel 5:43 BW wordt onder “muur” verstaan iedere van steen, hout of andere daartoe geschikte stof vervaardigde,
ondoorzichtige afsluiting.
5.4.
Het huidige open gaas/rasterwerk is niet aan te merken als een ondoorzichtige afsluiting zoals bedoeld in artikel 5:49 lid 1 BW jo artikel 5:43 BW. Er kan door het gaas/rasterwerk heen worden gekeken. Het belang dat [X] c.s. hebben bij het plaatsen van een afscheiding is, gelet op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer die de wetgever met artikel 5:49 BW heeft beoogd, in beginsel gegeven. Voor een belangenafweging is daarom geen plaats (vgl. ECLI:NL:HR:2019:1907, r.o. 3.1.5). [X] c.s. hebben bovendien betoogd dat zij belang hebben bij een ondoorzichtige afsluiting vanwege de gerezen problemen over de nieuwe deur en de mate waarin [A] c.s. zich bezighouden met de gang van zaken op het terrein van [X] c.s. Gesteld noch gebleken is dat een plaatselijke verordening of gewoonte de erfafscheiding anders regelt. [A] c.s. zijn op grond van de wet dan ook verplicht om mee te werken aan het oprichten van een scheidsmuur van twee meter hoog op de erfgrens.
5.5.
[A] c.s. stellen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij moeten meebetalen aan de kosten van een nieuwe erfafscheiding, aangezien partijen gezamenlijk hebben gekozen voor het gaas/rasterwerk en de beplanting nog niet eens is uitgegroeid. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in redelijkheid van [A] c.s. worden verlangd dat zij meebetalen aan de nieuwe erfafscheiding. Het plaatsen van een nieuwe erfafscheiding is immers uit een oogpunt van privacy van beide partijen noodzakelijk. De wens daartoe van [X] c.s. vloeit bovendien voort uit de vordering en het beroep op privacy van [A] c.s. Daarnaast heeft [A] c.s. niet betwist dat het gaas/rasterwerk er al tien jaar staat en dus niet onlangs is geplaatst.
5.6.
De voorzieningenrechter zal de vordering in reconventie toewijzen. De gevorderde dwangsom zal echter worden afgewezen. Nog daargelaten dat onduidelijk is op welk moment de gevorderde dwangsom in zou moeten gaan, nu er eerst enige tijd gemoeid zal zijn met het (gezamenlijk) kiezen en voorbereiden van (het plaatsen van) een dichte erfafscheiding, zal voor [A] c.s., indien deze actieve medewerking weigert, vooral sprake zijn van het gedogen van het plaatsen van een erfafscheiding door [X] c.s. Het opleggen van een dwangsom is daarvoor niet noodzakelijk.
Vordering in conventie
5.7.
Op grond van artikel 5:50 lid 1 BW is het niet geoorloofd om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters of andere muuropeningen te hebben,
voor zover deze uitzicht op dit erf geven, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven. Op grond van lid 2 van dit artikel kan de nabuur zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van dergelijke openingen indien het uitzicht niet verder reikt dan een tot een binnen twee meter van de opening bevindende muur.
5.8.
Nu de vordering in reconventie zal worden toegewezen, zal er een scheidsmuur van twee meter hoog voor de nieuwe deur van [X] c.s. moeten worden opgericht. Hierdoor zal de deur geen uitzicht meer geven op het erf van [A] c.s. [X] c.s. hebben immers gesteld dat zij op dit moment een dichte wand tegen de huidige erfafscheiding hebben geplaatst en dat zij daardoor geen zicht meer hebben op het erf van [A] c.s. [X] c.s. hebben dit niet, althans onvoldoende betwist.
De opvatting van [A] c.s. dat onder het begrip muur in het tweede lid van artikel 5:50 BW een doodlopende steeg moet worden verstaan, wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. Er is geen reden om het begrip muur in het tweede lid van artikel 5:50 BW anders uit te leggen dan overeenkomstig de in artikel 5:43 BW gegeven definitie. De vordering in conventie kan dan ook niet worden toegewezen op grond van artikel 5:50 BW.
5.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [A] c.s. voorts niet voldoende hebben onderbouwd dat sprake is van onrechtmatige geluidshinder. De enkele stelling dat [X] c.s., hun kinderen en hun bezoek veelvuldig gebruik maken van de nieuwe deur, is onvoldoende om onrechtmatige hinder aan te nemen.
5.10.
De voorzieningenrechter zal de vordering in conventie dan ook afwijzen.
Proceskosten
5.11.
[A] c.s. worden in deze procedure zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld. Zij zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten.
5.12.
[X] c.s. stellen dat [A] c.s. misbruik van recht maken als bedoeld in artikel 3:13 BW, omdat zij geen enkel belang bij hun vordering hebben. [A] c.s. hebben volgens [X] c.s. namelijk aangegeven dat het hen niet om privacy gaat en zij hebben zelf gekozen voor een open erfafscheiding. [X] c.s. vorderen daarom een volledige proceskostenvergoeding. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat er sprake is van misbruik van recht. Beide partijen doen een beroep op privacy en hebben een andere opvatting van het recht. Dat maakt nog niet dat er sprake is van misbruik van recht. De proceskosten zullen dan ook worden begroot volgens de gebruikelijke forfaitaire tarieven.
5.13.
De proceskosten worden in conventie tot op heden aan de zijde van [X] c.s. begroot op:
- griffierecht: € 309,00
-
salaris advocaat: € 656,00
Totaal € 965,00
5.14.
Vanwege de samenhang tussen de zaak in conventie en de zaak in reconventie worden de kosten aan de zijde van [X] c.s. in reconventie begroot op:
- salaris advocaat: € 328,00 (½ punt x tarief € 656,00)
5.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.16.
De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal over de proceskosten en nakosten worden toegewezen met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [A] c.s. in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] c.s. begroot op € 965,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk tot het verlenen van hun volledige en onvoorwaardelijke medewerking, om op de erfgrens tussen de percelen van partijen een dichte erfafscheiding van twee meter hoog te realiseren,
6.5.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk tot betaling van 50% van de kosten gemoeid met aanschaf en plaatsing van de erfafscheiding,
6.6.
veroordeelt [A] c.s. in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] c.s. begroot op € 328,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.7.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en reconventie
6.9.
veroordeelt [A] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [A] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.10.
verklaart dit vonnis voor wat het onder 6.9 bepaalde betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.H. van Meegen en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: