ECLI:NL:RBOVE:2021:3829

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
08-000406-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een explosie met vuurwerk in Deventer

Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was verantwoordelijk voor het laten ontploffen van een vuurwerkbom op oudjaarsnacht 2020 in een woonwijk in Deventer. Deze explosie leidde tot aanzienlijke schade aan tientallen woningen en resulteerde in blijvende gehoorschade voor twee omwonenden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een groot risico had genomen voor de veiligheid van de omwonenden door de explosie te veroorzaken. De rechtbank sprak twee medeverdachten vrij, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij betrokken waren bij de ontploffing, hoewel zij wel samen vuurwerk hadden afgestoken. De verdachte kreeg naast de gevangenisstraf ook een vuurwerkverbod opgelegd en moet bijna 15.000 euro schadevergoeding betalen voor de veroorzaakte schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het onaanvaardbare risico dat de verdachte had genomen, maar hield ook rekening met zijn verleden en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-000406-21 (P)
Datum vonnis: 14 oktober 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
8 juli 2021 en van 30 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H. de Weert en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na de wijziging van de tenlastelegging van 8 juli 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen tijdens de jaarwisseling een ontploffing teweeg heeft gebracht op de [locatie] te Deventer, waardoor gevaar voor nabij gelegen woningen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners te duchten was;
feit 2:op 1 januari 2021 een hoeveelheid munitie voorhanden had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2021 in de gemeente Deventer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, op de [locatie] , in ieder geval op de openbare weg,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand
heeft gesticht door:
- een onbekende hoeveelheid zwaar (knal) vuurwerk (mogelijk
één of meerdere mortierbom(men)/shells, te weten SAT 4 inch
Shell Titanium Salute en/of knalvuurwerk, te weten Dum Bum 30
en/of Dum Bum 50, in ieder geval dergelijke mortierbom(men)
en/of enig ander ontploflaar en brandbaar materiaal
(mogelijk bevattende een hoeveelheid zogenoemd flitskruit),
op enige wijze aan te steken en/of tot ontploffing te brengen,
en daarvan gemeen gevaar voor de nabij gelegen woningen
en/of op de openbare weg aanwezige en/of in die woningen
aanwezige goederen en personen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor de op de openbare weg
en/of in die woningen aanwezige personen, in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor op de openbare weg en/of in die
woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2021 in de gemeente Deventer
munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten
50 special revolverpatronen, van het kaliber .38 en/of
30 Federal classic patronen, van het kaliber .22
voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op vrijdag 1 januari 2021 omstreeks 1:56 uur is er in de buurt van de [locatie] zeer zwaar vuurwerk af gegaan. Na de ontploffing zijn er 36 aangiften gedaan van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en veel van de aangevers benoemen schade aan ruiten en kozijnen. Later blijkt dat binnen een straal van 73 meter vanaf de ontploffing ruiten uit woningen zijn gesprongen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepleegd. Ze heeft daarbij gemotiveerd gesteld dat hierbij sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, van levensgevaar en van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Ook het onder 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft gesteld dat nu medeverdachte [medeverdachte 1] reeds heeft bekend de vuurwerkbom te hebben aangestoken, het de vraag is of er sprake is geweest van medeplegen. Het bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] blijkt in het geheel niet uit het dossier, zodat dit niet kan worden bewezen. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat wanneer de rechtbank wel tot bewijs van medeplegen komt, bij verdachte geen sprake is geweest van opzet op het gronddelict, zijnde de vuurwerkexplosie.
Voor wat betreft een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de avond en nacht van 31 december 2020 op
1 januari 2021, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , heel veel zwaar vuurwerk heeft afgestoken en ook dat er door hen vaker met dozen vuurwerk heen en weer werd gelopen. De vraag is of het dossier bewijsmiddelen bevat die ondubbelzinnig kunnen leiden tot de conclusie dat verdachte enige, significante, betrokkenheid heeft gehad bij de totstandkoming en/of het afgaan van de vuurwerkbom waar het in deze zaak om gaat.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij deze vuurwerkbom heeft aangestoken. De rechtbank ziet in het dossier omstandigheden die te denken geven over de betrokkenheid van verdachte bij het afsteken van de vuurwerkbom door medeverdachte [medeverdachte 1] . Zo heeft medeverdachte [medeverdachte 1] ter zitting als getuige in de zaak van [verdachte] verklaard dat er mortierbommen, een vermoedelijk onderdeel van de betreffende vuurwerkbom, in de door [verdachte] gehuurde bestelbus lagen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte het afsteken van de vuurwerkbom door [medeverdachte 1] heeft gefilmd, dat hij direct na het afgaan van de bom is weggerend om vervolgens in zijn auto te stappen en weg te rijden, dat hij enkele minuten na het afgaan van de vuurwerkbom WhatsApp berichten kreeg van [medeverdachte 1] waarin onder meer stond “Zijn wouten daar”, “Ga maar douche, schoon worde, wij weten van niets” en even later “Alle videos verwijderen, per direct” en dat hij op de cellengang op het politiebureau tegen een verbalisant zei “Ik heb hem niet aangestoken en ik ben geen verklikker. Ik heb wel meegeholpen maar ik heb niets aangestoken”.
Op basis van deze - weliswaar verdacht makende – omstandigheden kan, ook wanneer deze in onderling verband en samenhang worden bezien, niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking van voldoende gewicht tussen verdachte en [medeverdachte 1] en/of anderen ten aanzien van de (totstandkoming van de) vuurwerkexplosie. De rechtbank kan geen directe link vaststellen tussen verdachte en het leveren, maken, transporteren dan wel aansteken van de betreffende vuurwerkbom.
4.4.2
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 september 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking woning ter inbeslagneming’ van verbalisant [verbalisant] van 2 januari 2021, pagina 376;
3. het proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek wapen’ van verbalisant [verbalisant] van 6 januari 2021, pagina’s 422 en 423.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 1 januari 2021 in de gemeente Deventer munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 50 special revolverpatronen, van het kaliber .38 en
30 Federal classic patronen, van het kaliber .22 voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 55 Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden te worden verbonden dat verdachte gedurende de proeftijd geen vuurwerk mag afsteken tijdens de jaarwisseling en dat hij zich tijdens de jaarwisseling – telkens op 31 december om 24:00 uur – moet melden op het politiebureau aan de Storminkstraat 2 in Deventer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat hoewel de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd heel sterk uiteenlopen, zij de eis van de officier van justitie in deze zaak buitenproportioneel hoog vindt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een vrij omvangrijke hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte is deze munitie gevonden in een computerkast. Het voorhanden hebben van munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt een inbreuk op de rechtsorde. Dat verdachte deze munitie langs de kant van de weg zou hebben gevonden en dat hij eigenlijk al was vergeten dat hij het had, zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Uit een de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 augustus 2021 blijkt dat verdachte in het verleden meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder gewelds- en Opiumwetdelicten, maar dat geen sprake is van recente recidive.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in aanmerking genomen. Voor het voorhanden hebben van 50-100 patronen (munitie) geven de oriëntatiepunten een geldboete in de categorie van € 350,-- tot
€ 1.000,-- in overweging.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 26 februari 2021. Hieruit volgt dat er vermoedens zijn dat verdachte over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt, maar er worden verder geen problematische leefgebieden bij verdachte gesignaleerd. Gelet op het feit dat verdachte zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroept, is het voor de reclassering niet mogelijk gebleken een inschatting te maken van het recidiverisico of om een plan van aanpak voor begeleiding op te stellen.
Nu de rechtbank verdachte van het zwaarste feit vrijspreekt komt zij tot een geheel andersoortige straf dan door de officier van justitie geëist. Alles in aanmerking nemende, acht de rechtbank een geldboete van € 800,-- passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

[benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] en [benadeelde] hebben zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De vorderingen hebben allen betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 800,-- (zegge: achthonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op de geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,-- (zegge: vijftig euro) per dag;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen: [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] , [benadeelde] en [benadeelde] , allen in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat de genoemde benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.
Buiten staat
Mrs. De Ruiter en Faber zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, onderzoek Aalscholver/ON1R021001. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.