Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 april 2021,
- de aanvullende productie 3 van [gedaagde] ,
2.De feiten
26 april 2021 aan de woning een marktwaarde toegekend van € 275.000,00.
3.Het verzoek ex artikel 223 Rv - incident
4.Het geschil in de hoofdzaak
1. bepaalt dat de woning, staande en gelegen aan [het adres 1] te [woonplaats 1] wordt toegedeeld aan [eiseres] , onder de voorwaarde dat [gedaagde] wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke verplichtingen jegens de bank ten aanzien van de hypothecaire verplichtingen.
2. [gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, mee te werken aan de levering van de woning, door alle handelingen te verrichten welke voor de levering noodzakelijk zijn, waaronder de verplichting alle voor de levering noodzakelijke stukken te ondertekenen, op straffe van een dwangsom,
3. bepaalt dat, indien [gedaagde] niet meewerkt aan de levering van de woning, dit vonnis in de plaats zal treden van de voor het passeren van de akte van levering vereiste wilsverklaring van [gedaagde] ,
4. bepaalt dat partijen ieder de helft van de kosten dienen te dragen welke verband houden met de levering van de woning en het ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank met betrekking tot de hypothecaire geldlening,
5. bepaalt dat [eiseres] bij levering van de woning wegens overbedeling aan [gedaagde] dient te voldoen een bedrag van € 66.387,98,79, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie meent te behoren,
6. de proceskosten compenseert.
1. voor recht verklaart dat [gedaagde] aanspraak heeft op de beperkte gemeenschap (overwaarde van de woning) ter hoogte van een bedrag van € 18.892,18,
2. bepaalt dat de woning aan [het adres 1] te [woonplaats 1] wordt toegedeeld aan [gedaagde] , onder de voorwaarde dat [eiseres] wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank ten aanzien van de hypothecaire verplichtingen,
3. [eiseres] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de levering van de woning, door alle handelingen te verrichten welke voor de levering noodzakelijk zijn, waaronder de verplichting alle voor de levering noodzakelijke stukken te ondertekenen, op straffe van een dwangsom,
5. bepaalt dat partijen ieder de helft van de kosten dienen te dragen welke verband houden met de levering van de woning en het ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank met betrekking tot de hypothecaire geldlening,
6. bepaalt dat [gedaagde] bij levering van de woning wegens overbedeling aan [eiseres] dient te voldoen een bedrag van € 61.941,91, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie meent te behoren,
7. voor recht verklaart dat de inboedel overeenkomstig hetgeen onder punt 7 van de conclusie van antwoord is verzocht is verdeeld, zonder dat daarbij sprake is van over- of onderbedeling,
8. voor recht verklaart dat [eiseres] gehouden is de helft van de verkoopopbrengst van de [auto] aan [gedaagde] te voldoen,
9. op grond van artikel 9 van de Overeenkomst een deskundige wordt benoemd die zal bepalen welk bedrag [eiseres] op grond van het door [gedaagde] onder punt 5/6 van de conclusie van antwoord gestelde, aan de beperkte gemeenschap op grond van artikel 4 lid 2 dient te vergoeden,
10. de proceskosten compenseert.
5.De beoordelingin de hoofdzaak (in conventie en in reconventie)
artikel 4 niet naar evenredigheid zou hebben bijgedragen aan de gemeenschappelijke huishouding. Uit dat oogpunt bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden gesteld dat de bedragen die [eiseres] van de gezamenlijke rekening naar haar privé vermogen heeft overgemaakt, tot het gezamenlijk vermogen van de partijen behoorde. Gelet op het vorenstaande is er dus geen aanleiding om overeenkomstig artikel 9 van de Overeenkomst een deskundige te benoemen. De rechtbank zal de vordering van [gedaagde] onder 9 dan ook afwijzen. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ook niet is gesteld dan wel is gebleken dat de overgeschreven bedragen niet uit het privé vermogen van [eiseres] afkomstig waren.
Gelet op het feit dat [gedaagde] de woning meerdere keren heeft verlaten, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] de meeste binding met de woning heeft en daarom in redelijkheid de meeste aanspraak kan maken op de woning.