ECLI:NL:RBOVE:2021:3894

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
9097947 \ CV EXPL 21-1168
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in het kader van aanneming van werk met schuldeisersverzuim

In deze zaak vordert [X] BOUW B.V. van [gedaagde] een bedrag van € 3.915,00, vermeerderd met wettelijke rente, wegens onbetaalde facturen voor werkzaamheden die zijn verricht op basis van een aannemingsovereenkomst. De partijen hebben een overeenkomst gesloten waarbij [X] werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde]. Na het versturen van een offerte en een aangepaste offerte, heeft [gedaagde] een aantal werkzaamheden niet tijdig laten uitvoeren, wat heeft geleid tot een geschil over de betaling van de factuur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in schuldeisersverzuim verkeert, omdat hij [X] niet in de gelegenheid heeft gesteld om de resterende werkzaamheden af te ronden. Hierdoor kan [gedaagde] zich niet beroepen op het niet betalen van de factuur. De kantonrechter heeft de vordering van [X] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9097947 \ CV EXPL 21-1168
Vonnis van 5 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BOUW B.V.,
handelende onder de naam Klussenbedrijf [Y] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: J.G.M. Stassen te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. W.P.C. Ros.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 mei 2021,
- de producties 11 en 12 van de zijde van [X] ,
- de (juiste) productie 3 van de zijde van [gedaagde] ,
- de aantekeningen mondelinge behandeling van de zijde van [X] ,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 6 september via een telefoonverbinding, waarbij zijn verschenen namens [X] de heer [A] , bijgestaan door mr. J.G.M. Stassen en de heer [gedaagde] , bijgestaan door mr. W.P.C. Ros.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten waarbij [X] werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde] .
2.2.
[X] heeft [gedaagde] op 14 juli 2019 een offerte per mail toegezonden ten bedrage van € 17.980,10.
2.3.
Op 4 augustus 2019 heeft [X] een aangepaste offerte aan [gedaagde] toegezonden. [gedaagde] is akkoord gegaan met deze offerte van € 20.700,76.
2.4.
Op 4 november 2019 heeft [X] aan [gedaagde] het volgende gemaild:
“(…)
Wat betreft de werkzaamheden die ik nog af moet maken conform de offerte van 4-8-2019.
-De deuren van de kunststof pui moeten nog worden afgesteld
-De kras door mij veroorzaakt moet nog worden gerepareerd
- het lood van het nieuwe dak met de gevel achter moet er nog ingeslepen worden
- het laatste stuk dakkap moet nog vast gezet worden
- deel hekwerk met buren moet nog vast gezet worden
- geleider van de schuifdeur van het was hok nog te plaatsen
- plint in de woonkamer onder het voorkozijn nog vast zetten
Volgens mij zijn dit de punten die ik conform offerte nog moet uitvoeren.
Daarnaast hebben we het nog gehad dat ik jullie zou helpen met het trekken van een flexibele buis van de kachel, en het plaatsen van de zijwanden van het eiland van de keuken
En het aanleggen van de draingoot buiten, verder afmaken.
(…)”
2.5.
Op 10 november 2019 om 17:18 uur heeft [gedaagde] [X] het volgende gemaild:
“(…)w.b. jouw lijstje zijn we akkoord.
zelf hebben we echter nog de volgende punten:
het afkitten van het timmerwerk rond het kozijn, dit is niet goed gedaan, overal zitten nog naden.
de elektra is nog niet allemaal gedaan, deels heeft [gedaagde] al wat zelf gedaan maar er zijn nog een aantal punten waar een stopcontact op moet komen.
je had beloofd die vrijdag een lamp/sensor in het washok te maken, dit is niet gebeurd.
de boei buiten is niet gelijk, verschil tussen de beide delen. (dit al eerder aangegeven, tijdens plaatsen)
jij hebt destijds cilinder achtergelaten voor de voordeur, deze moet er ook nog in, [gedaagde] heeft geen idee hoe dat moet namelijk.
en de overgang vloer naar kozijn, dit zou jij impregneren die vrijdag en kit achterlaten, dit heb je niet gedaan, maar we hebben besloten dat we daar een soort plint overheen willen, dat die aansluit op drempel kozijn en dan de breedte van de plinten.
de offerte was oorspronkelijk € 20.700,76
min teruggave € 3276,86
blijft over € 17.423,90
reeds voldaan € 13.500,-
dan blijft er over € 3923,90 volgens onze berekening.
(…)”
2.6.
Op 10 november 2019 om 18:48 uur heeft [X] gereageerd op voornoemde
e-mail van [gedaagde] :
“Dag [gedaagde] ,
Ik zal de volgende punten op mijn lijstje bij voegen om af te handelen
• Kit randen nalopen binnen zijde kozijn rondom
• Elektra punten in woonkamer, keuken afmonteren
• Lamp sensor washok plaatsen
• Boei buiten gelijke hoogte maken (dit is mij niet verteld tijdens het plaatsen)
• Cilinder reeds uit coulance geleverd plaatsen in voordeur.
(…)
Kosten:
Klopt eind bedrag 3923,90 euro
Komende week kan ik alleen de vrijdag helaas, gezien mijn andere werkzaamheden.
Ik zou graag eerst de punten buiten af willen ronden, en dan een afspraak willen maken op 1 of 2 avonden om binnen de laatste punten af te ronden”
2.7.
[X] heeft [gedaagde] op 11 december 2019 via WhatsApp het volgende bericht gestuurd:
“Hoi [gedaagde] weet jij wanneer je het laatste stukje goot binnen hebt? Kan ik een en ander afmaken”
[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Ik zal kijken of ik zaterdag ff naar wildkamp kan gaan(…)”
[X] heeft [gedaagde] op 18 december 2019 via WhatsApp het volgende bericht gestuurd:
“Moge [gedaagde] kan ik zaterdag het laatste stukje goot en elektra afmaken?”
[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Mogguh. Ik kom pas zaterdagmiddag ergens thuis. En ik moet nog stuk goot halen.
(…)”
[X] heeft [gedaagde] begin januari 2020 via WhatsApp het volgende gestuurd:
“(…) Had jij nog dat laatste stukje goot gehaald? Ik zou als dat kan graag morgen de laatste elektra en de goot er aan kunnen zetten als dat uit komt”
[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Beste wensen. Nee helaas niet. En morgen lukt het ook niet heb cursus (…)”
[X] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Ok, wanneer kunnen we dan een datum vast stellen? Volgend weekend?”[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“ik moet even afwachten wanneer ik terug kom (…)”[X] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Ok app me maar
(…)”
[X] heeft [gedaagde] 10 januari 2020 via WhatsApp het volgende gestuurd:
“Al bekend wanner je thuis bent [gedaagde] ? Anders kom ik volgende week een avond”
[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Morgennacht, hebben morgen boot terug. Ik weet planning nog niet wanneer ik weer moet beginnen.(…)”
2.8.
Op 4 februari 2020 heeft [X] de laatste termijn factuur van € 3.923,90 aan [gedaagde] doen toekomen.
2.9.
Op 29 februari 2020 heeft [X] [gedaagde] het volgende gemaild:
“Dag [gedaagde] ,
In de laatste offerte van 4-8-2019 staat onder besteknummer 47:
“Elektra woonkamer verplaatsen bij plaatsing, incl keuken” dit is uitgevoerd en klaar. Normaal is het afmonteren van elektra een aparte post in een offerte, maar ook hier heb ik gezegd; ok ik zal het doen, maar [gedaagde] zou de stopcontacten halen....
Ook staat onder besteknummer 47”
“hemelwaterafvoer plaatsen uitbouw” dit is uitgevoerd en gereed. Na plaatsing en afronding van deze werkzaamheden heb jij, [gedaagde] , aangegeven dat je toch ook graag een goot geplaatst wilde hebben. Ik heb jou toen gezegd dat ik dat wel wilde doen voor je aangezien jij toch al de goot had liggen die je eraan wilde hebben. Dat is dan tenslotte weinig werk en een stukje extra service. Toen bleek dat jij goot tekort had heb je aangegeven dit te gaan halen en mij het te laten weten zodat ik dat samen met de twee laatste elektrapunten kon afmonteren. Jij hebt appjes van mij gehad hierover op: 11 december 12.19 uur, 18 december 10.52 uur, 3 januari 17.27 uur, 10 januari 15.23 uur. Ook [B] heb ik hierover geappt op 15 november 11.22 uur en op 2 december 07.42 uur.
Kortom de werkzaamheden zoals overeengekomen in de offerte van 4-8-2019 zijn allen afgerond, ook de samen opgestelde opleverlijst is op de zaken voortkomend uit deze offerte afgehandeld. Dan is het mijn inziens meer dan redelijk dat ik ook betaald wordt, zeker aangezien ik vanaf 15 november probeerde twee laatste zaken, die buiten de offerte vallen, af te maken, maar er van jullie kant geen afspraken gemaakt kunnen worden omdat het materiaal niet gehaald wordt.”
2.10.
Bij e-mailbericht van 29 februari 2020 heeft [gedaagde] hierop als volgt gereageerd:
“Stopcontacten waren er al 2 dagen later toen jij voor het laatst bij ons was en heb het jou gezegd die avond dat ze besteld waren en die zelfde week binnen kwamen, ik geeft datums door volgende week wanneer ik vrij ben en dan kun jij kijken wanneer jij de werkzaamheden af kunt maken. II ben op dit moment nog onderweg voor mijn werk”
2.11.
Bij e-mailbericht van 2 maart 2020 heeft [X] aan [gedaagde] het volgende geschreven:
“Dag [gedaagde]
lnwacht jouw’n reactie even af
Er was al wel een betalings herinnering verstuurd vorige week, aangezien ik even geen reactie van je had vernomen, maar die mag je als niet verstuurd beschouwen(…)”
2.12.
[gedaagde] heeft op 20 maart 2020 met GGN een betalingsregeling getroffen. [gedaagde] heeft op 17 april 2020, 18 mei 2020, 15 juni 2020 en 16 juli 2020 € 150,00 voldaan. [gedaagde] heeft het resterende deel van de factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil in conventie en in ( voorwaardelijke) reconventie

3.1.
[X] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan [X] te betalen een bedrag van € 3.915,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.915,00, vanaf 2 maart 2021 tot aan de dag van volledige betaling. Tevens vordert [X] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[X] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in gebreke is gebleven de factuur ten bedrage van € 3.923,90 volledig te voldoen. Omdat betaling uitbleef, heeft [X] haar vordering uit handen gegeven aan haar incassogemachtigde. Door de wanbetaling en het hierdoor uit handen geven van de vordering lijdt [X] vermogensschade. Deze schade bestaat uit de buitengerechtelijke incassokosten van € 517,39 en de tot 2 maart 2021 berekende wettelijke rente van € 73,71. Sindsdien vordert [X] de wettelijke rente over de hoofdsom tot aan de dag van volledige betaling. Op het totaalbedrag strekt een betaling van € 600,00 in mindering, zodat [X] nu nog een bedrag vordert van € 3.915,00. [X] stelt dat zij de werkzaamheden zoals genoemd in de mail van 10 november 2019 op vrijdag 15 november 2019 heeft uitgevoerd. [X] zou de werkzaamheden met betrekking tot de goot en de elektra in de keuken ook nog uitvoeren uit coulance, maar ondanks herhaalde pogingen is het [X] niet gelukt om een afspraak met [gedaagde] te maken voor het uitvoeren van de werkzaamheden.
3.3.
[gedaagde] concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing van de vordering, met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure en subsidiair indien de vordering wordt toegewezen dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst inhoudende dat zij binnen een termijn van drie weken na vonnis de nog niet volledig of niet correct uitgevoerde werkzaamheden alsnog volgens de eisen van goed en deugdelijk werk kosteloos dient te verrichten. [gedaagde] betwist dat een oplevering heeft plaatsgevonden. Medio november is [X] een laatste maal in de woning geweest en [X] heeft toen enkele werkzaamheden verricht. Niet alle werkzaamheden zijn toen verricht zoals genoemd in het e-mailbericht van 10 november 2019. Partijen hebben de werkzaamheden niet samen bekeken en [X] heeft de werkzaamheden ook nooit mondeling, telefonisch of schriftelijk als gereed gemeld. [gedaagde] heeft de werkzaamheden ook niet als gereed aanvaard. [gedaagde] heeft zijn betalingsverplichting opgeschort totdat de werkzaamheden volledig en juist werden verricht. Er is geen sprake van verzuim aan de kant van [gedaagde] en dus is er ook geen grondslag voor de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Volgens [gedaagde] staan de werkzaamheden die nog gedaan moeten worden wel in de offerte.

4.De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [X] bij [gedaagde] de goot zou plaatsen en de elektra in de keuken zou afmonteren. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [gedaagde] zou zorgen voor het benodigde materiaal. Ook staat tussen partijen vast dat [X] deze werkzaamheden niet heeft verricht.
Valt het plaatsen van de goot en het afmonteren van de elektra onder de offerte?
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag of het afmonteren van de elektra in de keuken en het plaatsen van de goot punten zijn die onder de offerte van 4 augustus 2019 vallen. Volgens [gedaagde] is dit wel het geval en vallen deze twee punten onder “bestekno. 47” van de offerte. Volgens [X] zijn het plaatsen van de goot en het afmonteren van de elektra geen werkzaamheden die tot de opdracht behoorden. [X] zou deze werkzaamheden uit coulance verrichten. [X] stelt dat het bij de punten uit de offerte gaat om posten die nodig waren om de verbouwing te realiseren. Het gaat volgens [X] dan alleen om stopcontacten die nodig waren voor de nieuwbouw. Het afmonteren zou van [gedaagde] zelf komen, aldus [X] . Volgens [X] was het stukadoorswerk niet helemaal goed gegaan en heeft hij uit coulance aangegeven dat hij de stopcontacten wilde plaatsen. [gedaagde] zou de stopcontacten bestellen. Volgens [X] heeft hij ook aangegeven bij [gedaagde] dat hij de goot wilde plaatsen (uit coulance) zodra [gedaagde] de onderdelen daarvan binnen had.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat zowel het afmonteren van de elektra als het plaatsen van de goot werkzaamheden zijn die onder de offerte vallen. De offerte is daarover niet duidelijk en uit de door [X] gegeven summiere toelichting waarom deze posten niet onder de offerte zouden vallen kan de kantonrechter niet afleiden dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat het plaatsen van de goot en het afmonteren van de elektra niet onder de offerte vielen.
Daarnaast heeft [X] erkend dat hij [gedaagde] heeft toegezegd dat hij deze werkzaamheden zou verrichten. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt hieruit dat deze een onderdeel vormen van de (nog te verrichten) afgesproken werkzaamheden.
Is [X] in de gelegenheid gesteld om de goot te plaatsen en de elektra af te monteren?
4.4.
Vervolgens ligt de vraag voor of aan [X] kan worden toegerekend dat de resterende werkzaamheden niet door haar zijn verricht. Van belang is dan of [X] door [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld om de werkzaamheden uit te voeren. Uit de door partijen overgelegde correspondentie stelt de kantonrechter vast dat partijen voor het laatst eind februari/begin maart 2020 contact met elkaar hebben gehad via de mail. [gedaagde] schrijft in zijn e-mailbericht van 29 februari 2020 aan [X] dat hij data zou doorgeven en dat [X] dan kan kijken wanneer zij de werkzaamheden kan afmaken. Op 2 maart 2020 heeft [X] hierop gereageerd en gezegd dat zij de reactie van [gedaagde] even afwacht. [X] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] daarna niets meer van zich heeft laten horen. [gedaagde] heeft deze stelling niet gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft immers ter zitting naar voren gebracht dat hij niet meer zeker weet of hij na 2 maart 2020 nog contact heeft opgenomen met [X] . De kantonrechter stelt dan ook vast dat [gedaagde] [X] na 2 maart 2020 niet meer heeft bericht wanneer [X] kon komen om de werkzaamheden af te maken. De kantonrechter concludeert daaruit dat [X] niet in de gelegenheid is gesteld om het werk af te maken en daarmee verkeert [gedaagde] in schuldeisersverzuim. Daarvan is op grond van artikel 6:58 Burgerlijk Wetboek (BW) sprake als nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat de schuldeiser, [gedaagde] , de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent, tenzij hem dit niet kan worden toegerekend. [gedaagde] heeft niet aangevoerd dat hem het verzuim niet kan worden toegerekend. Schuldeisersverzuim maakt een einde aan het verzuim van de schuldenaar, [X] . De kantonrechter komt gelet op het bovenstaande tot de conclusie dat het niet aan [X] is te wijten dat de werkzaamheden niet zijn verricht. Op deze grond kan [gedaagde] zich er dus niet op beroepen dat hij niet hoeft te betalen.
Overige punten
4.5.
[gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord naar voren gebracht dat de door [X] ingeschakelde stukadoor meerdere malen niet kwam opdagen en dat [gedaagde] daarom genoodzaakt was zelf een stukadoor te zoeken. Volgens [gedaagde] heeft hem dit extra geld gekost. Ook heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat [X] geen draagbalk had geregeld waardoor de bouw stil kwam te liggen en [gedaagde] de draagbalk zelf moest regelen en ophalen. [X] heeft deze stellingen betwist.
De kantonrechter stelt vast dat deze punten niet zijn genoemd in de e-mailberichten van
10 november 2019 waarin partijen afspreken welke werkzaamheden nog gedaan moeten worden. [X] is met betrekking tot deze punten niet in gebreke gesteld en [X] heeft dan ook geen gelegenheid gehad om hierop te reageren. De kantonrechter is van oordeel dat deze punten, of ze waar zijn of niet, er dan ook niet toe kunnen leiden dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting mocht opschorten. Bovendien heeft [X] onbetwist gesteld dat de kosten met betrekking tot de balk en de stukadoor in mindering zijn gebracht op het door [gedaagde] te betalen bedrag.
4.6.
Daarnaast heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat hij binnen een jaar nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd is geconfronteerd met een lekkage. [gedaagde] stelt dat de waterleiding welke door [X] is geplaatst niet goed is aangesloten waardoor [gedaagde] is geconfronteerd met een aanzienlijke schadepost. [X] betwist dat sprake is van een causaal verband tussen de door haar verrichte werkzaamheden en de lekkage. Daarnaast stelt [X] dat [gedaagde] de lekkage niet heeft gemeld.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] , gelet op de gemotiveerde betwisting door [X] , onvoldoende heeft onderbouwd dat de gestelde lekkage het gevolg is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [X] . Nu de lekkage een jaar na de verbouwing heeft plaatsgevonden is de enkele stelling van [gedaagde] dat de waterleiding door [X] niet goed is aangesloten onvoldoende om een tekortkoming van de zijde van [X] vast te kunnen stellen. Bovendien volgt de kantonrechter [X] in haar verweer dat [gedaagde] de factuur al diende te betalen (voor 12 februari 2020) voordat de lekkage aan de orde kwam (oktober 2020). Van opschorting van de betaling vanwege de lekkage kan dan ook geen sprake zijn. Bovendien is ook niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] [X] in gebreke heeft gesteld met betrekking tot de lekkage. De kantonrechter concludeert dan ook dat de lekkage geen reden kan zijn om de factuur onbetaald te laten.
De voorwaardelijke tegenvordering van [gedaagde]
4.7.
Het subsidiaire verweer en de tegenvordering dient te worden afgewezen omdat aan de kant van [gedaagde] sprake is van schuldeisersverzuim, zie overweging 4.4.. De oorzaak van het niet kunnen verrichten van de werkzaamheden ligt aan de kant van [gedaagde] en daarom kan hij geen vordering tot nakoming instellen. [X] hoeft de werkzaamheden niet meer te verrichten.
Wettelijke rente
4.8.
[gedaagde] heeft de factuur niet tijdig betaald en is hierdoor in verzuim geraakt. [gedaagde] moet de gevorderde wettelijke rente betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[X] maakt aanspraak op een bedrag van € 517,39 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [X] heeft aan [gedaagde] op 17 maart 2020 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
Artikel 6:44 BW: toerekening betaling aan kosten, rente en hoofdsom
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij op 10 november 2019 hebben afgesproken dat [gedaagde] voor de resterende werkzaamheden een bedrag van
3.923,90 aan [X] diende te betalen. Ook is niet in geschil dat [gedaagde] in totaal € 600,00 heeft betaald. Op grond van artikel 6:44 BW strekt een betaling in eerste plaats in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente. Dit betekent dat de betalingen van in totaal € 600,00 die [gedaagde] al heeft verricht in zijn geheel in mindering strekken op de buitengerechtelijke incassokosten
(€ 517,39), de verschenen rente (€ 73,71) en de hoofdsom voor een bedrag van € 8,90. Dit betekent dat in hoofdsom een bedrag van € 3.915,00 zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij, zowel in conventie als in reconventie, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten zijn als volgt:
  • dagvaarding € 89,44
  • salaris gemachtigde € 498,00 (2 punten x tarief € 249,00)
  • griffierecht
  • Totaal € 1.094,44
Daarbij wordt er van uitgegaan dat [X] geen nadere kosten heeft gemaakt in verband met de ingestelde (voorwaardelijke) tegenvordering.
4.12.
Gelet op bovenstaande zullen de vorderingen van [X] worden toegewezen en de vordering van [gedaagde] worden afgewezen als volgt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan [X] te betalen een bedrag van
€ 3.915,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.915,00 vanaf 2 maart 2021 tot de dag van volledige betaling,
in reconventie:
5.2.
wijst de vordering af,
in conventie en reconventie:
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 1.094,44, waaronder € 498,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.