Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [A] ,
WIEAP BEHEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
hierna te noemen Wieap,
1.De procedure
2.De feiten
- i) Wieap en [A] sloten een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:230a BW, dewelke aan partijen genoegzaam bekend is;
- ii) [A] , naar het oordeel van Wiap, een huurachterstand groot EUR 17.486,52 heeft laten ontstaan waarop Wieap [A] schriftelijk heeft aangesproken;
- iii) [A] de hoogte van de huurachterstand ten stelligste heeft betwist en zich daarnaast op het standpunt heeft gesteld dat hij gerechtigd was om de huurbetalingen vanaf 2016 te staken en gestaakt te houden totdat er een oplossing/einde kwam aan de situatie rondom (de toegang van) het gehuurde;
- iv) Wieap bijaldien te kennen heeft gegeven in het eerste kwartaal van 2019 over te zullen gaan tot sloop van het gehuurde, en dat er sprake is van een renovatie die zonder beëindiging van de huurovereenkomst niet mogelijk is, omdat de plaats en functie van het gehuurde gaat wijzigen;
- v) Partijen overlegden met elkaar over oplossingen en de voornemens zijdens Wieap, om een kort geding ontruiming en ontbinding te entameren;
- vi) [A] te kennen heeft gegeven niet te kunnen betalen en partijen akkoord en bereid zijn de huurovereenkomst middels deze vaststellingsovereenkomst thans onverwijld, maar uiterlijk op 15 januari 2019 te beëindigen;
- vii) Partijen hebben overeenstemming bereikt over de wijze waarop die beëindiging gestalte moet krijgen en willen de daartoe gemaakte afspraken in deze vaststellingsovereenkomst vastleggen;
- viii) De inhoud van de overeenkomst voldoet in de visie van beide partijen ruim voldoende aan de daaraan te stellen eisen en is voldoende goed gedetailleerd ter zake de achtergronden en afspraken, tengevolge waarvan de overeenkomst voldoet aan hetgeen daarover is bedoeld in artikel 7:900 BW.
dinsdag 29 januari 2019 te 16:00 uurop straffe van een onmiddellijk verbeurt te verklaren boete ten bedrage van € 100,00 per dag en voor iedere dag datWieap in gebreke blijft de bijdrage te betalen;
3.Het geschil
in conventie
I) de vergoeding van € 11.000,00 te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 2 maart 2019, dan wel vanaf 13 maart 2019, dan wel vanaf 3 april 2019 of een door de kantonrechter te bepalen datum tot aan de dag van volledige betaling,
II) de contractuele boete, berekend tot 21 december 2020, ter hoogte van een bedrag van € 66.000,00 dan wel € 64.900,00 dan wel € 62.800,00 dan wel een nader te bepalen boetebedrag, te vermeerderen met wettelijke rente daarover,
III) de contractuele boete van € 100,00 per dag dat Wieap in gebreke blijft de vergoeding te betalen, te rekenen vanaf 21 december 2020, dan wel een door de kantonrechter te bepalen boete en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid.
IV) vernietiging van de vaststellingsovereenkomst van 13 december 2018,
V) veroordeling van Wieap tot vergoeding van de door [A] geleden schade als gevolg van toerekenbare tekortkoming van Wieap, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met wettelijke rente,
VI) Wieap te veroordelen om bij wijze van voorschot op de aan [A] toekomende schadevergoeding te betalen een bedrag van € 35.000,00.
en (VIII) veroordeling van Wieap in de kosten van de procedure.
(1) huurpenningen tot een bedrag van € 17.486,52, (2) vermeerderd met de wettelijke handelsrente, tot en met 23 november 2018 berekend op € 3.471,63, en (3) de wettelijke handelsrente vanaf 24 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling, (4) vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 949,87, (5) een bedrag van € 29.000,00 voor opruimkosten met (6) de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag van dagvaarding, en (7 en 8) veroordeling van [A] in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
n conventie
opleverenis niet in geschil.