ECLI:NL:RBOVE:2021:4280

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
08.017242.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en medeplichtigheid aan vernieling door een 20-jarige man in Kampen

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man die beschuldigd werd van diefstal en medeplichtigheid aan vernieling. De verdachte had samen met een ander 's nachts opladers, adapters, oplaadkabels en een scooter uit een schuur gestolen. Tevens was hij medeplichtig aan de vernieling van een ruit van een auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 januari 2021 in Kampen, samen met een medeverdachte, betrokken was bij deze strafbare feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende opzet had op brandstichting, waarvoor hij vrijgesproken werd. De rechtbank veroordeelde de man tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van ruim 1.000 euro betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn fulltime dienstverband en de opleiding die hij volgde, en besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.017242.21 (P)
Datum vonnis: 16 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Menouar en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 16 januari 2021 in Kampen, al dan niet samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1 primair: opzettelijke brandstichting in een schuur, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
feit 1 subsidiair: medeplichtigheid hieraan;
feit 2 primair: diefstal van opladers, adapters, oplaadkabels en een scooter;
feit 2 subsidiair: vernieling van een scooter;
feit 3 medeplichtigheid aan vernieling van een ruit van een auto.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2021, te Kampen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een houten schuur/berging welke stond achter de woning van [adres 2] , door open vuur in aanraking te brengen met papier, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dat/die schuurtje/berging geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in het/de schuurtje/berging bevindende goederen (o.a. frituurpan, tuingereedschap, vriezer en/of in de vriezer bevindende goederen en/of een electrische fiets) en/of nabij gelegen schuttingdeur en/of schutting en/of in de nabijheid bevindend ander schuurtje en/of andere goederen welke in de nabijheid stonden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 16 januari 2021, te Kampen, opzettelijk brand heeft gesticht in een houten schuur/berging welke stond achter de woning van [adres 2] , door open vuur in aanraking te brengen met papier, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dat/die schuurtje/berging geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de in het/de schuurtje/berging bevindende goederen (o.a. frituurpan, tuingereedschap, vriezer en/of in de vriezer bevindende goederen en/of een electrische fiets) en/of nabij gelegen schuttingdeur en/of schutting en/of in de nabijheid bevindend ander schuurtje en/of andere goederen welke in de nabijheid stonden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; bij het plegen verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft op of omstreeks 16 januari 2021, te Kampen, door opzettelijk die [medeverdachte] met een scooter te vervoeren naar of in de de nabijheid van [adres 2] en/of met die [medeverdachte] dat/die schuurtje/berging binnen te gaan en/of die [medeverdachte] een aansteker te geven;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 16 januari 2021, te Kampen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opladers en/of adapters en/of oplaadkabels en/of een scooter, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 16 januari 2021, te Kampen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt door die scooter uit een schuurtje berging te halen en/of de kappen van die scooter te vernielen of te verbreken en/of de bedrading van die scooter door te knippen en/of los te trekken en/of te vernielen en/of die scooters elders in het water te gooien of te duwen;
3.
[medeverdachte] op of omstreeks 16 januari 2021, te Kampen, opzettelijk en wederrechtelijk met een steen/kei een ruit van een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt; bij het plegen verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte] met een scooter naar of in de nabijheid van die auto te rijden en/of door
die steen/kei, die verdachte en/of die [medeverdachte] eerder hadden meegenomen en onder de buddyseat van zijn verdachtes scooter hadden gedaan, op de scooter zijn weggereden en vervolgens, op aanwijzingen van die [medeverdachte] , is gestopt nabij die auto om die [medeverdachte] de gelegenheid te geven om die steen/kei te pakken en te gooien tegen/door de ruit van die auto.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd omdat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde feit integraal moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, zulks met uitzondering van de diefstal van de scooter. Ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat enkel de onder 2 subsidiair ten laste gelegde vernieling van de scooter bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] hem, nadat zij die avondje hadden gedronken, had verteld dat hij lastig werd gevallen door zijn ex-vriendin en dat hij naar haar woning wilde gaan en als ‘payback’ daar een steen door het raam van haar woning te gooien. Verdachte is toen op verzoek van [medeverdachte] meegegaan omdat hij dronken was en ook wel eens wilde zien of [medeverdachte] dit echt zou gaan doen. Bij de woning aangekomen heeft verdachte [medeverdachte] desgevraagd een aansteker gegeven aangezien [medeverdachte] een sigaret wilde aansteken. [medeverdachte] heeft deze aansteker vervolgens onder zich gehouden. Nadat [medeverdachte] achtereenvolgens stekkers, een fiets en een scooter uit de schuur had gehaald en verdachte met zijn scooter klaar stond om te vertrekken, zag verdachte de steeg bij de schuur ineens oranje worden. Verdachte is hierop naar de schuur gelopen en zag daar [medeverdachte] , die met een spuitbuis en de aansteker van verdachte een aantal kussens in de schuur in brand stak. Deze kussens brandden moeizaam en verdachte heeft toen geprobeerd om het vuur te doven. Hij heeft [medeverdachte] naar achteren getrokken, heeft een andere kussen op de brandende kussens gelegd en heeft ook op de kussens gestampt. Het vuur is vervolgens even uitgegaan en verdachte heeft toen tegen [medeverdachte] gezegd: “Denk eens na. Je gaat toch niet brandsteken”, maar verdachte luisterde niet en bleef doorspuiten. [medeverdachte] heeft de brandende kussens vervolgens onder een kastje geschoven en toen [medeverdachte] ook nog over de schoenen van verdachte begon te spuiten is verdachte weggelopen. Hij was in paniek en wist niet wat hij moest doen.
De rechtbank stelt vast dat voormelde verklaring van verdachte grotendeels overeen komt met wat hij eerder bij de politie heeft verklaard en dat ook medeverdachte [medeverdachte] in grote lijnen gelijkluidend heeft verklaard over de rol die verdachte bij de brandstichting heeft gespeeld.
Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaring van verdachte over de brandstichting te twijfelen.
Op grond van voorgaande feitelijkheden is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijsmiddelen zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de brandstichting.
Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde, voor wat betreft de samen met medeverdachte [medeverdachte] gepleegde diefstal van de opladers, adapters en oplaadkabels, sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Verdachte ontkent dat hij ook de scooter samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gestolen. De rechtbank acht dit onderdeel van het onder 2 primair ten laste gelegde echter ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank gaat in dit verband uit van de verklaring zoals die door verdachte bij de politie is afgelegd. Zo heeft verdachte verklaard: “
De verleiding om de scooter uit de schuur te halen is erg groot, dus dat hebben we gedaan(…).
Verder kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte erbij heeft geholpen toen [medeverdachte] de scooter aan de praat probeerde te krijgen. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij met de lichten van zijn scooter bij heeft geschenen zodat [medeverdachte] de kleuren van de draadjes kon zien en dat verdachte op verzoek van [medeverdachte] ook twee kabeltjes heeft doorgezaagd.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de diefstal van de scooter samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 16 januari 2021, te Kampen, tezamen en in vereniging met een ander opladers en adapters en oplaadkabels en een scooter, goederen die aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
[medeverdachte] op 16 januari 2021, te Kampen, opzettelijk en wederrechtelijk met een steen een ruit van een auto, die aan [aangever 3] toebehoorde heeft vernield; bij het plegen waarvan verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en tot het plegen waarvan verdachte opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door die [medeverdachte] met een scooter in de nabijheid van die auto te rijden en door met een steen, die verdachte en/of die [medeverdachte] eerder hadden meegenomen, op de scooter zijn weggereden en vervolgens, op aanwijzingen van die [medeverdachte] , is gestopt nabij die auto om die [medeverdachte] de gelegenheid te geven om die steen te pakken en te gooien door de ruit van die auto.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplichtigheid aan opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaar met de bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering is voorgesteld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om te volstaan met de oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is voorgesteld.
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte een fulltime dienstverband heeft, hij een opleiding volgt en dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte zou kunnen doorkruisen omdat hij dan zou worden ontslagen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met een ander ’s nachts opladers, adapters, oplaadkabels en een scooter uit een schuur gestolen. Daarnaast is hij medeplichtig geweest aan vernieling van een ruit van een auto.
Verdachte heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en hij heeft bij de slachtoffers ook gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht. Hij heeft zich onder invloed van alcohol laten meeslepen en de rechtbank rekent dit verdachte aan. Aangezien de rechtbank de brandstichting niet bewezen acht komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 7 oktober 2021.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening met de veroordeling van 13 september 2021.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit het reclasseringsadvies van 1 november 2021. De reclassering schetst het beeld van een jongeman die problemen ervaart met het volwassen worden. Aan verdachte zijn in het kader van een vorige straf al bijzondere voorwaarden opgelegd en de reclassering adviseert nu een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met dezelfde bijzondere voorwaarden die al zijn opgelegd aangevuld met de voorwaarden dat verdachte meewerkt aan middelencontrole en dat hij dagbesteding behoudt. De reclassering adviseert daarnaast het volwassenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt het advies voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden van de deskundige op de in het rapport genoemde gronden over en maakt het oordeel van de deskundige tot de hare. Er lijkt sprake van een positieve ontwikkeling in het leven van verdachte. Hij werkt fulltime, gaat de opleiding elektrotechniek volgen en heeft de contacten met zijn negatieve sociale netwerk verbroken.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte door de reclassering begeleid blijft worden zodat deze positieve ontwikkeling bestendigd kan worden en dat verdachte niet opnieuw in een dergelijke situatie terecht komt. Een gevangenisstraf zou de positieve ontwikkeling kunnen doorkruisen.
Alles afwegend ziet de rechtbank aanleiding om een werkstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert, na wijziging van de vordering ter zitting, verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.920,71 (duizend negenhonderd en twintig euro en eenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 192,15: vervangen cilinderslot;
- € 135,00: eigen risico autoruit;
- € 100,00: eigen risico inboedel schuur;
- € 500,00: camerasysteem;
- € 190,68: tegemoetkoming opgenomen verlofuren;
- € 52,88: reiskosten.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 750,00 gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.901,70 (duizend negenhonderd en één euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 879,30: scooter;
- € 272,40: tegemoetkoming opgenomen verlofuren.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 750,00 gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.034,25 (duizend en vierendertig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 170,25: tegemoetkoming verlofuren;
- € 114,00 ondersteuning door Kadera;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 750,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel en hoofdelijk dienen te worden toegewezen met oplegging van wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de door hen gevorderde immateriële schade van € 750,00 omdat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde feit integraal moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 1] heeft de raadsman zich verder op het standpunt gesteld dat de posten ‘vervangen cilinderslot’ en ‘camerasysteem’ geen rechtstreekse schade is als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 2] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake van de post ‘scooter’ kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld deze vordering moet worden afgewezen omdat deze vordering is gebaseerd op de onder 1 ten laste gelegde brandstichting en verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ‘eigen risico autoruit’, ‘eigen risico inboedel schuur’ en ‘reiskosten’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze posten toewijzen.
Het causale verband tussen de kosten voor het vervangen van de cilindersloten en het bewezenverklaarde is onvoldoende vast komen te staan en de gevorderde schadevergoeding voor het camerasysteem staan in een te ver verwijderd verband met het bewezenverklaarde. Deze schade kan daarom niet als rechtstreekse schade worden aangemerkt.
De onder de post ‘tegemoetkoming opgenomen verlofuren’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De gevorderde immateriële schade heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 287,88, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ‘scooter’ is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De onder de post ‘tegemoetkoming opgenomen verlofuren’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De gevorderde immateriële schade heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 879,30, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [aangever 1] en [aangever 2] hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte de vordering van [aangever 1] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als door de verdachte de vordering van [aangever 2] niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 17 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 48, 49, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf:
medeplichtigheid aan opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
-
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van 60 (zestig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij de reclassering. Verdachte blijft zich melden op afspraken met
de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie
Verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA, SOLO of een andere
gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt
welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en
aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling
Verdachte werkt mee aan diagnostiek en laat zich indien geïndiceerd behandelen door
Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De
behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft
voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele
proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de
huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor
hem/haar heeft opgesteld.
Meewerken aan dagbesteding
Verdachte werkt mee aan het verkrijgen van/behouden van dagbesteding in de vorm van
(betaalde of onbetaalde) arbeid dan wel het volgen van een opleiding.
Meewerken aan controle op middelengebruik
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik
te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest)
gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt
gecontroleerd.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen, subsidiair 30 dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
De vordering van de benadeelde [benadeelde 1] :
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde 1] , (feit 1): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
De vordering van de benadeelde [aangever 1] :
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 287,88 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feiten 2 primair en 3): van een bedrag van € 287,88 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2021) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 287,88, (zegge: tweehonderd en zevenentachtig euro en acht-en-tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
De vordering van de benadeelde [aangever 2] :
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 879,30 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 2 primair): van een bedrag van € 879,30 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2021) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 879,30 (zegge: achthonderd en negenenzeventig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
De vordering van de benadeelde [benadeelde 2] :
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde 2] , (feit 1): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.B. Bruins, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PLO600-2021027212. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde: (voor wat betreft de diefstal van de opladers, adapters en oplaadkabels, tezamen en in vereniging gepleegd)
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2021, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van de verdachte;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 21 januari 2021 (pagina 254 en
261) inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
(pagina 171);
- het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] van 25 januari 2021 (pagina
219).
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde: (voor wat betreft de diefstal van de
scooter, tezamen en in vereniging gepleegd).
- het proces-verbaal aangifte van 16 januari 2021, pagina’s 113 t/m 119, inhoudende de door
[aangever 2] afgelegde verklaring:
Aangifte van diefstal bromfiets gepleegd aan [adres 2] te Kampen tussen zaterdag 16
januari 2021 om 4:00 uur en zaterdag 16 januari 2021 om 04:40 uur. (…) Afgelopen nacht
rond 01.45 uur op 16 januari zette ik mijn scooter in onze schuur aan [adres 2] te
Kampen.(...) Later, toen de brand geblust was, zei iemand van brandweer of politie dat er
helemaal niets te zien was van een scooter of fiets in de schuur (...) Vanochtend (...) bij het
muziekpad (...) zag ik mijn scooter in het water liggen (...) mijn scooter (...) is een Sym Mio
Orbit en is zwart van kleur. Het kenteken is [kenteken] . (...) hij is er slecht aan toe. Ik zag dat
de kappen kapot waren. De voorkant er af gehaald was. De draden waren kapot gemaakt.
De scooter was eerst piekfijn maar zat nu helemaal onder de krassen. Hij lag ook in het
water dus ik weet wat er allemaal kapot is.(...)
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 januari 2021, pagina’s 254 en 256, inhoudende de door [verdachte] afgelegde verklaring:
(…) We zijn terug gegaan naar dat schuurtje en [medeverdachte] vond dat het niet genoeg was wat we
gedaan hebben. (…) Wij zagen dat die scooter in de schuur stond. Die scooter stond dus niet
op stuurslot. De verleiding om zo’n ding uit de schuur te halen is erg groot, dus dat hebben
we gedaan. (…) [medeverdachte] heeft toen met die scooter gelopen richting de steeg waar mijn scooter
stond. (…) Hij (…) probeerde de scooter open te maken. Dit lukte niet. (…) hij begon die
scooter los te zagen, de voorkant (…) Hij gaf dit zaagje (…) daarna aan mij (…) Ik zei (…)
dat hij (…) beter die scooter kon wegdoen omdat we hem nu niet meer terug konden brengen
met hoe die er nu uitzag. Ik ging met mijn scooter erheen en hem met de koplamp van mijn
scooter bij geschenen. Hij maakte wat kabeltjes kapot, maar nog deed de scooter het niet
(…) toen is de scooter het water in gegaan. (…)
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 januari 2021, pagina 262 en pagina 265, inhoudende de door [verdachte] afgelegde verklaring:
V: Je verklaarde dat [medeverdachte] het zaagje aan jou gaf?
A: Hij kreeg twee kabeltjes niet door en hij hield ze vast. Ik heb toen de zaag
aangepakt en die twee kabeltjes doorgezaagd. Toen startte de scooter nog niet en ik
heb toen met [medeverdachte] de scooter in het water getild.
(…)V: 04.38 uur kreeg de politie de melding om mee te rijden met de brandweer. Wat is er
tussen 03.10 uur en 04.34 uur gebeurd?
A: Die scooter heeft heel erg lang geduurd. Na de fiets kwamen we terug. De scooter
ging mee. (…)
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2021, voor zover inhoudende de
verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] kwam met de scooter aanlopen. Even verderop is hij de scooter gaan slopen
met als doel om de scooter te starten. Ik heb daarbij gekeken en met de koplamp van mijn
scooter bij geschenen zodat hij de draadjes door kon knippen. Hij maakte wat kabeltjes
kapot, maar nog deed de scooter het niet. Ik heb de zaag vastgehouden. Het was mijn idee
om de scooter in het water te gooien. Ik zei: “zoiets kun je niet meer terug brengen.
Dan moet je hem dumpen”.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde: (medeplichtigheid aan vernieling van de autoruit).
- het proces-verbaal aangifte van 16 januari 2021, pagina’s 106 en 107, inhoudende de door
[aangever 1] afgelegde verklaring;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2021, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van de verdachte;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 21 januari 2021, pagina 254, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.