ECLI:NL:RBOVE:2021:4282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
08/120254-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation met geweld en bedreiging

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewapende overval op een tankstation in Almelo. De overval vond plaats op 29 februari 2020, waarbij de medeverdachten gewapend met een pistool en een machete het tankstation binnengingen en geld eisten van de medewerkers. De verdachte fungeerde als bestuurder van de vluchtauto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 167 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden wat hem onder feit 1 was ten laste gelegd, maar dat het onder feit 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op jonge leeftijd in aanraking was gekomen met de criminaliteit. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/120254-21 (P)
Datum vonnis: 16 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen:
feit 1:op 29 februari 2020 in Almelo een gewapende overval op [tankstation 1] heeft gepleegd;
feit 2:op 26 februari 2020 in Geesteren een gewapende overval op [tankstation 2] heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 29 februari 2020, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon genaamd [slachtoffer 1] (in/tijdens haar functie van/als medewerker bij [tankstation 1]
, gelegen aan [adres 2] ), heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (hoeveelheid) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of muts en/of sjaal, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht – zich naar/in voornoemd tankstation heeft/hebben begeven,
- ( vervolgens) (daarbij) (direct) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht (gehouden),
- ( vervolgens) (daarbij) naar/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschreeuwd/meegedeeld: "Geld!” en/of “Ik wil alleen het geld”, (waarna die [slachtoffer 1] (een hoeveelheid) geld in een door verdachte(n) meegebrachte tas heeft gestopt);
2
hij op of omstreeks 26 februari 2020, te Geesteren, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een hoeveelheid) geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation 2] , gelegen aan [adres 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (in/tijdens haar functie van/als (algemeen) shop medewerkster), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- ( al dan niet) voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken capuchon en/of (bivak)muts en/of sjaal, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht – zich naar/in voornoemd(e) (shop van het) tankstation heeft/hebben begeven,
-(vervolgens) (rechtstreeks) naar/achter de kassa(balie) is/zijn gelopen,
-(vervolgens) (een hoeveelheid) geld uit de kassa(lade) heeft/hebben gepakt/gegraaid en/of
-(vervolgens) (tijdens het (weer) naar buiten rennen) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of (dreigend) met een knuppel/machete/zwaard, althans een lang voorwerp heeft/hebben gezwaaid/gedreigd en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd: “Dit is een overval”.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 februari 2020 is het [tankstation 2] gelegen aan [adres 3] te Geesteren, Gelderland, overvallen door twee gemaskerde mannen. Een man is tijdens de overval in de deuropening blijven staan met een machete. De andere man rende met een pistool naar de kassa en leegde de kassa. Bij het naar buiten rennen richtte de man het pistool op winkelmedewerkster [slachtoffer 2] en riep: “Dit is een overval”. Beide mannen stapten in een gereedstaande auto, waarvan de kentekenplaten waren afgeplakt met tape. Bij de overval is € 561,-- weggenomen.
Verdachte heeft bekend dat hij samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) deze overval heeft gepleegd. Op een bosperceel, nabij het tankstation, hebben verdachte en de medeverdachten voorbereidingen getroffen voor de overval. Zo werden de kentekens van de vluchtauto afgeplakt met tape, hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich omgekleed en hebben ze alle drie van een T-shirt een bivakmuts gemaakt en deze omgeknoopt. Bij het tankstation is [medeverdachte 1] met een pistool en is [medeverdachte 2] met een machete het tankstation binnengegaan. [medeverdachte 1] heeft de kassa leeggehaald en [medeverdachte 2] is met de machete in de deuropening blijven staan. Verdachte is in de gereedstaande auto blijven wachten. Toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer in de auto zaten, is verdachte weggereden. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachten de buit met hun drieën verdeeld.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 26 februari 2020, pagina’s 24 en 25.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 26 februari 2020, te Geesteren, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [tankstation 2] , gelegen aan [adres 3] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] in haar functie van algemeen shopmedewerkster, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht, zich in voornoemde shop van het tankstation heeft/hebben begeven,
- naar/achter de kassa(balie) is/zijn gelopen,
- geld uit de kassalade heeft/hebben gepakt/gegraaid,
- tijdens het naar buiten rennen een pistool op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en daarbij heeft/hebben geroepen: “Dit is een overval” en
- met een machete heeft/hebben gezwaaid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 166 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bedoeling de duur van deze vrijheidsstraf gelijk te laten zijn aan af te trekken tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling te worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Daarbij zijn de medeverdachten met een pistool en machete het tankstation binnengegaan en hebben zij het geld meegenomen. Verdachte heeft de gereedstaande vluchtauto bestuurd.
Een dergelijk delict is niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor het slachtoffer, maar veroorzaakt ook grote onrust in de samenleving. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de negatieve psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte heeft zich bij het plegen van het feit laten leiden door zijn wens naar eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een geweldsdelict.
Reclassering Nederland heeft rapportages over verdachte uitgebracht. In de meest recente rapportage van 29 oktober 2021 heeft de reclassering geschreven dat verdachte op jonge leeftijd in aanraking kwam met jongens die delicten pleegden en zodoende in het criminele circuit belandde. Hij ging drugs gebruiken en spijbelde van school. Na het plegen van het onderhavige delict is verdachte vanwege uitbuiting, afpersing en onderdrukking vanuit het criminele circuit in een opvang terechtgekomen. Daar is met hem gewerkt aan het oplossen van zowel praktische als psychische problemen. Sinds verdachte is geschorst uit preventieve hechtenis, hebben zich meerdere positieve ontwikkelingen voorgedaan. Verdachte heeft zijn opleiding hervat, heeft twee bijbaantjes, woont inmiddels samen met zijn familie, heeft het contact met zijn criminele vrienden verbroken en is schuldenvrij. Bovendien staat hij op de wachtlijst voor het vervolg van zijn behandeling. De reclassering schat het recidiverisico nu nog in als gemiddeld, gelet op het feit dat de (trauma)behandeling nog moet worden afgerond. Indien de huidige ontwikkelingen zich op dezelfde positieve wijze voortzetten, zal het recidiverisico verder afnemen. De reclassering ziet geen indicatoren voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk, nu dit de positieve ontwikkeling zal doorbreken. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling.
De rechtbank acht oplegging van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend en geboden gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd.
Verdachte was ten tijde van de overval achttien jaar. De rechtbank vindt, mede op grond van het advies van de reclassering, geen grond in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, om recht te doen overeenkomstig de bepalingen van het jeugdrecht. In de relatief jonge leeftijd van verdachte, in combinatie met de omstandigheden waarin hij zich bevond ten tijde van het feit en de ontwikkeling die hij sindsdien heeft doorgemaakt ziet de rechtbank wel reden om voor de strafmaat als uitgangspunt te nemen het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor jeugd, te weten een jeugddetentie vanaf vier maanden.
De rechtbank heeft er bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening mee gehouden dat verdachte 77 dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de in voorarrest doorgebrachte tijd passend en geboden is. Daarnaast dient een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd te worden om verdachte ervan te proberen te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Ook zal de rechtbank een taakstraf opleggen van 120 uren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
het misdrijf: diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
167 (honderdzevenenzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen bij [instelling] of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de instelling zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche Twente met nummer 66, gesloten op 10 juli 2021 (onderzoeksnummer ON3R020030 in de zaak [omschrijving 1] en onderzoeksnummer ON2R020023 in de zaak [omschrijving 1] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.