ECLI:NL:RBOVE:2021:4353

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
08.142051.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor afpersing en diefstal met geweld

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een gevangenisstraf van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De man werd beschuldigd van afpersing en diefstal met geweld, gepleegd op 22 februari 2019 in Kampen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer met geweld heeft gedwongen tot afgifte van sieraden, geld en andere goederen. Het slachtoffer deed aangifte na de gebeurtenis, waarbij hij verklaarde dat hij was geslagen en met een mes was bedreigd. Tijdens de rechtszittingen op 19 april en 8 november 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hadden gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen die niet bewezen konden worden. De rechtbank hield rekening met de gezondheidstoestand van de verdachte, die lijdt aan Multiple Sclerose, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank legde een lagere werkstraf op dan gebruikelijk, gezien de situatie van de verdachte, maar vond het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen als vergelding voor de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.142051.20 (P)
Datum vonnis: 22 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 april 2021 en 8 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H. de Weert en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 22 februari 2019 samen met een ander [slachtoffer] met geweld heeft gedwongen tot het afgeven van sieraden, geld, een bankpas en een telefoon;
feit 2: op 22 februari 2019 samen met een ander [slachtoffer] met geweld heeft bestolen van
diverse spullen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2019 te Kampen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te veroordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van zijn sieraden (te weten twee
ringen en een halsketting) en/of een horloge (van het merk Regal) en/of sigaretten
(van het merk Gauloises) en/of geld (een bedrag van 250 euro) en/of een bankpas
(behorend bij het rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of telefoon (van het
merk Huawei, type Mate 10 lite), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer]
toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- De nek van [slachtoffer] heeft/hebben vastgeklemd,
- [slachtoffer] op zijn bovenbeen heeft/hebben geslagen,
- [slachtoffer] op/in zijn maag heeft/hebben geslagen/gestompt,
- [slachtoffer] op/tegen zijn borst heeft/hebben geslagen/gestompt,
- Opdracht heeft/hebben gegeven om [slachtoffer] ‘bij elke verkeerde beweging te

steken’,

- [slachtoffer] heeft/hebben gesommeerd om mee te werken, “anders kon het heel

vervelend worden”,

- [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd 1500 euro (van hem) te willen hebben,
- [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd de ketting (van hem) te willen hebben,
- [slachtoffer] heeft/hebben gesommeerd (om) zijn horloge af te doen,
- Een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp dichtbij en/of op/tegen het

been van [slachtoffer] heeft/hebben gehouden,

- Met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (meermalen) in het

been/de benen van [slachtoffer] heeft/hebben geprikt,

- Een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp dichtbij/op/tegen de keel van

[slachtoffer] heeft/hebben (aan)gehouden,

- Aan de vinger(s) van [slachtoffer] heeft /hebben getrokken,
- Met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van [slachtoffer]

heeft/hebben gedreigd,

- (daarbij) [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd: ‘Ga maar pinnen’ en/of
- (vervolgens) [slachtoffer] (meermalen) in/op/tegen het gezicht heeft/hebben

geslagen/gestompt;

2
hij op of omstreeks 22 februari 2019 te Kampen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas (van het
merk Parajumper) en/of een telefoon (van het merk Huawei, type Mate 10 lite)
en/of een (zak)mes en/of een bankpas (behorend bij het rekeningnummer
[rekeningnummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden, of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of aan andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het geslotene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- De nek van [slachtoffer] heeft/hebben vastgeklemd,
- [slachtoffer] op zijn bovenbeen heeft/hebben geslagen,
- [slachtoffer] op/in zijn maag heeft/hebben geslagen/gestompt,
- [slachtoffer] op/tegen zijn borst heeft/hebben geslagen/gestompt,
- Opdracht heeft/hebben gegeven om [slachtoffer] ‘bij elke verkeerde beweging te

steken’ en/of

- [slachtoffer] heeft/hebben gesommeerd om mee te werken, anders kon het ‘heel

vervelend worden’.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 5 maart 2019 is door [slachtoffer] aangifte gedaan van afpersing. Uit de aangifte blijkt dat hij op vrijdag 22 februari 2019, in de woning van [naam] aan de [adres] , door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is geslagen en met een mes is bedreigd. Hij werd gedwongen om geld over te maken van zijn spaarrekening naar zijn reguliere bankrekening en hij moest zijn sieraden, sigaretten, horloge en bankpas afgeven. Zijn jas en de spullen in zijn jaszakken werden hem afgenomen. Vervolgens werd aangever door verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en [naam] meegenomen naar een pinautomaat in de buurt. Aangever werd gedwongen om een aantal geldbedragen op te nemen en die aan verdachte af te geven. Nadien werd aangever nogmaals geslagen. Hij is de situatie uiteindelijk ontvlucht door weg te rennen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben bij de politie allebei een bekennende verklaring afgelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 november 2021 verklaard dat hij op de avond van 22 februari 2019 samen met medeverdachte [medeverdachte] naar een feestje was gegaan, waar ook [slachtoffer] was. Verdachte heeft verklaard dat hij die [slachtoffer] heeft afgeperst.
Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij is gediagnosticeerd met de ziekte Multiple Sclerose (MS) en als gevolg van deze progressieve ziekte bijna geen herinneringen meer aan de tenlastegelegde feiten heeft.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde
wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard, met uitzondering van het gedachtestreepje ‘met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting
van [slachtoffer] heeft/hebben gedreigd’.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard, met uitzondering van de telefoon, nu deze telefoon is afgeperst en niet is gestolen.
Er is bij beide feiten sprake geweest van medeplegen tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman is met de officier van justitie eens dat de zinsnede ‘met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van [slachtoffer] heeft/hebben gedreigd', bij feit 1 niet kan worden bewezen en dat de telefoon is afgeperst en niet is gestolen, zodat verdachte van deze onderdelen moet worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend bij de politie en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 maart 2019 (pag. 31 t/m 36);
  • De processen-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 17 december 2019 (pag. 212 t/m 218 en pag. 219 t/m 221);
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 december 2019 (pag. 224 tot en met 227);
  • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 17 december 2019 (pag. 265 t/m 273);
  • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 18 december 2019 (pag. 274 t/m 279);
  • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam] d.d. 16 december 2019 (pag. 298 t/m 310).
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte] aangever bij de pinautomaat met een mes heeft bedreigd, nu beide verdachten dit hebben ontkend en de verklaring van aangever op dit punt niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onderdeel ‘met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van [slachtoffer] heeft/hebben gedreigd', zoals onder 1 ten laste is gelegd.
De rechtbank is voorts – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de telefoon van aangever is afgeperst en niet is gestolen, zodat verdachte van de diefstal van de telefoon zoals onder 2 is ten laste gelegd, zal worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 februari 2019 te Kampen,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te veroordelen door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van zijn sieraden, te weten twee ringen en een halsketting en een horloge van het merk Regal en sigaretten van het merk Gauloises en geld, een bedrag van 250 euro en een bankpas behorend bij het rekeningnummer [rekeningnummer] en telefoon van het merk Huwwei, type Mate 10 lite, dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte of zijn mededader:
- De nek van [slachtoffer] hebben vastgeklemd,
- [slachtoffer] op zijn bovenbeen hebben geslagen,
- [slachtoffer] in zijn maag hebben gestompt,
- [slachtoffer] tegen zijn borst hebben gestompt,
- Opdracht hebben gegeven om [slachtoffer] ‘bij elke verkeerde beweging te steken’,
- [slachtoffer] hebben gesommeerd om mee te werken, “anders kon het heel vervelend worden”,
- [slachtoffer] hebben toegevoegd 1500 euro van hem te willen hebben,
- [slachtoffer] hebben toegevoegd de ketting van hem te willen hebben,
- [slachtoffer] hebben gesommeerd om zijn horloge af te doen,
- Een mes, dichtbij het been van [slachtoffer] hebben gehouden,
- Met een mes, meermalen in het been van [slachtoffer] hebben geprikt,
- Een mes, tegen de keel van [slachtoffer] hebben gehouden,
- Aan de vingers van [slachtoffer] hebben getrokken,
- [slachtoffer] hebben toegevoegd: ‘Ga maar pinnen’ en
- [slachtoffer] meermalen in het gezicht hebben geslagen;
2
hij op 22 februari 2019 te Kampen,
tezamen en in vereniging met een ander, een jas van het merk Parajumper en een mes en een bankpas behorend bij het rekeningnummer [rekeningnummer] , dat geheel toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte of zijn mededader:
- De nek van [slachtoffer] hebben vastgeklemd,
- [slachtoffer] op zijn bovenbeen hebben geslagen,
- [slachtoffer] in zijn maag hebben gestompt,
- [slachtoffer] tegen zijn borst hebben gestompt,
- Opdracht hebben gegeven om [slachtoffer] ‘bij elke verkeerde beweging te steken’ en
- [slachtoffer] hebben gesommeerd om mee te werken, anders kon het ‘heel vervelend worden’.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van het voorarrest. Oplegging van een meldplicht zoals in het reclasseringsrapport wordt geadviseerd acht de officier van justitie niet noodzakelijk.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de rol van verdachte groter is geweest dan de rol van de medeverdachte, maar dat de gezondheidstoestand van verdachte aanleiding geeft tot oplegging van een lagere werkstraf dan aan de medeverdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een strafoplegging verzocht aansluiting te zoeken bij de strafeis van de officier van justitie. De feiten hebben tweeëneenhalf jaar geleden plaatsgevonden en nu zit een geheel andere verdachte voor de rechtbank dan toen. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en zal zijn uiterste best doen om, ondanks zijn ziekte, een eventuele werkstraf tot een goed einde te brengen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld. Dit zijn ernstige feiten. De aanleiding hiervoor is geweest dat verdachte aangever een lesje wilde leren. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] bij aangever hevige angstgevoelens opgeroepen en hebben zij tevens inbreuk gemaakt op zijn lichamelijk integriteit. Daarbij gaat de rechtbank uit van de initiërende rol van verdachte in het geheel.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering van 1 april 2021.
Hieruit is gebleken dat verdachte een bekennende verdachte is en dat de periode van de tenlastelegging voor verdachte in het teken stond van feesten, weinig slapen en veel alcohol- en drugsgebruik. Inmiddels is verdachte gestopt met het gebruik van harddrugs en alcohol en woont hij onder begeleiding bij het Leger des Heils in Zwolle. Verdachte heeft een steunend netwerk opgebouwd en volgt een ambulante behandeling voor zijn ADHD in een vrijwillig kader. Tevens is gebleken dat verdachte sinds bijna een jaar is gediagnosticeerd met de ziekte MS. Door de reclassering wordt geadviseerd aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf met oplegging van de bijzondere voorwaarde van een meldplicht.
Gelet op uitspraken in soortgelijke zaken is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het
uitgangspunt. De rechtbank laat in strafverhogende zin meewegen dat de rol van verdachte
groter is geweest dan die van zijn medeverdachte en dat verdachte het initiatief heeft genomen tot het plegen van de delicten. In strafmatigende zin laat de rechtbank de huidige gezondheidstoestand van verdachte meewegen en het gegeven dat het gaat om feiten van meer dan twee jaren oud.
De rechtbank is echter van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf
in dit geval - mede gelet op de huidige gezondheidstoestand van verdachte - niet passend is, zodat zal worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de bijzondere voorwaarde van een meldplicht niet noodzakelijk, nu uit de ter terechtzitting gegeven toelichting van de deskundige A.V. Weenink van het Leger des Heils is gebleken dat verdachte vanwege een eerdere veroordeling onder toezicht heeft gestaan tot 9 maart 2021 en daarin een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en geen terugval in delictgedrag heeft gehad. De deskundige ziet op dit moment geen meerwaarde in oplegging van een meldplicht.
De rechtbank is van oordeel dat met name vanuit het oogpunt van vergelding, tevens oplegging van een werkstraf aan de orde is. Gelet op de gezondheidstoestand van verdachte zal de rechtbank een lagere werkstraf opleggen dan aan de medeverdachte, alhoewel de initiërende en grotere rol van verdachte een hogere werkstraf zou rechtvaardigen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, na het plegen van de onderhavige strafbare feiten, op 25 februari 2019 door de politierechter is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk wegens openlijke geweldpleging en op 20 februari 2020 door de politierechter is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur waarvan 30 uur voorwaardelijk wegens meerdere (winkel)diefstallen en poging tot oplichting, zodat artikel 63 Sr van toepassing is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de
duur van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar,
passend en geboden is.
De rechtbank legt daarnaast aan verdachte een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, op.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
123 (honderddrieëntwintig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
120 (honderdtwintig) dagennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021.
Buiten staat
Mrs. Meijer en Faber zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R019053 (onderzoek Coventry) Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.