ECLI:NL:RBOVE:2021:4354

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
84.091041.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van illegaal vuurwerk door verdachte aan pseudokoper

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van het verkopen van illegaal vuurwerk. De verdachte verkocht op 10 november 2020 professioneel vuurwerk aan politieagenten die zich voordeden als kopers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 1000 stuks TP2 en 150 stuks Cobra 6 aan de pseudokoper ter beschikking heeft gesteld en daarnaast nog 9 stuks Cobra 6 in zijn auto had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van het Vuurwerkbesluit en de Wet milieubeheer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 160 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere schone strafblad en zijn intentie om zijn leven te beteren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld en dat er geen recidivegevaar was. De in beslag genomen iPhone van de verdachte werd teruggegeven, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze was gebruikt voor de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.091041.21 (P)
Datum vonnis: 22 november 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D. van Ieperen en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.M. Frerix, advocaat in Ede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
professioneel vuurwerk (1000 stuks TP2 en 150 stuks Cobra 6) aan een pseudokoper ter beschikking heeft gesteld en/of dat professionele vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
feit 2
professioneel vuurwerk (9 stuks Cobra 6) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 10 november 2020 in de gemeente Ede, althans in Nederland, opzettelijk, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten pseudokoper (PS 201109), professioneel vuurwerk, te weten
- 1000, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (TP2) (COV PV pag. 89) en/of
- 150, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)
(COV PV pag. 93),
ter beschikking heeft gesteld en/of
hij op of omstreeks 10 november 2020 in de gemeente Ede, althans in Nederland opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 1000, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (TP2) (COV PV pag. 89) en/of
- 150, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)
(COV PV pag. 93)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 november 2020 in de gemeente Ede, althans in Nederland opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 1000, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (TP2) (CCV PV pag. 89) en/of
- 150, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name) (CCV PV pag. 93) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander (pseudokoper 201109) ter beschikking heeft gesteld.
Feit 2
primair
hij op of omstreeks 10 november 2020 in de gemeente Ede, althans in Nederland
opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten (in de auto Mercedes)
- 9, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name) (COV PV pag. 93)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2020 in de gemeente Ede, althans in Nederland opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten (in de auto Mercedes)
- 9, althans één of meerdere stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name) (COV PV pag. 93)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Feit 1 en feit 2:
In het najaar van 2020 deed de politie onderzoek naar de illegale handel in professioneel vuurwerk, in het bijzonder naar advertenties op internet waarbij dergelijk vuurwerk werd aangeboden. Op 10 november 2020 is daarbij een pseudokoper ingezet. Op de - met de aanbieder van professioneel vuurwerk - afgesproken tijd en plaats in de gemeente Ede waren, behalve de politionele pseudokoper, ook verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ter plaatse. Zij zaten verborgen in de laadruimte van de auto van de pseudokoper. Bij die auto parkeerde op enig moment een blauwe Mercedes, waar een man uitstapte. Hij opende zijn kofferbak en plaatste twee dozen op de bijrijdersstoel van de auto van de pseudokoper. Terwijl de verkoper het aan hem overhandigde geld aan het tellen was, stapten [verbalisant] en [verbalisant] uit en spraken de man aan.
Op basis van de identiteitscontrole bleek de man te zijn: [verdachte] , verdachte. Verdachte is aangehouden.
De twee door verdachte geleverde dozen bleken professioneel vuurwerk te bevatten.
Nadien zijn in de auto van verdachte nog negen stuks zwaar vuurwerk (Cobra 6) aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als haar standpunt naar voren gebracht - verkort weergegeven - dat de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
Daartoe heeft de officier van justitie nog betoogd, ten aanzien van de aard van het vuurwerk, dat uit onderzoek naar de inhoud van de twee door verdachte geleverde dozen is gebleken dat deze 1000 stuks TP2 bevatten, en 150 Cobra’s.
Volgens het COV (Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk van de politie) is TP2 vuurwerk professioneel vuurwerk op grond van de Tijdelijke regeling Vuurwerkbesluit. Op dergelijk vuurwerk wordt, vanwege de illegale handel, niet de juiste categorie vermeld.
Op de Cobra’s staat als opschrift ‘F4’. Op grond van artikel 1.1.1. lid 1 aanhef onder e van het Vuurwerkbesluit gaat het dan om professioneel vuurwerk, aldus het COV.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 primair aangevoerd – hier verkort weergegeven – dat het ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen verklaard omdat niet vaststaat dat verdachte het professionele vuurwerk heeft geleverd ‘aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis’.
De raadsvrouw heeft daartoe betoogd dat aangenomen mag worden dat een pseudokoper, die wordt ingezet in het kader van een onderzoek naar illegale handel in professioneel vuurwerk, iemand is die wel degelijk beschikt over gespecialiseerde kennis met betrekking tot dergelijk vuurwerk.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het verweer ten aanzien van feit 1 primair.
Artikel 1.1.2a van het Vuurwerkbesluit luidt - voor zover relevant - als volgt.
1. Als een persoon met gespecialiseerde kennis worden aangewezen:
(..)
(..)
medewerkers van de politie in de uitoefening van hun functie;
medewerkers van de brandweer in de uitoefening van hun functie;
(..)
(..)
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat als ‘een persoon met gespecialiseerde kennis met betrekking tot (professioneel) vuurwerk of pyrotechnische artikelen’ worden beschouwd (bevoegde) medewerkers van de politie of de brandweer of andere (overheids-)instanties, die tijdens de uitoefening van hun functie met regelmaat - bedrijfsmatig - vuurwerk tot ontbranding brengen, onder meer ten behoeve van onderzoek. In artikel 1.1.2a lid 1 onder c van het Vuurwerkbesluit wordt de politiemedewerker in de uitoefening van zijn functie weliswaar expliciet genoemd als iemand met gespecialiseerde kennis, echter een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich mee, dat het hier gaat om een politiemedewerker die
uit hoofde van zijn functiedaadwerkelijk gespecialiseerde kennis van vuurwerk moet hebben en ook heeft. In onderhavige zaak is hiervan naar oordeel van de rechtbank, mede gelet op het ontbreken van enige aanwijzing daarvoor in het dossier, niet gebleken. Dat de pseudokoper in kwestie - in verband met zijn beroep en/of bijzondere kennis of deskundigheid - een persoon was ‘met gespecialiseerde kennis met betrekking tot (professioneel) vuurwerk of pyrotechnische artikelen’ valt nergens uit af te leiden. De aard van de werkzaamheden van een pseudokoper zijn immers niet primair gericht op handelingen met betrekking tot vuurwerk.
De rechtbank verwerpt, gelet hierop, het verweer.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
 het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 november 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
 het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot een pseudokoop vuurwerk, opgemaakt door de politiële pseudokoper 201109, gesloten op 11 november 2020 (pag. 46 – 47);
 het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , beiden brigadier van de politie Landelijke Eenheid, opgemaakt en gesloten op 10 november 2020 (pag. 22 - 23);
 het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk (PL-code PL0600 en BVH-nummer 2020532410), opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , brigadier en behorende tot het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV), gesloten op 31 december 2020, met als bijlagen met beschrijvingen en foto’s van het aangetroffen vuurwerk (pag. 86 – 98), in het bijzonder met betrekking tot de aangetroffen 1000 stuks TP2: bijlage 2, pag. 89 en met betrekking tot de aangetroffen 159 stuks Cobra 6: bijlage 3, pag. 93;
 het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt en gesloten op 11 november 2020 (pag. 81 en volgende, in het bijzonder pag. 82 onderaan, pag. 83 en pag. 84);
 een kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van 1000 stuks Tp2 (pag. 63 – 64);
 een kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van 150 stuks Cobra 6 (pag. 67 – 68);
 een kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van 9 stuks Cobra 6 (pag. 59).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
primair
hij op 10 november 2020 in de gemeente Ede opzettelijk aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten pseudokoper (PS 201109), professioneel vuurwerk, te weten
- 1000 stuks knalvuurwerk (TP2) en
- 150 stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)
ter beschikking heeft gesteld en
hij op 10 november 2020 in de gemeente Ede opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 1000 stuks knalvuurwerk (TP2) en
- 150 stuks knalvuurwerk (Cobra 6 (Trade name)
voorhanden heeft gehad.
Feit 2:
primair
hij op 10 november 2020 in de gemeente Ede opzettelijk als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten in de auto (Mercedes)
- 9 stuks knalvuurwerk (Cobra 6) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 1.2.2 lid 2 en lid 3 van het Vuurwerkbesluit, juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
feit 2 primair
het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair en 2 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op de hoeveelheid professioneel vuurwerk waarvan in dit geval is gebleken, het feit dat er aanwijzingen zijn dat sprake is geweest van handel en de nieuwe richtlijn van het openbaar ministerie, van 1 oktober 2020, met betrekking tot de straftoemeting in vuurwerkzaken. Volgens deze richtlijn is bij bezit
van - tenminste - 200 stuks professioneel vuurwerk van lijst III een eis van 12 maanden gevangenisstraf al passend en geboden. In onderhavige zaak is sprake van een nog grotere hoeveelheid.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het volgende.
Het dossier bevat, anders dan de officier van justitie stelt, onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte zich aan grootschalige handel in professioneel vuurwerk schuldig heeft gemaakt. De in de iPhone van verdachte aangetroffen berichten zijn daarvoor onvoldoende. Handel is dan ook niet ten laste gelegd. Het betrof een eenmalige verkoop.
De raadsvrouw heeft verder verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ook blijken uit de rapportage van de reclassering van 29 september 2021. Verdachte is niet eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld en er is geen sprake van een patroon. Verdachte betreurt zich aan de feiten schuldig te hebben gemaakt en hij wil niets meer te maken hebben met professioneel vuurwerk. Hij heeft inmiddels zijn vrachtwagenrijbewijs gehaald en is voornemens om, zodra dat mogelijk is, bij het bedrijf van zijn vader te gaan werken.
De raadsvrouw heeft, gelet op voornoemde factoren, verzocht om aan verdachte niet méér op te leggen dan een - eventueel forse - voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf en om een eventueel onvoorwaardelijk gevangenisstrafdeel niet groter te laten zijn dan de twee dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis ter beschikking stellen van zwaar, professioneel, vuurwerk (een grote hoeveelheid Tp2 en Cobra’s) en het voorhanden hebben van een hoeveelheid van dergelijk zwaar vuurwerk terwijl hij ook zelf niet beschikte over gespecialiseerde kennis met betrekking tot dergelijk professioneel vuurwerk. Verdachte heeft dat zware vuurwerk aan een pseudokoper verkocht.
Het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, zonder te beschikken over de daarvoor vereiste gespecialiseerde kennis, en het ter beschikking stellen van dergelijk zwaar vuurwerk aan personen die niet over gespecialiseerde kennis beschikken, is zeer gevaarzettend.
Voor het voorhanden hebben en het verhandelen van dergelijk zwaar vuurwerk gelden niet voor niets strenge wettelijke veiligheidsvoorschriften.
Afgezien van ernstig brandgevaar bij de opslag brengt de ontbranding van dergelijk zwaar vuurwerk - indien daarbij niet wordt voldaan aan de veiligheidsvoorschriften - in het algemeen grote risico’s met zich, voor zowel degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt alsook voor eventuele (soms nietsvermoedende) omstanders. Ten aanzien van de risico’s valt te denken aan (mogelijk blijvende) gehoorbeschadiging, oogletsel(s), verminking van ledematen of erger.
Verdachte heeft door zijn handelwijze blijk gegeven van onvoldoende besef van deze ernstige (in potentie levensgevaarlijke) risico’s.
De rechtbank acht de feiten gelet op het voorgaande ernstig en het handelen van verdachte kwalijk.
Onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen zijn bij feiten als de onderhavige, in het bijzonder indien deze bij herhaling worden gepleegd, dan ook zeker niet uitgesloten.
Naar het oordeel van de rechtbank is een vrijheidsstraf niet het uitgangspunt waarvan slechts bij hoge uitzondering kan worden afgeweken. Opleggen van een vrijheidsstraf is immers een ultimum remedium. Indien en voor zover de gewenste gedragscorrectie kan worden bereikt met minder ingrijpende straffen en maatregelen, dan kan daarmee worden volstaan, mede teneinde de zogenoemde “menselijke maat” in het oog te houden. De OM-richtlijn lijkt dat strafrechtelijke uitgangspunt te miskennen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 24 juni 2021, de inhoud van een rapportage van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, van 29 september 2021 en het verhandelde ter terechtzitting. Uit zijn justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict in aanraking is gekomen met justitie. De reclassering doet in haar rapportage melding van het volgende, verkort weergegeven.
Verdachte heeft zich meewerkend opgesteld bij de reclassering. Hij heeft verklaard te beseffen dat hij een ernstige fout heeft begaan en de consequenties van zijn handelen te willen aanvaarden. Als mogelijke risico-verhogende factor wordt gezien de financiële situatie van het gezin van verdachte, dat leeft van de Wajong-uitkering van verdachte. Als mogelijke beschermende factor wordt genoemd het feit dat zijn vader en zijn vriendin het handelen van verdachte sterk hebben afgekeurd. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld, richting laag. Naar het oordeel van de rechtbank kan het recidiverisico verder worden verlaagd indien verdachte uit de uitkeringssituatie zou kunnen komen door als vrachtwagenchauffeur een passend inkomen te verwerven. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, zou dat doorkruisen en aldus qua recidivekans averechts kunnen werken. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit geval het recidivegevaar naar redelijke verwachting voldoende beperkt kan worden door oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf van substantiële omvang, in combinatie met een forse taakstraf. Omstandigheden die vanuit het oogpunt van generale preventie tot een ander oordeel nopen, acht de rechtbank in dit geval niet aanwezig.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen mobiele telefoon van verdachte, een iPhone zal worden verbeurd verklaard, omdat met behulp van die telefoon de strafbare feiten zijn begaan of voorbereid (artikel 33a, lid 1 sub c Sr).
Standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft namens verdachte verzocht om teruggave van de iPhone. Daartoe is aangevoerd dat op die telefoon foto’s staan van de dochter van verdachte, waarvan geen back-up beschikbaar is. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om zo nodig te bepalen dat de telefoon wordt teruggegeven nadat alle contacten door verdachte dan wel justitie zijn gewist.
Oordeel rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon van verdachte aan hem moet worden teruggegeven. Op basis van het onderzoeksproces-verbaal kan niet worden vastgesteld dat met behulp van deze telefoon de strafbare feiten zijn begaan of voorbereid. Uit het proces-verbaal blijkt dat door de pseudokoper met verdachte is gecommuniceerd via de communicatieapp genaamd “Telegram”. Kenmerk van deze communicatieapp is dat het appverkeer niet tot een telefoonnummer te herleiden is. Niet is vastgesteld dat met behulp van de in beslag genomen telefoon het (voorbereidende) communicatieverkeer met betrekking tot de pseudokoop op 10 november 2020 met deze in beslag genomen telefoon is gevoerd. Dat de telefoon bij de aanhouding op de bijrijdersstoel van verdachte is aangetroffen, maakt dit niet anders. Hoewel het niet uitgesloten is, het mogelijk zelfs waarschijnlijk is, dat met deze iPhone het communicatieverkeer met de pseudokoper heeft plaatsgevonden, kan dat op basis van het onderzoeksdossier niet zonder twijfel worden vastgesteld. Hierbij is niet zonder belang dat een tweede iPhone is aangetroffen in de middenconsole van de auto. Dat op de thans nog in discussie zijnde
iPhone, met betrekking tot de periode van 20 oktober 2020 tot en met 9 november 2020, foto’s zijn aangetroffen met daarop afbeeldingen van vermoedelijk professioneel vuurwerk, maakt dat niet anders, nu die foto’s geen betrekking hebben op, of enige relatie hebben met de bewezen verklaarde feiten, die op 10 november 2020 zijn gepleegd. Nu niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de iPhone in kwestie een voorwerp betreft met behulp van welke de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid, én evenmin een andere in artikel 33a Sr genoemde omstandigheid zich voordoet, is de iPhone niet vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, en 57 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
Overtreding van voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
feit 2 primair
het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten het op de beslaglijst genoemde voorwerp onder 2, te weten:

GSM/ iPhone(meisje op de achtergrond, sealbag nr. 38971527 (G_2398746, zwart, Apple).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op: 22 november 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Landelijke eenheid, dienst Infrastructuur, met nummer PL0600-2020532410. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.