4.4Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het verweer ten aanzien van feit 1 primair.
Artikel 1.1.2a van het Vuurwerkbesluit luidt - voor zover relevant - als volgt.
1. Als een persoon met gespecialiseerde kennis worden aangewezen:
(..)
(..)
medewerkers van de politie in de uitoefening van hun functie;
medewerkers van de brandweer in de uitoefening van hun functie;
(..)
(..)
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat als ‘een persoon met gespecialiseerde kennis met betrekking tot (professioneel) vuurwerk of pyrotechnische artikelen’ worden beschouwd (bevoegde) medewerkers van de politie of de brandweer of andere (overheids-)instanties, die tijdens de uitoefening van hun functie met regelmaat - bedrijfsmatig - vuurwerk tot ontbranding brengen, onder meer ten behoeve van onderzoek. In artikel 1.1.2a lid 1 onder c van het Vuurwerkbesluit wordt de politiemedewerker in de uitoefening van zijn functie weliswaar expliciet genoemd als iemand met gespecialiseerde kennis, echter een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich mee, dat het hier gaat om een politiemedewerker die
uit hoofde van zijn functiedaadwerkelijk gespecialiseerde kennis van vuurwerk moet hebben en ook heeft. In onderhavige zaak is hiervan naar oordeel van de rechtbank, mede gelet op het ontbreken van enige aanwijzing daarvoor in het dossier, niet gebleken. Dat de pseudokoper in kwestie - in verband met zijn beroep en/of bijzondere kennis of deskundigheid - een persoon was ‘met gespecialiseerde kennis met betrekking tot (professioneel) vuurwerk of pyrotechnische artikelen’ valt nergens uit af te leiden. De aard van de werkzaamheden van een pseudokoper zijn immers niet primair gericht op handelingen met betrekking tot vuurwerk.
De rechtbank verwerpt, gelet hierop, het verweer.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 november 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot een pseudokoop vuurwerk, opgemaakt door de politiële pseudokoper 201109, gesloten op 11 november 2020 (pag. 46 – 47);
het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , beiden brigadier van de politie Landelijke Eenheid, opgemaakt en gesloten op 10 november 2020 (pag. 22 - 23);
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk (PL-code PL0600 en BVH-nummer 2020532410), opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , brigadier en behorende tot het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV), gesloten op 31 december 2020, met als bijlagen met beschrijvingen en foto’s van het aangetroffen vuurwerk (pag. 86 – 98), in het bijzonder met betrekking tot de aangetroffen 1000 stuks TP2: bijlage 2, pag. 89 en met betrekking tot de aangetroffen 159 stuks Cobra 6: bijlage 3, pag. 93;
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt en gesloten op 11 november 2020 (pag. 81 en volgende, in het bijzonder pag. 82 onderaan, pag. 83 en pag. 84);
een kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van 1000 stuks Tp2 (pag. 63 – 64);
een kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van 150 stuks Cobra 6 (pag. 67 – 68);
een kennisgeving van inbeslagneming ten aanzien van 9 stuks Cobra 6 (pag. 59).