Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A]en
[B],
1.[X] , vennoot van gedaagde sub 3,
[Y], vennoot van gedaagde sub 3,
1.De procedure
- de rolbeslissing van 2 juni 2021
- het deskundigenbericht van 22 juni 2021 met een urenspecificatie
- de conclusie na deskundigenbericht van Bouwgoed
- de conclusie na deskundigenbericht van [X] c.s.
2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
- a) wat is de oorzaak hiervan en kunt u aangeven wanneer dit gebrek/deze gebreken is/zijn ontstaan?
- b) in hoeverre had Bouwgoed als bouwbegeleider – die niet de uitvoerende partij was – dit gebrek/deze gebreken moeten zien/onderkennen?
- c) in hoeverre is het gebrek/zijn de gebreken veroorzaakt of verergerd door de aanleg van het terras met voorzieningen bovenop de ondergrondse lasergameruimte?
- d) wat is de omvang van de schade per gebrek?
ieder heeft verklaard tevreden te zijn met de opname, en dat is voldaan aan de genoemde richtlijnen.” Bouwgoed heeft niet gesteld dat zij dit niet heeft verklaard.
Hoe de samenwerking en afspraken met BG en derden tot stand zijn gekomen en welke afspraken er zijn gemaakt tijdens de vergadering/werkoverleg betreffende het plaatsen van de containers” – dat als bijlage 6 bij de reactie op het conceptrapport is gevoegd en waarvan de inhoud door Interstock schriftelijk is bevestigd. [X] c.s. betwist de juistheid van de inhoud van dit verslag.
opslagen soms gering zijn, in een aantal gevallen rond 20% en soms aantoonbaar en aanmerkelijk hoger” (zie blz. 81 van het deskundigenbericht), terwijl Bouwgoed heeft erkend dat partijen hebben afgesproken dat zij het benodigde materiaal voor het casco bouwwerk zal inkopen en dat zij de kosten daarvan één op één – dus zonder (winst)opslag – zal doorbelasten aan [X] c.s. (zie r.o. 4.10 van het tussenvonnis van 27 november 2019 en r.o. 2.6 van het tussenvonnis van 21 oktober 2020). Hoewel [X] c.s. dus een punt heeft, zal de rechtbank zich vanuit pragmatisch oogpunt conformeren aan de door de deskundige voorgestelde opslagreductie van 10% op de totaalsom, die zij in dit geval redelijk acht. Daarbij betrekt de rechtbank dat het totaalbedrag van de door Bouwgoed toegepaste opslagen het reductiebedrag van
€ 5.600,00
€ 130.438,00
.
€ 6.120,45. Van de gestelde materiaalkosten van € 250,00 ontbreekt iedere onderbouwing, zodat deze post wordt afgewezen.
Niet geschikt voor zandopvang putten door alle vuil van buitenaf zoals zand, grind en blad.” – en de factuur van [G] van 20 december 2019.
De oorspronkelijke dompelpompen zijn geschikt om schoon- en vuil op te pompen. Hierbij is het wel noodzakelijk dat er periodiek onderhoud aan de pompen wordt uitgevoerd en gecontroleerd wordt of deze nog naar behoren functioneren.” Ook heeft Bouwgoed verwezen naar de productinformatie van gemelde type Homa dompelpomp zoals die op de website van [G] zichtbaar is. Bouwgoed wijst erop dat de hiervoor in 2.29 geciteerde zinsnede daarin niet voorkomt, dat de pompen die [X] c.s. zelf heeft aangeschaft nagenoeg dezelfde pompen zijn als die Bouwgoed – nota bene op advies van dezelfde [G] – had aangeschaft (alleen de behuizing is van ander materiaal) en dat [X] c.s. verzuimd heeft (via Bouwgoed) de garantie van [G] in te roepen. [X] c.s. heeft dit alles onvoldoende weersproken. Dit betekent dat schadepost 1.2 moet worden afgewezen.
€ 1.093,20(60 uur x € 14,07 + € 249,00) toewijsbaar is.
€ 168,84(12 uur x € 14,07) toewijsbaar.
dat de uitvoering van het electrotechnisch ontwerp onvoldoende deskundig is verricht, en dat kennelijk er ook geen compleet en deskundig ontwerp van de electrische installatie gemaakt is, terwijl het karakter van het project daarom vroeg”. Als bouwbegeleider van [X] c.s. is Bouwgoed hiervoor verantwoordelijk en aansprakelijk. Bouwgoed heeft echter aangevoerd dat zij de installatiewerkzaamheden wilde uitbesteden aan [J] Installatietechniek, een erkend installateur, maar dat [X] c.s. deze werkzaamheden vanuit kostenoogpunt aan de (Poolse) aannemer heeft opgedragen. Bouwgoed heeft toen [X] c.s. erop gewezen dat de aannemer de installatiewerkzaamheden kan uitvoeren maar dat deze geen erkend installateur is. Bouwgoed stelt dat partijen hierover hebben afgesproken dat [X] c.s. het installatiewerk bij eerste oplevering (door een erkend installateur) zal controleren of dit werk voldoet aan de daaraan te stellen eisen maar dat [X] c.s. deze afspraak niet is nagekomen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Bouwgoed naar de brief van [K] van 5 maart 2019 en haar eerdere brief van 1 november 2017 (productie 39 en 40 van Bouwgoed). Nu [X] c.s. dit onvoldoende heeft weersproken, is de rechtbank van oordeel dat Bouwgoed [X] c.s. in zoverre (tijdig) heeft gewaarschuwd en daarmee aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Daarbij betrekt de rechtbank dat [X] c.s. rechtstreeks met de aannemer heeft gecontracteerd, zodat het op de weg van [X] c.s. ligt om de aannemer hierop aan te spreken. Het voorgaande leidt ertoe dat schadepost 1.6 moet worden afgewezen.
op dringend advies van installatiebedrijf [L] (…) al deze kabels vervangen, opnieuw aansluiten en in buizen doen om opentrekken met geweren te voorkomen, vocht en andere risico’s uit te sluiten” maar hierover heeft Bouwgoed terecht aangevoerd dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk is om welke kabels het gaat, waar deze zich precies bevinden en wat er precies mis is. [D] spreekt in ieder geval niet expliciet over (het ontbreken van behuizing van) de kabels die de rookmelders verbinden. Ook een (aanvullende) verklaring van Installatiebedrijf [L] hierover ontbreekt. Dit betekent dat schadepost 1.7 moet worden afgewezen.
er veel te veel doorgangen waren die nooit afgesproken waren”, strookt niet met de bouwaanvraag- en vergunning, zodat die verklaring moet worden gepasseerd. Dit betekent dat schadepost 1.10 moet worden afgewezen.
dat onze werkzaamheden hebben geresulteerd in een accountantsmededeling en er derhalve geen sprake is van een accountants-, beoordelings- of samenstellingsverklaring.” Overigens zijn in die brief het “
schadebedrag van de tot op heden gemaaktekostentenminste € 100.000,- (inclusief BTW)” en “
de gemaakte schatting vande te derven omzet, zijnde € 60.000 (inclusief BTW)” [onderstreping rechtbank] niet inzichtelijk gemaakt, nog daargelaten dat het bedrag van € 60.000,00 kennelijk niet ziet op gederfde omzet in het verleden doordat geen officiële opening heeft kunnen plaatsvinden. Een en ander betekent dat schadepost 1.14 moet worden afgewezen.
€ 3.630,00 inclusief btwtoewijsbaar.
€ 6.536,12 inclusief btwworden toegewezen.
€ 8.228,00 inclusief btwtoewijzen ((€ 14.400,00 + € 6.000,00 + 21% btw) : 3).
€ 27.981,25 inclusief btwtoewijzen en de zaak voor het overige voor wat betreft deze schadepost verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij betrekt de rechtbank dat de door de deskundige begrote kosten van de vier opties die hij heeft genoemd (zie blz. 105 t/m 107 van het deskundigenbericht) slechts een grove benadering zijn en louter indicatief waardoor begroting van de (herstel)schade in het vonnis op dit moment niet mogelijk is.
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat € 2.252,00 (4 punten x tarief € 563,00)
€ 6.127,00(5½ punten x tarief € 1.114,00)
€ 8.811,10(€ 6.537,27 + € 2.273,83)