ECLI:NL:RBOVE:2021:4369

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
C/08/225433 / HA ZA 18-518
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bouwbegeleider voor gebrekkige lasergameruimte en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de vennootschap onder firma Bouwgoed en de vennootschap onder firma PP Golf Bussloo HODN Pitch en Putt Golf Bussloo, met als betrokkenen de vennoten [X] en [Y]. Bouwgoed vorderde betaling van openstaande facturen, terwijl [X] c.s. in reconventie schadevergoeding eiste wegens tekortkomingen van Bouwgoed als bouwbegeleider. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bouwgoed tekort is geschoten in haar verplichtingen, met name in de beoordeling van de gebreken aan de ondergrondse lasergameruimte. De deskundige heeft diverse gebreken vastgesteld, waaronder problemen met de constructie en afwatering, en heeft geconcludeerd dat de gebreken gevaarlijk zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van Bouwgoed afgewezen en de vorderingen van [X] c.s. grotendeels toegewezen, met een schadevergoeding van € 40.104,74, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de zaak voor verdere schadevergoeding in reconventie naar de schadestaatprocedure verwezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/225433 / HA ZA 18-518
Vonnis van 17 november 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
BOUWGOED, ten dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar beherend vennoten
[A]en
[B],
gevestigd te Lettele,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.C. Winter te Groningen,
tegen

1.[X] , vennoot van gedaagde sub 3,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[Y], vennoot van gedaagde sub 3,
wonende te [woonplaats] ,
3. de vennootschap onder firma
PP GOLF BUSSLOO HODN PITCH EN PUTT GOLF BUSSLOO,
gevestigd en kantoorhoudende te Wilp,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. B. Besseling te Amersfoort.
Partijen zullen hierna Bouwgoed en [X] c.s. (dan wel afzonderlijk [X] , [Y] en PP Golf Bussloo) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 2 juni 2021
  • het deskundigenbericht van 22 juni 2021 met een urenspecificatie
  • de conclusie na deskundigenbericht van Bouwgoed
  • de conclusie na deskundigenbericht van [X] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
Bij (tussen)vonnis van 16 december 2020 heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen en de heer ir. G.W.N. Jol Msc. (EBMC Nederland B.V.) tot deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen, waarbij de omschrijving van de werkzaamheden van Bouwgoed, zoals verwoord in de offerte van 22 juli 2017, als uitgangspunt heeft te gelden (zie r.o. 2.2 van het vonnis van 27 november 2019):
Zijn de door Bouwgoed aan [X] c.s. doorberekende materiaalkosten (casco en interne afwerking) redelijk met het oog op het uitgevoerde werk?
Is er sprake van (een) gebrek(en) aan de ondergrondse lasergameruimte en, zo ja, welk(e) gebrek(en) is/zijn dit?
Als er sprake is van (een) gebrek(en):
  • a) wat is de oorzaak hiervan en kunt u aangeven wanneer dit gebrek/deze gebreken is/zijn ontstaan?
  • b) in hoeverre had Bouwgoed als bouwbegeleider – die niet de uitvoerende partij was – dit gebrek/deze gebreken moeten zien/onderkennen?
  • c) in hoeverre is het gebrek/zijn de gebreken veroorzaakt of verergerd door de aanleg van het terras met voorzieningen bovenop de ondergrondse lasergameruimte?
  • d) wat is de omvang van de schade per gebrek?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.2.
Nadat de deskundige op 24 maart 2021 in aanwezigheid van partijen de situatie ter plaatse had opgenomen en partijen daarna op het conceptrapport hadden gereageerd, heeft de deskundige op 22 juni 2021 het deskundigenbericht uitgebracht met in hoofdstuk 9 de beantwoording van de hiervoor genoemde vragen (blz. 80 e.v.). De eerste vraag heeft de deskundige ontkennend beantwoord. Volgens de deskundige is van het totaalbedrag van
€ 114.162,81 inclusief btw dat Bouwgoed aan materiaalkosten heeft doorberekend een bedrag van € 81.675,00 inclusief btw declarabel. Ten aanzien van de tweede vraag is de deskundige van mening dat er diverse gebreken zijn, dat een aantal gebreken veel ernstiger is dan wordt vermoed en dat de situatie zelfs gevaarlijk is. Volgens de deskundige zien de gebreken op (A) de bouwaanvraag en technische voorbereiding, (B) de afwatering van de (beton)vloeren, (C) de constructie, (D) de bouwkunde, (E) de bouwfysica en (F) de installaties. De deskundige is van mening dat deze gebreken voornamelijk zijn ontstaan in de ontwerpfase/technische uitwerking, nog voordat de uitvoering gestart is, maar ook tijdens de uitvoeringsfase, zoals de gebrekkige waterkering tussen zeecontainers en gemetselde bouwdelen (vraag 3a). Ook meent de deskundige dat Bouwgoed als deskundig en vakkundig bouwbegeleider de gebreken had moeten en kunnen onderkennen al vanaf het ontwerp dat is ingediend bij de bouwaanvraag (vraag 3b). Verder heeft de deskundige geconcludeerd dat door de aanleg van het dakterras de gebreken, die er al waren, zich eerder hebben geopenbaard (vraag 3c). Ten aanzien van de omvang van de schade per gebrek (vraag 3d) wijst de deskundige op een viertal denkbare opties: (1) de zeecontainers en buitenruimten worden gehandhaafd zonder verplaatsing en zo kaal mogelijk, (2) de zeecontainers en buitenruimten worden gehandhaafd op voldoende kwalitatief niveau, (3) de zeecontainers en buitenruimten worden verplaatst en herplaatst en (4) een andere oplossing. De kosten van optie (1), (2), (3) en (4) zijn door de deskundige – bij wijze van grove benadering en louter indicatief – begroot op € 110.000,00, € 220.000,00, € 300.000,00 respectievelijk
€ 340.000,00 exclusief btw. Tot slot heeft de deskundige erop gewezen dat het bouwteam te klein was in relatie tot de omvang en complexiteit van het project en dat daardoor ook voldoende duidelijkheid ontbrak over de rollen. Daarnaast ontbrak voldoende deskundigheid, kritiek en klankbordfunctie in relatie tot die complexiteit van het project, aldus de deskundige (vraag 4).
2.3.
Beide partijen hebben op het deskundigenbericht gereageerd. [X] c.s. kan zich grotendeels in de bevindingen en conclusies van de deskundige vinden, terwijl Bouwgoed meent dat op basis van het rapport van de deskundige niet kan en mag worden vastgesteld dat zij in haar rol als bouwbegeleider tekort is geschoten. De rechtbank zal daarop, voor zover nodig voor de beoordeling van het geschil, hierna ingaan.
2.4.
Bouwgoed maakt in de eerste plaats opmerkingen over de wijze waarop de deskundige op 24 maart 2021 het onderzoek heeft uitgevoerd. Daartoe verwijst Bouwgoed naar het door haarzelf opgestelde verslag van dat onderzoek (productie 52 van Bouwgoed).
2.5.
De rechtbank stelt vast dat het verslag van Bouwgoed eenzijdig – zonder instemming van [X] c.s. (en de deskundige) – is opgesteld en dat de tekst afwijkt van het verslag zoals [X] c.s. dit als bijlage 2 bij haar reactie op het conceptrapport heeft gevoegd. Ook stelt de rechtbank vast dat het deskundigenbericht zelf een verslaglegging van de opname bevat (blz. 14 t/m 19) waaruit onder meer blijkt dat de deskundige meerdere metingen en boringen heeft verricht. De opmerking van Bouwgoed dat de deskundige tijdens de opname helemaal niets heeft genoteerd en nauwelijks metingen heeft verricht kan de rechtbank dan ook niet plaatsen. Ditzelfde geldt voor het standpunt van Bouwgoed dat de deskundige tijdens de opname niet of nauwelijks reageerde op haar opmerkingen of vragen. Bouwgoed heeft als voorbeeld genoemd het onderzoek bij container 3 waarbij is geconstateerd dat de zijkant van deze container enkele millimeters bol staat. Volgens Bouwgoed heeft de deskundige ten onrechte in het rapport opgenomen dat dit komt door de gronddruk. Naar het oordeel van de rechtbank volgt dit evenwel niet uit gemelde verslaglegging van de opname waarin de deskundige onder punt 8 van de “opname/rondgang” ter zake juist het volgende heeft genoteerd:
“a. op een aantal plaatsen is duidelijk meetbaar dat de zeecontainerwand naar binnen gebogen is (ongeveer 5 mm.), en dat het massief klinkt: kennelijk drukt de damwandprofielplaat aan buitenzijde er tegenaan. Dit bleek overal rondom het geval, behalve bij nr. 3 langszijde (daar is bijna ook geen gronddruk omdat het grondtalud daar geringer is: de container is daar net afgedekt en van talud voorzien. )”
Voor zover Bouwgoed betoogt dat de opname en/of verslaglegging daarvan niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, zal de rechtbank dat betoog passeren, mede gelet op de slotzin van het opnameverslag: “
ieder heeft verklaard tevreden te zijn met de opname, en dat is voldaan aan de genoemde richtlijnen.” Bouwgoed heeft niet gesteld dat zij dit niet heeft verklaard.
2.6.
Bouwgoed merkt verder op dat de deskundige buiten de vraagstelling van de rechtbank is getreden door zijn mening over de juridische verhouding tussen partijen te betrekken bij zijn beoordeling over de door Bouwgoed uitgevoerde opdracht in plaats van als uitgangspunt te hanteren de door de rechtbank gekwalificeerde rechtsverhouding (overeenkomst van opdracht). Nu Bouwgoed hieraan geen rechtsgevolg heeft verbonden, zal de rechtbank deze opmerking passeren. Daarbij betrekt de rechtbank dat de deskundige er weliswaar meerdere keren op heeft gewezen dat de handelingen van Bouwgoed passen bij een aannemer en niet bij een adviseur maar ook dat het aan de rechtbank is hoe hiermee om te gaan en dat het deskundigenbericht zich richt op de vraagstelling van de rechtbank.
2.7.
Bouwgoed stelt ook dat de deskundige ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het 'voortraject', zoals dit blijkt uit het door haarzelf opgestelde verslag van 16 april 2021 – getiteld: “
Hoe de samenwerking en afspraken met BG en derden tot stand zijn gekomen en welke afspraken er zijn gemaakt tijdens de vergadering/werkoverleg betreffende het plaatsen van de containers” – dat als bijlage 6 bij de reactie op het conceptrapport is gevoegd en waarvan de inhoud door Interstock schriftelijk is bevestigd. [X] c.s. betwist de juistheid van de inhoud van dit verslag.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat aan gemeld verslag van 16 april 2021 niet de door Bouwgoed gewenste waarde kan worden gehecht, nu dit pas achteraf en eenzijdig – zonder instemming van [X] c.s. – door Bouwgoed is opgesteld. Daarnaast heeft de deskundige terecht benoemd dat de voorgeschiedenis irrelevant is, omdat het deskundigenbericht is gebaseerd op de huidige, gerealiseerde situatie en de vraagstelling van de rechtbank. Om dezelfde reden strandt ook het betoog van Bouwgoed dat de deskundige in zijn beoordeling van de (kwaliteit van de) werkzaamheden die door Bouwgoed zijn verricht moet uitgaan van het moment waarop Bouwgoed haar werkzaamheden heeft opgeschort en het project heeft verlaten. Of Bouwgoed voor de schade van [X] c.s. aansprakelijk is, zal hierna bij de bespreking van de verschillende schadeposten aan de orde komen.
2.9.
Bouwgoed wijst erop dat de deskundige bij de beoordeling van de bonnen met materieel conclusies heeft getrokken op basis van onjuiste uitgangspunten. Daartoe voert Bouwgoed aan dat de deskundige ten onrechte heeft aangenomen dat zij eigenaar zou zijn van het materieel dat zij ten behoeve van het project voor [X] c.s. heeft ingekocht.
2.10.
Nog daargelaten dat Bouwgoed ook hier heeft nagelaten om te benoemen welk rechtsgevolg hieraan moet worden verbonden, is de rechtbank van oordeel dat slechts van belang is de vraag of de door Bouwgoed aan [X] c.s. doorberekende materiaalkosten (casco en interne afwerking) redelijk zijn met het oog op het uitgevoerde werk, zoals ook vraag 1 van de vraagstelling aan de deskundige luidt. De vraag wie (oorspronkelijk) eigenaar is van het materieel, is daarbij niet relevant. Of de door Bouwgoed aan [X] c.s. doorberekende materiaalkosten redelijk zijn en, zo ja, tot welk bedrag, zal de rechtbank hierna bespreken.
2.11.
Daarnaast stelt Bouwgoed dat op de (tweede) vraag welke gebreken er zijn de deskundige van allerlei aannames is uitgegaan die niet juist zijn. Als voorbeeld noemt Bouwgoed dat de deskundige heeft aangenomen dat het gehele dak zou worden voorzien van isolatie, terwijl alleen container 1 en 2 zijn geïsoleerd zoals partijen hadden afgesproken. Bouwgoed verwijst verder naar haar reactie op het conceptrapport van de deskundige.
2.12.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, heeft de deskundige vastgesteld dat de ondergrondse lasergameruimte diverse gebreken heeft, dat het aantal gebreken veel ernstiger is dan wordt vermoed en dat de situatie zelfs gevaarlijk is. Bij de beantwoording van vraag 2 heeft de deskundige ieder door hem geconstateerd gebrek uitgebreid toegelicht (blz. 82 t/m 87 + hoofdstuk 8). Of Bouwgoed aansprakelijk is voor de (isolatie)schade van [X] c.s., zal hierna aan de orde komen. Voor wat betreft de door Bouwgoed in dit kader als productie 54 overgelegde second opinion van conStabiel van 27 april 2021 met betrekking tot de statische hoofdberekening van [Z] d.d. 17 juni 2017 is de rechtbank van oordeel dat de deskundige de deugdelijkheid van deze second opinion voldoende gemotiveerd heeft bestreden (zie blz. 129 van het deskundigenbericht). De latere aanvulling van conStabiel van 28 juli 2021 doet daar niet aan af.
2.13.
Bouwgoed heeft verder aangevoerd dat de deskundige ten onrechte als uitgangspunt heeft gehanteerd dat de grond boven de ondergrondse lasergameruimte openbaar toegankelijk gebied betreft. Volgens Bouwgoed was het oorspronkelijke plan dat er (maximaal) 50 cm grond op de containers zou worden aangebracht met daarop beplanting. Bouwgoed wijst erop dat er geen (dak)terras is vergund.
2.14.
De rechtbank overweegt dat de deskundige heeft geconcludeerd dat de dakconstructie sowieso niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, ook zonder het dakterras (zie paragraaf 8.4.2 en blz. 104 van het deskundigenbericht). De rechtbank ziet geen aanleiding om deze conclusie niet te volgen en maakt deze daarom tot de hare.
2.15.
Bouwgoed erkent dat er sprake was van drie lekkages op het moment dat zij haar werkzaamheden had opgeschort en het werk nog niet gereed was. Volgens Bouwgoed heeft [X] c.s., nadat Bouwgoed de lekkages bij de aannemer had gemeld, kennelijk geen schadebeperkende maatregelen getroffen door in ieder geval deze (herstel)werkzaamheden te laten uitvoeren.
2.16.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele gegeven dat er drie jaren zijn verstreken tussen het ontstaan van het conflict tussen partijen en de plaatsopneming door de deskundige geen afbreuk doet aan zijn bevindingen en conclusies. De deskundige heeft voldoende toegelicht dat het feit dat water bij de containers en damwandprofielplaten komt (in de grond) tot corrosieverzwakking leidt, dat de situatie van drie jaar geleden daarom gelijk is en dat het gaat om de tekortkoming die zich later zal openbaren (zie blz. 114 van het deskundigenbericht).
2.17.
Tot slot stelt Bouwgoed dat de deskundige ten onrechte ervan is uitgegaan dat de containers een levensduur van 50 jaar hebben, terwijl deze levensduur volgens Interstock maar 15 tot 20 jaar bedraagt (zonder dat daarop grond wordt aangebracht) en dat dit tijdens gesprekken met [X] c.s. aan de orde is geweest.
2.18.
Ten aanzien van dit punt heeft de deskundige toegelicht dat de keuze tussen een levensduur van 15 of 50 jaar in feite irrelevant is voor de conclusies van het rapport. De deskundige heeft hierover het volgende genoteerd (zie blz. 114 van het deskundigenrapport):
“De '50 jaar' is gebaseerd op de bouwaanvraagstukken van Bouwgoed zelf, die dat getal noemt (zie pag. 22 van dit rapport), en vanuit Bouwbesluit is het ook logisch dat gekozen moet worden voor 50 jaar.
Veel van de eisen die gesteld worden aan een gebouw, zijn niet gekoppeld aan de hoogte van de levensduur. Alleen een enkele bepaling doet dat wel, namelijk de veiligheidsfactoren van de variabele belastingen op een draagconstructie. Deze is niet alleen afhankelijk van de levensduur (15 of 50 jaar) maar ook van de veiligheidsklasse. Op pagina 35 en 36 van dit rapport wordt zelfs gewezen op de zwaardere klasse CC3.
Het voordeel van een referentieperiode van 15 jaar i.p.v. 50 jaar, in de constructieve toetsingen, is beperkt (procentueel) en verandert niet de uitkomst van de analyse. Bovendien speelt de kwestie dat de belastingen hoger zijn zowel van permanente last als de variabele belasting bovendaks.”
De rechtbank heeft geen reden om deze toelichting van de deskundige voor onjuist te houden en maakt deze daarom tot de hare.
2.19.
Vervolgens dient beoordeeld te worden welke gevolgen de bevindingen en conclusies van de deskundige (zie 2.2) hebben voor de vorderingen in conventie en in reconventie. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
In conventie
2.20.
Bouwgoed vordert betaling van een bedrag van € 42.450,44 inclusief btw aan openstaande facturen.
2.21.
Ten aanzien van de vraag of de door Bouwgoed aan [X] c.s. doorberekende materiaalkosten (casco en interne afwerking) – te weten een bedrag van
€ 58.958,39 (casco) en € 55.204,43 (interne afwerking), dus in totaal € 114.162,82 inclusief btw – redelijk zijn met het oog op het uitgevoerde werk heeft de deskundige – na correctie en een voorstel tot reductie – een bedrag van € 81.675,00 inclusief btw declarabel geacht (zie blz. 80 en 81 en paragraaf 8.5.6.2 t/m 8.5.6.5 van het deskundigenbericht). Bouwgoed heeft hierop niet gereageerd. Op de reactie van [X] c.s. zal de rechtbank hierna ingaan.
2.22.
Anders dan [X] c.s. kennelijk ingang wil doen vinden, is de rechtbank van oordeel dat de gebrekkige kwaliteit van het gehele bouwwerk los staat van de vraag welke materiaalkosten noodzakelijk waren voor de uitvoering c.q. realisering van het bouwwerk. Het standpunt van [X] c.s. dat de waarde van het bouwwerk door de gebrekkige kwaliteit daarvan op nihil moet worden vastgesteld waardoor de door de deskundige voorgestelde reducties te laag en dus onredelijk zijn, volgt de rechtbank dus niet. [X] c.s. is het wel eens met de reductie van € 5.008,00 (€ 2.495,00 tekenwerk + € 2.513,00 administratiekosten) die de deskundige voor het loongedeelte heeft voorgesteld. Voor wat betreft het voorstel van de deskundige tot toepassing van een opslagreductie van 10% op de totaalsom stelt [X] c.s. zich op het standpunt dat alle door Bouwgoed in rekening gebrachte opslagkosten onverschuldigd zijn betaald en dus in mindering moeten worden gebracht op de totaalsom. Daartoe voert [X] c.s. aan dat Bouwgoed heeft gesteld dat zij in het geheel geen opslag op de materiaalkosten in rekening heeft gebracht, terwijl de deskundige dit wel heeft vastgesteld. De rechtbank overweegt hierover dat de deskundige op basis van diverse steekproeven heeft vastgesteld dat de door Bouwgoed gehanteerde “
opslagen soms gering zijn, in een aantal gevallen rond 20% en soms aantoonbaar en aanmerkelijk hoger” (zie blz. 81 van het deskundigenbericht), terwijl Bouwgoed heeft erkend dat partijen hebben afgesproken dat zij het benodigde materiaal voor het casco bouwwerk zal inkopen en dat zij de kosten daarvan één op één – dus zonder (winst)opslag – zal doorbelasten aan [X] c.s. (zie r.o. 4.10 van het tussenvonnis van 27 november 2019 en r.o. 2.6 van het tussenvonnis van 21 oktober 2020). Hoewel [X] c.s. dus een punt heeft, zal de rechtbank zich vanuit pragmatisch oogpunt conformeren aan de door de deskundige voorgestelde opslagreductie van 10% op de totaalsom, die zij in dit geval redelijk acht. Daarbij betrekt de rechtbank dat het totaalbedrag van de door Bouwgoed toegepaste opslagen het reductiebedrag van
€ 7.500,00 exclusief btw niet (veel) zal overschrijden.
2.23.
Het voorgaande leidt ertoe dat op het door Bouwgoed gevorderde bedrag van
€ 42.450,44 een bedrag van € 32.487,82 (€ 114.162,82 - € 81.675,00) in mindering moet worden gebracht, zodat een bedrag van € 9.962,62 inclusief btw toewijsbaar is. Voorts komt de door Bouwgoed – na eiswijziging – gevorderde vergoeding van de door haar gemaakte deskundigenkosten ad € 665,50 ( [Z] , adviseur bouwconstructies) en € 3.025,00 ( [C] ), in totaal € 3.690,50 inclusief btw, op de voet van artikel 6:96 lid 2 onder b BW voor toewijzing in aanmerking. Vanwege het beroep van [X] c.s. op verrekening zal de rechtbank op het totaalbedrag van € 13.653,12 later terugkomen.
In reconventie
2.24.
De rechtbank is van oordeel dat in het deskundigenbericht voldoende is toegelicht dat Bouwgoed tegenover [X] c.s. is tekortgeschoten in haar verplichtingen als bouwbegeleider, zodat de rechtbank deze conclusie tot de hare maakt. Dit betekent dat de door [X] c.s. primair gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
2.25.
Voorts vordert [X] c.s. vergoeding van de schade waarvan zij stelt dat zij die door de tekortkomingen van Bouwgoed heeft geleden en nog zal lijden. [X] c.s. vordert – na eisvermeerdering – betaling van een bedrag van € 548.285,12, bestaande uit (1) reeds opgelopen kosten ad € 299.577,73 en (2) herstelkosten ad
€ 248.707,39. Daarnaast stelt [X] c.s. dat zij doorlopende schade lijdt van jaarlijks € 93.250,00 maar daarvan heeft zij in deze procedure geen vergoeding gevorderd, zodat de rechtbank deze schade buiten beschouwing zal laten. [X] c.s. heeft de schadeposten nader gespecificeerd en toegelicht in haar akte uitlating tevens houdende eisvermeerdering ex. art. 130 Rv d.d. 19 februari 2020:
Reeds opgelopen kosten:
1.1
de kosten i.v.m. het droogmaken van de lasergameruimte tot 31-1-20 € 25.450,00
(uren divers personeel 420 dagen x 1,5 uur x € 40,00 + materialen € 250,00)
1.2
pompen die niet geschikt bleken te zijn € 2.908,62
(aanschaf 3 pompen € 1.708,62 + uren divers personeel 40 x € 30,00)
1.3
aanleg drainage om het regenwater op te vangen € 4.925,90
(personeelskosten 120 uur x € 30,00 + huur kraan en grondboor [H] € 1.076,90 +
drainage gekocht € 249,00)
1.4
plaatsen van een dakgoot € 277,60
(uren greenkeepers 6 x € 30,00 + aanschaf goot en beugels € 97,60)
1.5
handmatig herstel van de verzakte damwand € 540,00
(uren greenkeepers 18 x € 30,00)
1.6
onjuiste aanleg van de groengele elektriciteitskabel € 709,84
(uren greenkeepers 20 x € 30,00 + kosten kabels € 109,84)
1.7
onjuiste afwerking kabels van de rookmelders € 600,00
(uren greenkeepers 20 x € 30,00)
1.8
ontbreken van isolatie aan de fietspadzijde € 466,75
(uren greenkeepers 12 x € 30,00 + kosten materialen € 106,75)
1.9
niet aarden van de containers € 1.088,06
(aarden containers € 836,94 + divers [L] € 224,12)
1.1
teveel uitgevoerde werkzaamheden door Bouwgoed € 6.500,00
(geschatte kosten)
1.11
extra personeel i.v.m. ontbreken ontruimingsplan € 2.000,00
(uren divers personeel 50 x € 40,00)
1.12
sluiting i.v.m. ontbreken ontruimingsplan € 1.100,00
(annuleren boekingen)
1.13
schadebeperkend handelen € 33.000,00
(uren directieleden 400 x € 82,50)
1.14
mislopen van de openingspubliciteit € 100.000,00
1.15
permanente schade door de lekkages € 50.000,00
(geen ontvangst mogelijk van last-minute en impulsieve gasten, beperkte openingstijden
tijdens regenachtige perioden)
1.16
betaling zonder tegenprestatie € 4.000,00
(betaling voor toezicht dat is uitgebleven)
1.17
gestolen goederen € 5.410,90
1.18
niet verrekende kickbackvergoedingen € 5.000,00
(facturen en niet gegeven kortingen)
1.19
immateriële schade € 50.000,00
(ander nadeel)
1.2
deskundigenrapport
€ 5.600,00
Subtotaal € 299.577,73
Herstelkosten:
2.1
de kosten i.v.m. het sluiten van de lasergameruimte ter vervanging van de containers € 75.000,00
2.2
erfpacht € 8.330,00
(herrekende erfpachtcanon € 4.700,00 + notariële akte € 3.630,00)
2.3
marketingkosten heropening € 22.052,89
2.4
investering special effects € 12.886,50
2.5
geheel vervangen van de containers
€ 130.438,00
Subtotaal € 248.707,39
Totaal € 548.285,12
2.26.
In rechtsoverweging 2.5 van het tussenvonnis van 21 oktober 2020 heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat de algemene voorwaarden van Bouwgoed niet van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Bouwgoed kan zich daarop ter afwering van aansprakelijkheid dus niet beroepen. In datzelfde tussenvonnis heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.15 ook al overwogen dat schadepost 1.19 (immateriële schade) voor afwijzing gereed ligt. Thans ligt de vraag voor of de overige schadeposten van [X] c.s. voor vergoeding in aanmerking komen en, zo ja, tot welk bedrag. De rechtbank zal deze schadeposten nu apart bespreken
.
Ten aanzien van “de kosten i.v.m. het droogmaken van de lasergameruimte” (1.1)
2.27.
[X] c.s. stelt dat zij vanaf de ingebruikname van de lasergameruimte in oktober 2017 tot en met 31 januari 2020 naar schatting 420 dagen eigen personeel heeft moeten instrueren om de lasergameruimte te dweilen, droog te trekken en/of te hozen, dat gemiddeld één personeelslid anderhalf uur per dag daarmee bezig is geweest tegen een gemiddeld uurtarief van € 40,00 en dat daarvoor materiaal is gebruikt waarvan de kosten worden geschat op € 250,00. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. naar de schriftelijke verklaringen van [D] , [E] en [F] , die destijds allen medewerkers van [X] c.s. waren.
2.28.
De rechtbank overweegt dat [D] , [E] en [F] weliswaar alle drie hebben verklaard dat zij regelmatig zijn ingezet voor het droogmaken van de lasergameruimte maar een controleerbaar urenoverzicht met data en gewerkte uren ontbreekt. Voorts heeft Bouwgoed de hoogte van het door [X] c.s. gehanteerde uurtarief gemotiveerd bestreden door erop te wijzen dat dit tarief niet is gebaseerd op het daadwerkelijke (lagere) uurloon van het eigen personeel maar op de door Stiptwerk uitzendbureau BV in 2020 gehanteerde (hogere) tarieven, zoals die blijken uit de brief van dat uitzendbureau van 13 februari 2020. Dit terwijl de gestelde schade ziet op de periode van oktober 2017 t/m januari 2020. Dat het door [X] c.s. gehanteerde uurtarief te hoog is, blijkt volgens Bouwgoed ook uit de CAO voor greenkeepers van de FNV (CAO Golfbranche; € 14,07 per uur) en de CAO voor de horeca van KHN (tussen € 10,05 en
€ 15,95 per uur). [X] c.s. heeft deze tarieven niet bestreden. Omdat op basis van het deskundigenbericht wel voldoende is komen vast te staan dat de lasergameruimte gebrekkig (lees: lek) is waardoor dweilen, droogtrekken en/of hozen nodig was, zal de rechtbank met betrekking tot de door [X] c.s. gevorderde vergoeding van de kosten van deze werkzaamheden schattenderwijs rekenen met het aantal dagen dat het in Nederland regent. Volgens www.clo.nl varieert dat grofweg tussen de 120 en 155. Mede gelet op het feit dat het (vrijwel) nooit de hele dag regent zal de rechtbank uitgaan van een aantal regendagen van 125 per jaar. In de periode van oktober 2017 t/m januari 2020 gaat het dan om afgerond 290 dagen. De rechtbank zal dit aantal dagen vermenigvuldigen met een factor 1,5 (anderhalf uur per dag) tegen het door Bouwgoed genoemde uurtarief van
€ 14,07 voor een greenkeeper. Dit komt neer op een bedrag van
€ 6.120,45. Van de gestelde materiaalkosten van € 250,00 ontbreekt iedere onderbouwing, zodat deze post wordt afgewezen.
Ten aanzien van de “pompen die niet geschikt bleken te zijn” (1.2)
2.29.
[X] c.s. stelt dat de op advies van Bouwgoed geplaatste (zwembad)pompen ongeschikt zijn voor de omgeving waar de containers zich bevinden waardoor zij – op nader advies van [G] B.V. te [plaats 1] – drie nieuwe pompen heeft moeten aanschaffen en installeren en waarvoor extra personeel moest worden ingeschakeld. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. onder meer naar de productinformatie van de toegepaste Homa dompelpomp, type C 239 WE2 – waarin volgens [X] c.s. als laatste zinsnede is opgenomen: “
Niet geschikt voor zandopvang putten door alle vuil van buitenaf zoals zand, grind en blad.” – en de factuur van [G] van 20 december 2019.
2.30.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft betwist dat de betreffende pompen gebrekkig zijn. Bouwgoed heeft daartoe verwezen naar het rapport van [C] van 14 april 2020 waarin op blz. 8 onder meer het volgende staat vermeld: “
De oorspronkelijke dompelpompen zijn geschikt om schoon- en vuil op te pompen. Hierbij is het wel noodzakelijk dat er periodiek onderhoud aan de pompen wordt uitgevoerd en gecontroleerd wordt of deze nog naar behoren functioneren.” Ook heeft Bouwgoed verwezen naar de productinformatie van gemelde type Homa dompelpomp zoals die op de website van [G] zichtbaar is. Bouwgoed wijst erop dat de hiervoor in 2.29 geciteerde zinsnede daarin niet voorkomt, dat de pompen die [X] c.s. zelf heeft aangeschaft nagenoeg dezelfde pompen zijn als die Bouwgoed – nota bene op advies van dezelfde [G] – had aangeschaft (alleen de behuizing is van ander materiaal) en dat [X] c.s. verzuimd heeft (via Bouwgoed) de garantie van [G] in te roepen. [X] c.s. heeft dit alles onvoldoende weersproken. Dit betekent dat schadepost 1.2 moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de “aanleg drainage om het regenwater op te vangen” (1.3)
2.31.
[X] c.s. stelt dat zij door het afhaken van Bouwgoed zelf drainage op de containers en de aanbouw heeft moeten aanleggen om de lekkage in de lasergameruimte te verminderen en de overlast van de lekkage te beperken, waarvoor zij verschillende kosten heeft moeten maken (materiaal, inzet personeel en huur kraan). Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. onder meer naar de facturen van Witway van 9 januari 2018 ad € 249,00 inclusief btw en Tuin Techniek [H] van 28 februari 2018 ad
€ 1.076,90 inclusief btw.
2.32.
De rechtbank stelt vast dat Bouwgoed de (hoogte van de) factuur van Witway niet heeft betwist, zodat het bedrag van € 249,00 inclusief btw toewijsbaar is. Mede gelet op de schadebeperkingsplicht die op [X] c.s. rust is de rechtbank ten aanzien van de kosten van huur van materieel van oordeel dat, zoals Bouwgoed betoogt, [X] c.s. onvoldoende heeft aangetoond dat voor het aanleggen van bedoelde drainage het gebruik van een motorgrondboor, shovel en kraan nodig was. De gevorderde vergoeding van de kosten van huur van dit materieel moet daarom worden afgewezen. Tot slot geldt ook hier dat [X] c.s. de gestelde arbeidsuren (totaal 120 uur) die eigen greenkeepers zouden hebben besteed aan het aanleggen van de drainage, niet met een urenspecificatie of iets dergelijks heeft onderbouwd. Omdat wel voldoende is komen vast te staan dat [X] c.s. ter zake eigen greenkeepers heeft moeten inzetten, zal de rechtbank schattenderwijs de helft van het gestelde aantal arbeidsuren rekenen tegen een uurtarief van € 14,07 voor een greenkeeper. Dit betekent dat schadepost 1.3 tot een bedrag van
€ 1.093,20(60 uur x € 14,07 + € 249,00) toewijsbaar is.
Ten aanzien van het “plaatsen van een dakgoot” (1.4)
2.33.
[X] c.s. stelt dat zij door de (grootste) lekkage bij het “Doolhof” en de “Warzone” genoodzaakt was om een goot onder het dak te plaatsen van het “Levend Tafelvoetbalspel” om het regenwater weg te geleiden en dat zij daarvoor materiaal- en personeelskosten heeft moeten maken.
2.34.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft bestreden dat de goot onder het dak van het “Levend Tafelvoetbalspel” nodig was om de lekkage in de containers bij het “Doolhof” en de Warzone” te beperken. Daartoe heeft Bouwgoed verwezen naar afbeelding 11 van bijlage 1 bij de notitie van Witteveen+Bos van 24 januari 2020. Volgens Bouwgoed blijkt daaruit dat het regenwater via deze goot juist op het dak van het “Doolhof” wordt afgevoerd waarmee de lekkage dus niet wordt beperkt. [X] c.s. heeft ter zake geen foto- of ander bewijsmateriaal overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Schadepost 1.4 moet daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van het “handmatig herstel van de verzakte damwand” (1.5)
2.35.
[X] c.s. stelt dat door de lekkageproblematiek één van de damwanden bij het “Levend Tafelvoetbalspel” is verzakt en dat die wand alleen volledig handmatig hersteld kon worden. Volgens [X] c.s. heeft zij daarvoor eigen greenkeepers moeten inzetten (18 uur x € 30,00 = € 540,00).
2.36.
Gelet op de bevindingen en conclusies van de deskundige met betrekking tot de bouwkunde en de constructie van de lasergameruimte – zie hoofdstuk 8.4 van het deskundigenbericht – is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de damwand bij het “Levend Tafelvoetbalspel” is verzakt en dat Bouwgoed als bouwbegeleider daarvoor aansprakelijk is. [X] c.s. heeft echter ook hier de door haar gestelde urenbesteding niet onderbouwd. Omdat wel voldoende is komen vast te staan dat [X] c.s. ter zake eigen greenkeepers heeft moeten inzetten, zal de rechtbank schattenderwijs 12 uur (anderhalve dag) rekenen tegen een uurtarief van € 14,07 voor een greenkeeper. Daarmee is schadepost 1.5 tot een bedrag van
€ 168,84(12 uur x € 14,07) toewijsbaar.
Ten aanzien van de “onjuiste aanleg van de groengele elektriciteitskabel” (1.6)
2.37.
[X] c.s. stelt dat Poolse werknemers in opdracht van Bouwgoed de kabels door de containers hebben getrokken voor de stroomvoorziening. Volgens [X] c.s. hebben deze werknemers – in tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is in de Nederlandse bouwwereld – spanning op de groengele kabel gezet in plaats van deze kabel te gebruiken als aardekabel en dat dit bij toekomstig onderhoud voor een levensgevaarlijke situatie zorgt. [X] c.s. was daardoor genoodzaakt de kabel opnieuw te trekken in de juiste kleur met inzet van eigen personeel.
2.38.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het deskundigenbericht (zie 8.3.6 en 8.7) voldoende is komen vast te staan dat de elektrische installatie in de lasergameruimte ondeugdelijk is. De deskundige heeft immers geconcludeerd “
dat de uitvoering van het electrotechnisch ontwerp onvoldoende deskundig is verricht, en dat kennelijk er ook geen compleet en deskundig ontwerp van de electrische installatie gemaakt is, terwijl het karakter van het project daarom vroeg”. Als bouwbegeleider van [X] c.s. is Bouwgoed hiervoor verantwoordelijk en aansprakelijk. Bouwgoed heeft echter aangevoerd dat zij de installatiewerkzaamheden wilde uitbesteden aan [J] Installatietechniek, een erkend installateur, maar dat [X] c.s. deze werkzaamheden vanuit kostenoogpunt aan de (Poolse) aannemer heeft opgedragen. Bouwgoed heeft toen [X] c.s. erop gewezen dat de aannemer de installatiewerkzaamheden kan uitvoeren maar dat deze geen erkend installateur is. Bouwgoed stelt dat partijen hierover hebben afgesproken dat [X] c.s. het installatiewerk bij eerste oplevering (door een erkend installateur) zal controleren of dit werk voldoet aan de daaraan te stellen eisen maar dat [X] c.s. deze afspraak niet is nagekomen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Bouwgoed naar de brief van [K] van 5 maart 2019 en haar eerdere brief van 1 november 2017 (productie 39 en 40 van Bouwgoed). Nu [X] c.s. dit onvoldoende heeft weersproken, is de rechtbank van oordeel dat Bouwgoed [X] c.s. in zoverre (tijdig) heeft gewaarschuwd en daarmee aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Daarbij betrekt de rechtbank dat [X] c.s. rechtstreeks met de aannemer heeft gecontracteerd, zodat het op de weg van [X] c.s. ligt om de aannemer hierop aan te spreken. Het voorgaande leidt ertoe dat schadepost 1.6 moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de “onjuiste afwerking kabels van de rookmelders” (1.7)
2.39.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed heeft nagelaten de kabels die de rookmelders verbinden in een buis te plaatsen om zo de kabels af te sluiten, hetgeen een gevaarlijke situatie kan opleveren. Daarnaast stelt [X] c.s. dat de kabels roze in plaats van rood zijn, hetgeen wederom tot problemen kan leiden bij toekomstig onderhoud. Volgens [X] c.s. was zij hierdoor genoodzaakt om de kabels te vervangen, waarvoor zij personeels- en materiaalkosten heeft moeten maken. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. onder meer naar de schriftelijke verklaring van [D] en de factuur van Technische Unie van 20 september 2018.
2.40.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van een gebrekkige afwerking van de rookmelders. Weliswaar heeft [D] onder meer schriftelijk verklaard: “
op dringend advies van installatiebedrijf [L] (…) al deze kabels vervangen, opnieuw aansluiten en in buizen doen om opentrekken met geweren te voorkomen, vocht en andere risico’s uit te sluiten” maar hierover heeft Bouwgoed terecht aangevoerd dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk is om welke kabels het gaat, waar deze zich precies bevinden en wat er precies mis is. [D] spreekt in ieder geval niet expliciet over (het ontbreken van behuizing van) de kabels die de rookmelders verbinden. Ook een (aanvullende) verklaring van Installatiebedrijf [L] hierover ontbreekt. Dit betekent dat schadepost 1.7 moet worden afgewezen.
Ten aanzien van het “ontbreken van isolatie aan de fietspadzijde” (1.8)
2.41.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed heeft nagelaten om de fietspadkant van de lasergameruimte te isoleren ten gevolge waarvan roest en schimmelvorming in de containers is opgetreden. Om deze schade te herstellen heeft [X] c.s. diverse materialen moeten bestellen en zijn er meerdere personeelsleden ingezet om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. onder meer naar een factuur van PontMeyer.
2.42.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft toegelicht dat partijen vanuit kostenoogpunt hebben afgesproken dat alleen containers 1 en 2 geïsoleerd zullen worden. Daartoe verwijst Bouwgoed naar het verslag van het werkoverleg van 6 juni 2017 en het overzicht van de stichtingskosten/onderdeel 'kozijnen' (productie 37 en 3 van Bouwgoed). Voorts heeft Bouwgoed erop gewezen dat partijen hebben besproken dat condensvorming in de containers kan worden voorkomen door de deuren tegen elkaar open te zetten waardoor de binnen- en buitentemperatuur gelijk is en dat [X] c.s. heeft aangegeven dat zij van deze mogelijkheid gebruik zal maken. [X] c.s. heeft dit alles onvoldoende weersproken. Zo heeft zij bijvoorbeeld niet gewezen op regelgeving waaruit blijkt dat isolatie van alle containers in dit geval verplicht is. Schadepost 1.8 moet daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van het “niet aarden van de containers” (1.9)
2.43.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed heeft nagelaten om de containers te aarden waardoor zij vanuit veiligheidsoogpunt genoodzaakt was om dit alsnog te bewerkstelligen. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. onder meer naar een tweetal facturen van Installatiebedrijf [L] van 31 oktober 2018.
2.44.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft bestreden dat de containers niet geaard zijn. Daartoe verwijst Bouwgoed naar de facturen van Installatiebedrijf [J] van 8 en 27 september 2017 waaruit blijkt dat [J] op 4 september 2017 de materialen voor het aarden van de containers heeft geleverd en op dezelfde dag de daarmee samenhangende werkzaamheden heeft uitgevoerd (zie productie 41 van Bouwgoed). Bouwgoed heeft daarmee in zoverre aan haar zorgplicht voldaan. Schadepost 1.9 moet daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de “teveel uitgevoerde werkzaamheden door Bouwgoed” (1.10)
2.45.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed ten behoeve van de bouw van de lasergameruimte verschillende niet afgesproken c.q. buitensporige werkzaamheden heeft verricht. Als voorbeelden noemt [X] c.s. dat Bouwgoed acht deuren c.q. doorgangen in de lasergameruimte heeft laten plaatsen, terwijl een aantal van drie was afgesproken. Verder heeft Bouwgoed in de opslagruimte/berging een volledige stroomvoorziening aangebracht, terwijl hier slechts twee lichtaansluitingen nodig waren. Volgens [X] c.s. heeft Bouwgoed tegenover haar bevestigd dat de extra kosten hiervan met andere kosten zullen worden verrekend maar is Bouwgoed deze toezegging niet nagekomen. [X] c.s. heeft de kosten van de ongevraagde werkzaamheden van Bouwgoed begroot op een bedrag van € 6.500,00.
2.46.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft toegelicht dat zij de gewraakte werkzaamheden in opdracht van [X] c.s. heeft laten uitvoeren. Daartoe heeft Bouwgoed aangevoerd dat [X] c.s. in een redelijk vroeg stadium van het project de wens had om twee groepen tegelijk te kunnen laten spelen in de lasergameruimte. Dit betekende dat er een tweedeling in de volledige ruimte moest worden gemaakt en dat er vervolgens extra tussendeuren moesten worden geplaatst. Vanwege deze wens zijn er ook aanpassingen nodig geweest in de elektravoorzieningen. Daarbij komt volgens Bouwgoed dat [X] c.s. op enig moment buiten haar medeweten de aannemer heeft gevraagd een ruimte te creëren ten behoeve van het stallen van elektrische steps in de lasergameruimte waardoor in deze ruimte aanpassingen moesten worden gemaakt in de elektravoorzieningen. Bouwgoed stelt dat zij hiervoor slechts de materialen heeft verzorgd en verder van niets wist. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Bouwgoed naar de situatietekeningen behorende bij de verleende omgevingsvergunning van 29 augustus 2017 en een ontwerptekening van 28 juli 2017 (zie productie 29 en 47 van Bouwgoed). Volgens Bouwgoed is op deze tekeningen een en ander zichtbaar en is [X] c.s. daarmee akkoord gegaan. Bovendien heeft [X] c.s. voordeel van de splitsing van de ruimte vanwege de extra inkomsten die daarmee kan worden gegenereerd, aldus Bouwgoed. [X] c.s. heeft dit onvoldoende weersproken met feiten of omstandigheden waaruit volgt dat de hier bedoelde werkzaamheden met betrekking tot de tussendeuren en elektra ongevraagd door Bouwgoed zijn verricht. Dat [D] heeft verklaard dat “
er veel te veel doorgangen waren die nooit afgesproken waren”, strookt niet met de bouwaanvraag- en vergunning, zodat die verklaring moet worden gepasseerd. Dit betekent dat schadepost 1.10 moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de “sluiting in verband met ontbreken ontruimingsplan” (1.12)
2.47.
[X] c.s. stelt dat zij de lasergameruimte op 23 oktober 2017 op last van de gemeente Voorst heeft moeten sluiten wegens het niet op orde zijn van de (brand)veiligheid en het ontbreken van een ontruimingsplan voor de lasergameruimte waarvoor Bouwgoed verantwoordelijk was. Volgens [X] c.s. heeft zij door de gedwongen sluiting tot 9 november 2018 twee boekingen van groepen moeten afzeggen. Ter onderbouwing van deze schadepost (€ 1.100,00) verwijst [X] c.s. naar de e-mail van [M] (destijds medewerker van de gemeente Voorst) van 4 december 2018 en de schriftelijke verklaringen van [E] en [F] .
2.48.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft bestreden dat zij met betrekking tot het ontruimingsplan verwijtbaar heeft gehandeld. Daartoe heeft Bouwgoed aangevoerd dat zij reeds bij brief van 21 september 2017 [X] c.s. heeft gewaarschuwd voor de gevaren van ingebruikname van de lasergameruimte zolang de (brand)veiligheid niet op orde is en dat Bouwgoed daarvoor niet aansprakelijk kan worden gehouden. Voorts wijst Bouwgoed erop dat Chubb Fire & Security B.V. al op 10 oktober 2017 het programma van eisen met betrekking tot de brandmeld- en ontruimingsinstallatie had aangeleverd maar dat [X] c.s. de materiaal- en installatiekosten daarvan niet meer wilde betalen waardoor Bouwgoed deze levering tijdens een onderling overleg op 20 oktober 2017, waarvan Bouwgoed een verslag heeft opgemaakt dat zij op 22 oktober 2017 aan [X] c.s. heeft toegezonden, in aanwezigheid van [X] c.s. heeft geannuleerd. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Bouwgoed naar haar producties 9, 13 en 21. [X] c.s. heeft dit onvoldoende weersproken. Voor zover aangenomen moet worden dat [X] c.s. de waarschuwingsbrief van 21 september 2017 niet heeft ontvangen, zoals [X] c.s. betoogt, is de rechtbank van oordeel dat Bouwgoed niettemin tijdig aan haar waarschuwings- en daarmee zorgplicht heeft voldaan doordat zij [X] c.s. tijdens gemeld overleg op 20 oktober 2017 nog heeft gewezen op de risico’s van ingebruikname van de lasergameruimte zonder adequate veiligheidsvoorzieningen. Daarbij komt dat [X] c.s. het gestelde schadebedrag niet heeft onderbouwd met verifieerbare gegevens waaruit de betreffende annuleringen en de hoogte van de gemiste inkomsten blijken. Dat [E] en [F] allebei hebben verklaard dat [F] de betreffende groepen aan [E] heeft doorgegeven en dat [E] deze vervolgens heeft afgezegd en een alternatieve datum heeft aangeboden met gratis spelen en catering, is daarvoor onvoldoende, mede gelet op de door [X] c.s. gehanteerde tarieven zoals die op haar website zichtbaar zijn en waarnaar Bouwgoed verwijst. Het voorgaande betekent dat schadepost 1.12 moet worden afgewezen.
Ten aanzien van het “extra personeel in verband met ontbreken ontruimingsplan” (1.11)
2.49.
Nu niet kan worden geoordeeld dat Bouwgoed tegenover [X] c.s. haar zorgplicht heeft geschonden met betrekking tot het (ontbreken van een) ontruimingsplan, moet de daarmee samenhangende gevorderde vergoeding van de kosten van de inzet van extra personeel (15 uur x € 40,00 = € 600,00) teneinde de veiligheid van de gasten alsnog te waarborgen, ook worden afgewezen.
2.50.
In dit verband stelt [X] c.s. dat zij ook extra personeel heeft moeten inzetten (35 uur x € 40,00 = € 1.400,00) doordat Bouwgoed nooduitgang bordjes verkeerd heeft geplaatst en vanwege het ontbreken van glas en groene aanduidingen.
2.51.
De rechtbank is van oordeel dat [X] c.s. onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat de nooduitgang bordjes, glas en groene aanduidingen niet (goed) zijn aangebracht en daarmee sprake is van een gebrek waarvoor Bouwgoed aansprakelijk is. Dit volgt in ieder geval niet uit gemelde e-mail van Overeem. Hieruit volgt dat er geen grond is voor toewijzing van het gevorderde bedrag van € 1.400,00 wegens inzet van extra personeel. Schadepost 1.11 moet daarom in zijn geheel worden afgewezen.
Ten aanzien van het “schadebeperkend handelen” (1.13)
2.52.
[X] c.s. stelt dat [X] en [Y] als vennoten in totaal 35 uur extra werkzaamheden hebben moeten verrichten om de lasergameruimte droog te krijgen, dat zij in totaal 20 uur extra werkzaamheden hebben moeten verrichten voor het herstellen van de fouten van Bouwgoed met betrekking tot de nooduitgang bordjes, glas en groene aanduidingen en dat zij in totaal 30 uur hebben moeten besteden aan het opstellen van het ontruimingsplan en het overleg met de gemeente Voorst om dit plan goedgekeurd te krijgen (zie randnrs. 12, 61 en 80 t/m 82).
2.53.
De rechtbank stelt vast dat [X] c.s. niet heeft toegelicht waaraan de vennoten de overige 315 uur (400 - 85) hebben besteed. De gevorderde vergoeding van deze uren is dus reeds hierom niet toewijsbaar.
Ten aanzien van de “droogmaakuren” heeft [X] c.s. niet gesteld en onderbouwd dat het nodig was dat naast het personeel ook de vennoten moesten worden ingezet om de lasergameruimte droog te maken. In ieder geval blijkt deze noodzaak niet uit de verklaringen van [D] , [E] en [F] . Ook overigens ontbreekt iedere onderbouwing, dit geldt ook voor het gestelde uurtarief van € 82,50 dat volgens [X] c.s. voor de vennoten gehanteerd zou moeten worden.
Uit 2.51 volgt dat de geclaimde vergoeding van de uren die de vennoten zouden hebben besteed aan het herstellen van de nooduitgang bordjes, glas en groene aanduidingen moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de uren die de vennoten aan het opstellen van het ontruimingsplan zouden hebben besteed heeft Bouwgoed als verweer aangevoerd dat deze uren niet zijn onderbouwd en dat er ook geen grondslag is om deze uren bij Bouwgoed in rekening te brengen, omdat dit tot de normale taak van een vennoot van een onderneming behoort. Volgens Bouwgoed komt daarbij dat er reeds door Chubb Fire & Security B.V. een ontruimingsplan was geleverd (zie ook 2.48). [X] c.s. heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken door bijvoorbeeld het door hen opgestelde ontruimingsplan in het geding te brengen en waaruit blijkt dat het door Chubb Fire & Security B.V. opgestelde programma van eisen niet deugdelijk zou zijn.
Uit het voorgaande volgt dat schadepost 1.13 moet worden afgewezen.
Ten aanzien van het “mislopen van de openingspubliciteit” (1.14)
2.54.
[X] c.s. stelt dat zij door de gebrekkige lasergameruimte in 2017 niet de verwachte opening heeft kunnen houden en daarmee niet (volledig) heeft kunnen profiteren van de nieuwswaarde van een officiële opening en dat zij hierdoor veel publiciteit heeft misgelopen. Volgens [X] c.s. heeft zij daardoor een geschatte omzet van
€ 100.000,00 gederfd. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. naar de brief van [N] accountants en adviseurs te [plaats 2] van 29 januari 2020.
2.55.
Zoals de rechtbank hiervoor in 2.48 heeft overwogen, kan de gedwongen sluiting van de lasergameruimte op 23 oktober 2017 niet aan Bouwgoed worden toegerekend. Verder heeft [X] c.s. onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij met Bouwgoed heeft afgesproken dat de lasergameruimte in 2017 (officieel) in gebruik zou worden genomen. Wel staat vast dat de lasergameruimte op 19 december 2017 door de burgemeester van Voorst is geopend, zodat kennelijk toch sprake is geweest van een officiële opening met bijbehorende publiciteit. De stelling van [X] c.s. dat zij niet heeft kunnen profiteren van de opening gaat dus niet op. Bovendien heeft [X] c.s. onvoldoende onderbouwd dat en waarom zij als gevolg daarvan omzetverlies van een ton heeft geleden. Deze onderbouwing volgt in ieder geval niet uit de brief van [N] accountants en adviseurs van 29 januari 2020, waarin bovendien uitdrukkelijk is opgenomen “
dat onze werkzaamheden hebben geresulteerd in een accountantsmededeling en er derhalve geen sprake is van een accountants-, beoordelings- of samenstellingsverklaring.” Overigens zijn in die brief het “
schadebedrag van de tot op heden gemaaktekostentenminste € 100.000,- (inclusief BTW)” en “
de gemaakte schatting vande te derven omzet, zijnde € 60.000 (inclusief BTW)” [onderstreping rechtbank] niet inzichtelijk gemaakt, nog daargelaten dat het bedrag van € 60.000,00 kennelijk niet ziet op gederfde omzet in het verleden doordat geen officiële opening heeft kunnen plaatsvinden. Een en ander betekent dat schadepost 1.14 moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de “permanente schade door lekkages” (1.15)
2.56.
[X] c.s. stelt dat het door de lekkageproblematiek niet mogelijk is om spontaan gasten te ontvangen en/of de lasergameruimte spontaan te laten zien aan potentiële / last minute gasten waardoor zij jaarlijks omzet misloopt. [X] c.s. begroot deze schade tot medio februari 2020 op een bedrag van € 50.000,00.
2.57.
De rechtbank overweegt dat op basis van het deskundigenbericht voldoende is komen vast te staan dat de lasergameruimte gebrekkig is, dat [X] c.s. daardoor omzetschade heeft geleden en dat Bouwgoed hiervoor aansprakelijk is. Bouwgoed is dus schadeplichtig. Nu [X] c.s. het gestelde schadebedrag van € 50.000,00 niet heeft onderbouwd, Bouwgoed dat bedrag heeft betwist en begroting van de schade in het vonnis niet mogelijk is, zal de rechtbank de zaak in zoverre verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het verweer van Bouwgoed tegen de stellingen van [X] c.s. dat de lasergameruimte “vrijwel de hele winter onder water staat” en dat het schadebedrag enkel en alleen ziet op groepen die last-minute – dus zonder reservering – komen lasergamen.
Ten aanzien van de “betaling zonder tegenprestatie” (1.16)
2.58.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed als contractspartij/bouwbegeleider wanprestatie heeft geleverd waardoor zij zelf de directievoering in eigen hand heeft moeten nemen. Bouwgoed vordert restitutie van het afgesproken bedrag van € 4.000,00 exclusief btw dat zij voor de bouwbegeleidingswerkzaamheden van Bouwgoed heeft betaald.
2.59.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bevindingen en conclusies van de deskundige voldoende is komen vast te staan dat Bouwgoed tegenover [X] c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als bouwbegeleider. Nu Bouwgoed onweersproken heeft gesteld dat [X] c.s. haar factuur van 12 oktober 2017 met een bedrag van € 1.000,00 exclusief btw (derde en laatste termijn) onbetaald heeft gelaten, is schadepost 1.16 tot een bedrag van
€ 3.630,00 inclusief btwtoewijsbaar.
Ten aanzien van de “gestolen goederen” (1.17)
2.60.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed materialen heeft aangeschaft die niet nodig waren voor de realisatie van het bouwwerk. Volgens [X] c.s. heeft zij daarvoor geen opdracht verstrekt en is Bouwgoed door deze aanschaf verrijkt. Ter onderbouwing van deze schadepost (totaal € 5.410,90) verwijst [X] c.s. naar randnummer 22 van de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie.
2.61.
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost is verdisconteerd in de vraag of de door Bouwgoed aan [X] c.s. doorberekende materiaalkosten (casco en interne afwerking) redelijk zijn met het oog op het uitgevoerde werk. Kortheidshalve verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 2.21 t/m 2.23. Gelet hierop zal schadepost 1.17 worden afgewezen.
Ten aanzien van de “niet verrekende kickbackvergoedingen” (1.18)
2.62.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed heeft toegezegd dat zij voor de inkoop van materialen ten behoeve van de bouw van de lasergameruimte gebruik zal maken van kickbackvergoedingen. Volgens [X] c.s. heeft zij de kortingen ten gevolge van deze kickbackvergoedingen nooit ontvangen en heeft zij deze ook niet gezien op de facturen van Bouwgoed. [X] c.s. meent dat in de bouw een standaardkorting van 10% wordt gehanteerd bij kickbackvergoedingen, zodat zij ten onrechte € 5.000,00 extra heeft betaald voor de door Bouwgoed ingekochte materialen.
2.63.
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost is verdisconteerd in de vraag of de door Bouwgoed aan [X] c.s. doorberekende materiaalkosten (casco en interne afwerking) redelijk zijn met het oog op het uitgevoerde werk. Kortheidshalve verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 2.21 t/m 2.23. Schadepost 1.18 moet daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van het “deskundigenrapport” (1.20)
2.64.
[X] c.s. stelt dat zij extra kosten heeft moeten maken om haar schade nader te onderbouwen. Volgens [X] c.s. betreft dit de advieskosten van Witteveen+Bos ad € 4.801,75 en [N] accountants en adviseurs ad € 600,00, in totaal
€ 5.401,75 exclusief btw.
2.65.
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. De gevorderde vergoeding van de expertisekosten zal daarom tot het bedrag van
€ 6.536,12 inclusief btwworden toegewezen.
Ten aanzien van de “kosten in verband met het sluiten van de lasergameruimte ter vervanging van de containers” (2.1)
2.66.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [X] c.s. aldus dat de te verwachten omzetderving € 60.000,00 exclusief btw bedraagt door de toekomstige sluiting van de lasergameruimte in verband met het definitief herstel van de lekkage- vocht- en isolatieproblemen. Volgens [X] c.s. is de benodigde tijd voor de realisatie van de beheer- en herstelwerkzaamheden naar verwachting 12 weken, gebaseerd op de inzet van twee man fulltime. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. naar de brief van [N] accountants en adviseurs van 19 januari 2020 en de notitie van Witteveen+Bos van 24 januari 2020.
2.67.
De rechtbank overweegt dat op basis van het deskundigenbericht voldoende is komen vast te staan dat de lasergameruimte gebrekkig is, dat herstel nodig is, dat [X] c.s. daardoor omzetschade zal lijden en dat Bouwgoed hiervoor aansprakelijk is. Bouwgoed is dus schadeplichtig. Nu [X] c.s. het gestelde schadebedrag van
€ 60.000,00 exclusief btw niet heeft onderbouwd, Bouwgoed dat bedrag heeft betwist en begroting van de schade in het vonnis niet mogelijk is, zal de rechtbank de zaak in zoverre verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij dient naar het oordeel van de rechtbank als uitgangspunt te worden genomen een sluitingsperiode van (maximaal) zes weken door verdubbeling van de inzet van personeel (4 in plaats van 2 man fulltime), zoals [C] ook in haar rapport van 10 maart 2020 heeft voorgesteld.
Ten aanzien van de “erfpacht” (2.2)
2.68.
[X] c.s. stelt dat Bouwgoed de containers buiten de erfpachtgrens en het bouwvlak heeft laten plaatsen. Volgens [X] c.s. moet zij hierdoor vanaf 2017 tot 2064 extra erfpacht van € 100,00 per jaar betalen, hetgeen neerkomt op een totaalbedrag van € 4.700,00. Daarnaast dient als gevolg hiervan een nieuwe notariële akte te worden opgesteld, waarvan de kosten € 3.422,01 inclusief btw bedragen. Ter onderbouwing van beide schadeposten verwijst [X] c.s. naar een ongedateerd schrijven van Leisurelands en de offerte van [P] Notarissen te [plaats 3] van 13 januari 2020.
2.69.
De rechtbank is van oordeel dat Bouwgoed voldoende gemotiveerd heeft bestreden dat zij aansprakelijk is voor de extra kosten van erfpacht die [X] c.s. moet betalen vanwege overschrijding van de erfpachtgrens door de gerealiseerde lasergameruimte. Bouwgoed heeft daartoe aangevoerd dat zij conform de aan haar verstrekte opdracht de bouwaanvraag heeft verzorgd en dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst naar aanleiding van deze aanvraag bij besluit van 29 augustus 2017 aan [X] c.s. een omgevingsvergunning heeft verleend voor het plaatsen van 13 ondergrondse zeecontainers. Blijkens de daarbij behorende situatietekeningen zijn deze containers alle gesitueerd binnen het bouwvlak. Bouwgoed stelt dat de containers conform de omgevingsvergunning zijn gerealiseerd. Volgens Bouwgoed was [X] c.s. zich bewust dat daarbij wel de erfpachtgrens zou worden overschreden die zij met de verpachter (Leisurelands) had afgesproken. Bouwgoed verwijst daartoe naar de WhatsApp-correspondentie die zij hierover met [X] c.s. heeft gevoerd. Bouwgoed stelt dat hieruit blijkt dat [X] c.s. haar heeft gevraagd om ter voorkoming van extra pacht een situatietekening te produceren waarop niet de vergunde 13 maar slechts 12 containers staan ingetekend (zie productie 46 van Bouwgoed). [X] c.s. heeft dit alles onvoldoende weersproken. Schadepost 2.2 moet daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van de “marketingkosten heropening” (2.3)
2.70.
[X] c.s. stelt dat zij voor de heropening van de lasergameruimte marketingkosten ad € 22.052,89 moet maken. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. naar de offerte van [R] te [plaats 4] van 7 januari 2020.
2.71.
De rechtbank stelt vast dat de offerte van [R] ziet op (1) campagne maken voor de heropening van het lasergamecentrum (de werkzaamheden betreffen bedenken, creëren, inrichten en monitoren) gedurende zes maanden, 1 dag per week ad
€ 14.400,00 exclusief btw en (2) campagnebudget voor de inzet van online en offline advertenties (geschat, maandelijks) ad € 6.000,00 exclusief btw. Bouwgoed heeft niet toegelicht waarom een periode van een half jaar nodig is voor bedoelde campagnes. De rechtbank acht een campagneperiode van twee maanden na de heropening redelijk en zal daarom de gevorderde vergoeding van de marketingkosten tot een bedrag van
€ 8.228,00 inclusief btwtoewijzen ((€ 14.400,00 + € 6.000,00 + 21% btw) : 3).
Ten aanzien van de “investering special effects” (2.4)
2.72.
[X] c.s. stelt dat voor uitvoering van de hiervoor genoemde beheer- en herstelwerkzaamheden alle 'special effects' in de lasergameruimte losgekoppeld/verwijderd, opgeslagen en daarna teruggeplaatst en getest moeten worden en dat de kosten hiervan
€ 12.886,50 inclusief btw bedragen. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. naar de offerte van [S] te [plaats 4] van 29 december 2019.
2.73.
De rechtbank stelt vast dat de noodzaak van het loskoppelen/verwijderen, opslaan en daarna terugplaatsen en testen van de 'special effects' ten behoeve van het herstel van de gebreken niet uit de notitie van Witteveen+Bos volgt. Ook anderszins heeft [X] c.s. dit niet aangetoond. Onder verwijzing naar het rapport van [C] bestaat volgens Bouwgoed daarvoor ook geen nut of noodzaak. Het voorgaande leidt ertoe dat schadepost 2.4 zal worden afgewezen.
Ten aanzien van het “geheel vervangen van de containers” (2.5)
2.74.
[X] c.s. stelt dat de kosten voor het definitieve herstel van de lasergameruimte € 130.438,00 inclusief btw bedragen. Ter onderbouwing van deze schadepost verwijst [X] c.s. naar de notitie van Witteveen+Bos van 24 januari 2020 en de daarbij behorende kostenraming van [T] adviseurs te [plaats 5] .
2.75.
Volgens Bouwgoed bedragen de herstelkosten € 39.500,00 exclusief btw en verwijst daartoe naar het rapport van [C] . Volgens Bouwgoed moeten op dit bedrag de door [C] genoemde posten “verwijderen terras en verharding” ad € 4.500,00, “aanbrengen terras en verharding” ad € 9.375,00 en “herstel oorspronkelijke waterpompen” ad € 2.500,00 in mindering worden gebracht, zodat een bedrag van € 23.125,00 exclusief btw resteert.
2.76.
De rechtbank overweegt dat op basis van het deskundigenbericht voldoende is komen vast te staan dat de lasergameruimte gebrekkig is, dat herstel nodig is, dat [X] c.s. daardoor schade zal lijden en dat Bouwgoed hiervoor aansprakelijk is. Bouwgoed is dus schadeplichtig. Zoals de rechtbank hiervoor in r.o. 2.30 heeft overwogen, is niet komen vast te staan dat de op advies van Bouwgoed geplaatste waterpompen gebrekkig waren. Bouwgoed heeft daarom terecht aangevoerd dat zij niet gehouden is tot vergoeding van de kosten die [X] c.s. ter vervanging van deze pompen heeft gemaakt. Ditzelfde geldt voor de kosten van het verwijderen en opnieuw aanbrengen van het terras. Bouwgoed heeft voldoende onderbouwd dat het realiseren van het (dak)terras niet tot haar opdracht behoorde en evenmin vergund is. Nu de door partijen ingebrachte kostenramingen van [T] en [C] fors van elkaar afwijken, zal de rechtbank het door Bouwgoed niet-betwiste deel van de herstelwerkzaamheden tot een bedrag van
€ 27.981,25 inclusief btwtoewijzen en de zaak voor het overige voor wat betreft deze schadepost verwijzen naar de schadestaatprocedure. Daarbij betrekt de rechtbank dat de door de deskundige begrote kosten van de vier opties die hij heeft genoemd (zie blz. 105 t/m 107 van het deskundigenbericht) slechts een grove benadering zijn en louter indicatief waardoor begroting van de (herstel)schade in het vonnis op dit moment niet mogelijk is.
Conclusie
2.77.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de door [X] c.s. gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 53.757,86 voor vergoeding in aanmerking komt
(€ 6.120,45 + € 1.093,20 + € 168,84 + € 3.630,00 + € 6.536,12 + € 8.228,00 + € 27.981,25). Hierop zal het in conventie toegewezen bedrag van € 13.653,12 in mindering worden gebracht (zie 2.23), zodat een bedrag van € 40.104,74 resteert. Nu Bouwgoed daartegen geen apart verweer heeft gevoerd, zal de gevorderde rente over dit bedrag vanaf 15 april 2020 worden toegewezen. Dit leidt ertoe dat de conventionele vorderingen van Bouwgoed worden afgewezen. Voor wat betreft de door [X] c.s. in reconventie gevorderde vergoeding van de schadeposten 1.15, 2.1 en 2.5 zal de rechtbank de zaak naar de schadestaatprocedure verwijzen ter bepaling van de omvang van deze schadeposten, waarbij ten aanzien van schadepost 2.5 reeds op voorhand een bedrag van € 27.981,25 inclusief btw is toegewezen als onderdeel van voornoemde schadevergoeding.
Proceskosten
2.78.
Bouwgoed zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. De kosten aan de zijde van [X] c.s. worden op basis van het toegewezen bedrag en het huidige liquidatietarief tot op heden begroot op:
In conventie:
  • griffierecht € 1.950,00
  • salaris advocaat € 2.252,00 (4 punten x tarief € 563,00)
In reconventie:
- salaris advocaat
€ 6.127,00(5½ punten x tarief € 1.114,00)
subtotaal € 10.329,00
voorschot deskundigenkosten
€ 8.811,10(€ 6.537,27 + € 2.273,83)
Totaal € 19.140,10
2.79.
De gevorderde nakosten zullen, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen van Bouwgoed af;
in reconventie
3.2.
verklaart voor recht dat Bouwgoed tegenover [X] c.s. is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht;
3.3.
veroordeelt Bouwgoed tot betaling van de schade van [X] c.s. ad
€ 40.104,74, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 april 2020 tot de dag van algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt Bouwgoed tot vergoeding van de door [X] c.s. geleden en nog te lijden (omzet)schade door lekkages (1.15), het sluiten van de lasergameruimte ter vervanging van de containers (2.1) en het geheel vervangen van de containers (2.5) als gevolg van de wanprestatie van Bouwgoed, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie
3.6.
veroordeelt Bouwgoed in de proceskosten, aan de zijde van [X] c.s. tot op heden begroot op € 19.140,10;
3.7.
veroordeelt Bouwgoed in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bouwgoed niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
3.8.
verklaart 3.3, 3.4, 3.6 en 3.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021. [1] (PS)

Voetnoten

1.type: