ECLI:NL:RBOVE:2021:4373
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot herstel van gebreken aan huurwoning in kort geding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schuldhulp Oost Nederland B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene], en [gedaagde]. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. D.F. Briedé, vorderde dat [gedaagde] zou worden veroordeeld tot het herstellen van vijftien gebreken aan de huurwoning, waaronder vocht- en schimmelproblematiek, en om een voorschot op huurvermindering te betalen. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. M.B. Bollen, heeft de vorderingen betwist en gesteld dat er geen gebreken meer waren op het moment van de gerechtelijke bezichtiging.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad gebreken waren, maar dat de meeste inmiddels waren opgelost. De rechter oordeelde dat [gedaagde] de gebreken met betrekking tot de lichtschakelaar en de onderdorpel van het voorraam moest herstellen binnen vier weken na het vonnis. De vordering tot huurvermindering werd afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat de bodemrechter deze zou toewijzen. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt het belang van het spoedeisend belang in kort geding procedures en de noodzaak voor de eiser om voldoende bewijs te leveren voor de vorderingen die in kort geding worden ingediend. De rechter heeft ook de rol van de huurovereenkomst in de beoordeling van de vorderingen meegenomen, waarbij werd gekeken naar de afspraken die eerder waren gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden aan de huurwoning.