Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A],
[X],
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beslissing samengevat
3.De verdere beoordeling
facturen gestuurd. Een deel daarvan is door [B] betaald. Een bedrag van € 65.640,00 staat nog open.
publicatie en/of berichtgeving en/of uiting over [B] , ook op straffe van een dwangsom. [A] heeft zich negatief uitgelaten op Facebook over [B] . Hij schreef in een bericht:
Zou er bij deze partij maar niet aan beginnen… wij [A] heeft van [X] nog 67.000 van tegoed wanbetalers zijn het… maar jullie zijn zekers nog niet klaar met ons!!![B] wil voorkomen dat [A] zich nogmaals zo uit. Hij vindt dat ‘in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt’ en meent dat hij recht heeft op bescherming van zijn eer en goede naam.
opschortingsrecht beroept zijn gestelde tegenvordering en de omvang daarvan voldoende te onderbouwen, ook in het licht van wat zijn wederpartij daarover aanvoert. De rechter zal daarna moeten onderzoeken of de gestelde tegenvordering bestaat en of de omvang daarvan voldoende is om het beroep op een opschortingsrecht te kunnen rechtvaardigen. Als er nog bewijslevering moet plaatsvinden of een afzonderlijke procedure moet volgen (zoals hier een naheffing door de Belastingdienst) staat de (omvang van) de tegenvordering van [B] nog niet vast. In die gevallen zal de rechter bij de beoordeling of de opschorting gerechtvaardigd is mogen volstaan met een voorshands oordeel over (de omvang van) die tegenvordering (zie hierover een uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2007, te vinden op rechtspraak.nl met kenmerk ECLI:NL:HR:2007:BA9610).
jegens hem handelt dan wel wanprestatie levert. Immers, door geen loonheffing af te dragen – zo dat verplicht is – zadelt [A] [B] met het risico op dat de Belastingdienst bij hem aanklopt met een navordering. Die eventuele navordering levert schade op. [B] doet dus een beroep op opschorting ter verrekening met een eventueel recht op schadevergoeding.
beoordeling van het geschil.
1405). Omdat vaststaat dat [A] twee sommatiebrieven heeft verzonden (en volgens [A] heeft de incassogemachtigde ook een bezoek afgelegd aan het adres van [B] ), en de hoogte van de vergoeding is gebaseerd op de tarieven uit het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, is de vordering toewijsbaar.
3.342,00(3,0 punten × tarief € 1.114,00)
4.De beslissing
10 november 2021 (CT).