ECLI:NL:RBOVE:2021:4493

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
9484457 \ CV EXPL 21-4262
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriale verkoop van een woning en de uitvoerbaarheid bij voorraad van een vonnis in kort geding

In deze zaak vorderden eisers, een echtpaar, bij de Rechtbank Overijssel, uitvoerbaar bij voorraad, dat de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 13 juli 2021 zou worden opgeschort totdat op hun hoger beroep was beslist. Dit eerdere vonnis had hen veroordeeld tot betaling van openstaande facturen aan gedaagde, een administratiekantoor, en was uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Eisers stelden dat de executoriale verkoop van hun woning hen onevenredig zou treffen, vooral gezien hun persoonlijke omstandigheden en de waarde van de woning in verhouding tot de vordering van gedaagde.

De kantonrechter overwoog dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis ook tijdens hoger beroep ten uitvoer mag worden gelegd, tenzij er sprake is van een kennelijke misslag of bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat van deze regel wordt afgeweken. Eisers voerden aan dat in het eerdere vonnis niet was onderkend dat zij verweer hadden gevoerd tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad, maar de rechter oordeelde dat deze opmerking in de pleitnota niet als gemotiveerd verweer kon worden beschouwd.

Na een belangenafweging concludeerde de kantonrechter dat de belangen van gedaagde bij de inning van de vordering zwaarder wogen dan de belangen van eisers bij het behoud van hun woning. De rechter wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9484457 \ CV EXPL 21-4262
Vonnis in kort geding van 12 november 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser 1] c.s.,
gemachtigde: mr. M.A. Knobben, (toevoegingsnummers 2G10284 en 2G10285),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADMINISTRATIEKANTOOR [X] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.M. Volkerink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de van de zijde van [gedaagde] overgelegde producties,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota en aanvullende pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] c.s. is een echtpaar, eigenaar en bewoner van de woning met percelen grond aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] , [kadasternummer] (hierna: de woning). Tot deze percelen behoort een weide met pony en een vijver met vissen van [eiser 1] c.s.
2.2.
Op de woning ligt sinds 19 november 2019 executoriaal beslag dat door een derde is gelegd.
2.3.
[gedaagde] is een administratiekantoor. [gedaagde] heeft werkzaamheden verricht voor een of meer ondernemingen van [eiser 1] c.s.
2.4.
Bij vonnis van 13 juli 2021 van de kantonrechter te Zwolle (zaaknummer 8937098 \ CV EXPL 20-5559) is [eiser 1] c.s. in conventie veroordeeld – samengevat – tot betaling aan [gedaagde] van openstaande facturen voor verrichte werkzaamheden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de proceskosten. In reconventie zijn de vorderingen van [eiser 1] c.s. afgewezen. [eiser 1] c.s. is ook in reconventie veroordeeld in de proceskosten.
2.5.
Het vonnis van 13 juli 2021 is voor wat betreft de (proceskosten)veroordelingen in conventie en reconventie uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing om de (proces-kosten)veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is in het vonnis van 13 juli 2021 niet gemotiveerd.
2.6.
[gedaagde] heeft op 13 september 2021 uit kracht van de grosse van het vonnis van 13 juli 2021 executoriaal beslag gelegd op de woning. Daarbij is aan [eiser 1] c.s. bevel gedaan tot betaling van een bedrag ad € 23.626,29 te vermeerderen met nog te vervallen rente en kosten van de beslaglegging.
2.7.
[eiser 1] c.s. is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 juli 2021. Op het hoger beroep is nog niet beslist.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (i) [gedaagde] te bevelen de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 juli 2021 op te schorten totdat op het hoger beroep is beslist, op straffe van verbeurte van een dwangsom; (ii) althans een maatregel te treffen die de kantonrechter geraden acht; en (iii) [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hierna zal – voor zover van belang – worden ingegaan op de standpunten van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis ook hangende het hoger beroep ten uitvoer mag worden gelegd. Het kan gerechtvaardigd zijn om af te wijken van dat uitgangspunt als door omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang dat degene heeft, ten behoeve van wie de veroordeling in het ten uitvoer te leggen vonnis is gegeven, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis. Daarbij heeft te gelden dat moet worden uitgegaan van de beslissingen in het vonnis en de aan die beslissingen ten grondslag liggende vaststellingen en beoordelingen in het vonnis, en dat de kans op slagen van het tegen het vonnis ingestelde hoger beroep buiten beschouwing moet worden gelaten. De rechter kan in zijn oordeelsvorming wel betrekken of de beslissingen in het vonnis berusten op een kennelijke misslag. Verder heeft te gelden dat als de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in het vonnis is gemotiveerd, dat dan, afgezien van het geval dat de beslissingen in het vonnis berusten op een kennelijke misslag, de veroordeelde onderbouwd feiten of omstandigheden moet stellen die bij het nemen van de beslissingen in het vonnis niet in aanmerking konden worden genomen doordat die zich eerst na het vonnis hebben voorgedaan. Het dient daarbij te gaan om feiten of omstandigheden die recht-vaardigen dat van de gegeven beslissingen wordt afgeweken (vgl. HR 20 december 2019, ECLI:HR:2019:2026).
4.2.
Gelet op het bovenstaande toetsingskader zal de rechter eerst beoordelen of sprake is van een kennelijke misslag. Volgens [eiser 1] c.s. is in het vonnis van 13 juli 2021 miskend dat hij verweer heeft gevoerd tegen de door [gedaagde] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. [eiser 1] c.s. voert hiervoor aan dat in zijn – ten behoeve van de mondelinge behandeling in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 13 juli 2021, voorgelezen en overgelegde – pleitnota, is vermeld dat hij liever niet wil dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat als in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 13 juli 2021 in de pleitnota van [eiser 1] c.s. – die pleitnota is niet in de onderhavige procedure overgelegd – is vermeld dat [eiser 1] c.s. liever niet wil dat een mogelijke veroordeling van hem wordt gegeven bij vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, het volgende te gelden heeft. Zonder nadere feiten of omstandigheden die door [eiser 1] c.s. niet zijn gesteld, kan die opmerking in de pleitnota niet worden beschouwd als gemotiveerd verweer tegen de in die procedure gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Van een misslag in het vonnis in dit verband is daarom geen sprake. Een misslag anderszins is door [eiser 1] c.s. niet gesteld.
4.4.
Daarmee wordt toegekomen aan een belangenafweging. [eiser 1] c.s. stelt dat zijn belang om in de woning te kunnen blijven, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij inning van de bij vonnis van 13 juli 2021 toegewezen geldvordering. [eiser 1] c.s. voert hiervoor – samengevat – het navolgende aan. De geldvordering van [gedaagde] is betrekkelijk klein, ten opzichte van de waarde van de woning. Executoriale verkoop van de woning treft [eiser 1] c.s. daarom onevenredig zwaar. Door de executoriale verkoop zal [eiser 1] c.s. dakloos worden. Een andere vergelijkbare woning met een eigen weide voor zijn pony en een vijver voor zijn vissen, zoals [eiser 1] c.s. die nu heeft, zal niet te vinden zijn en als [eiser 1] c.s. in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld, zal hij alles voor niets zijn kwijt geraakt door de executoriale verkoop. Daarbij komt dat [eiser 2] gezondheidsproblemen heeft.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Gelet op het hierboven weergegeven toetsingskader reikt het woonrecht van [eiser 1] c.s. niet zover dat vervangende woonruimte volledig vergelijkbaar moet zijn met de huidige woonsituatie van [eiser 1] c.s., in die zin dat er een woning moet kunnen worden gevonden met buitenruimte bij huis voor een ponyweide en een visvijver. Dat het door de gezondheidssituatie van [eiser 2] ook niet zal lukken om vervangende woonruimte te vinden zonder ruimte bij huis voor een ponyweide en een visvijver is door [eiser 1] c.s. niet onderbouwd gesteld.
4.6.
Het is begrijpelijk dat [eiser 1] c.s. graag in de woning wil blijven in verband met de buitenruimte voor zijn dieren en dat hij dit alles niet willen verliezen, vooral niet omdat [eiser 1] c.s. verwacht in hoger beroep tegen het vonnis van 13 juli 2021 in het gelijk te zullen worden gesteld. Echter, de wens om daar te kunnen blijven wonen is niet maatgevend. Uit het weergegeven toetsingskader volgt immers dat [gedaagde] in beginsel het vonnis ten uitvoer mag leggen en verder dat de kans op slagen in het hoger beroep tegen het vonnis van 13 juli 2021 in de onderhavige procedure buiten beschouwing moet blijven.
4.7.
Dat de vordering van [gedaagde] ten opzichte van de waarde van de woning maar betrekkelijk klein is, maakt evenmin dat het niet gerechtvaardigd is om de woning executoriaal te verkopen. [eiser 1] c.s. heeft verklaard dat zijn inkomen maar zeer beperkt is, evenals zijn vermogen naast de woning. [eiser 1] c.s. heeft dan ook geen alternatieve verhaalsmogelijkheden aangeboden.
4.8.
Op grond van al het bovenstaande leidt een belangenafweging er niet toe dat het ongerechtvaardigd is als [gedaagde] de woning executoriaal gaat verkopen op basis van het vonnis van 13 juli 2021. Daarbij komt nog dat ook als [gedaagde] het vonnis niet ten uitvoer mag leggen, voor [eiser 1] c.s. het risico blijft bestaan dat hij de woning zal verliezen. Immers de woning is bezwaard met nog een executoriaal beslag. De desbetreffende beslaglegger is niet gedagvaard in de onderhavige procedure en [eiser 1] c.s. heeft niet gesteld dat die beslaglegger niet mag of zal besluiten op basis van zijn – oudere – beslag de woning executoriaal te gaan verkopen.
4.9.
De slotsom is dat er geen grond is voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 juli 2021 en evenmin voor een alternatieve voorziening. De vorderingen van [eiser 1] c.s. zullen daarom worden afgewezen.
4.10.
[eiser 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op € 747,00 (salaris gemachtigde).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 747,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2021. (mjd)