ECLI:NL:RBOVE:2021:4515

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
08-770232-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf na schending bijzondere voorwaarden

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 08-770232-18. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. De veroordeelde, geboren in 1982, had een voorwaardelijke straf van één jaar opgelegd gekregen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2020, maar had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan deze straf waren verbonden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op openbare zittingen op 23 juli, 21 oktober en 18 november 2021. Tijdens deze zittingen is er een reclasseringsrapport gepresenteerd, waaruit bleek dat de veroordeelde inmiddels zelfstandig woonde en een baan had gevonden. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de schending van de voorwaarden, het niet verantwoord was om de veroordeelde zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank benadrukte het belang van de behandeling voor het voorkomen van recidive en besloot de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, met de verwachting dat de veroordeelde en zijn partner zouden blijven meewerken aan de behandeling en het toezicht door de reclassering. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-770232-18
Uitspraak van de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
verder te noemen de veroordeelde, bijgestaan door
mr. M.M.C. Glismeijer, advocaat te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de op 22 juni 2021 ter griffie ingekomen vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van een jaar gevangenisstraf die aan de veroordeelde bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 maart 2020 voorwaardelijk is opgelegd, nu de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de hem bij de voorwaardelijke straf opgelegde bijzondere voorwaarden.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 23 juli 2021, 21 oktober 2021 en 18 november 2021.
Naar aanleiding van de behandeling ter terechtzitting op 23 juli 2021 en na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, heeft de rechtbank op 5 augustus 2021 een tussenbeslissing gegeven. Bij die beslissing is het onderzoek ter terechtzitting heropend, omdat de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht achtte om tot een zorgvuldig gewogen beslissing te kunnen komen. De rechtbank heeft de officier van justitie gelast een reclasseringsrapport te doen opmaken met nadere informatie over de woonsituatie en dagbesteding (werk) van de veroordeelde, alsmede diens relatie met zijn vriendin en haar bereidheid mee te werken aan het traject van de veroordeelde, alsook de rechtbank nader te informeren over het verloop van de (forensische) behandeling van de veroordeelde.
Bij de behandeling op 21 oktober 2021 is het onderzoek ter terechtzitting geschorst, teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen alsnog aanvullend te rapporteren. Nadien heeft de rechtbank van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, een rapport ‘voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever’ van 9 november 2021 ontvangen.
Bij de behandeling op 18 november 2021 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsvrouw gehoord.
Op verzoek van de raadsvrouw ter terechtzitting op 18 november 2021 is [getuige] , de huidige partner van de veroordeelde, als getuige gehoord.
Ook is (telefonisch) gehoord G. de Vries, werkzaam bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, Noord Nederland en belast met het reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van:
  • het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak en voornoemd arrest tegen de veroordeelde;
  • het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2021;
  • het advies aan opdrachtgever voortijdige negatieve beëindiging toezicht van 2 juni 2021, opgesteld door G. de Vries, voornoemd en E.L.J. Sijtsma, unitmanager bij Leger des Heils Noord-Nederland;
  • de processen-verbaal van de zitting van 23 juli 2021 en 21 oktober 2021;
  • de tussenbeslissing van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 5 augustus 2021;
  • het voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van 9 november 2021, opgesteld door G. de Vries, voornoemd (hierna: het voortgangsverslag).

2.De standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn eerder ingenomen standpunt tot toewijzing van de vordering van de advocaat-generaal.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft gepersisteerd bij het eerder door haar ingenomen standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden afgewezen.

3.De ontvankelijkheid

De vordering is tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat deze ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 maart 2020 (onder meer) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 maart 2020.
Als bijzondere voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
- zich binnen 14 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering van het Leger des Heils te Leeuwarden. Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich laat onderzoeken, diagnosticeren en behandelen door een forensische polikliniek te Leeuwarden of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- veroordeelde verblijft in Oldegalileën (forensisch wonen, onderdeel van Zienn Opvang)
te Leeuwarden of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de aangevers in de onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- gedurende zes maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Op doordeweekse dagen met dagbesteding heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 12/14 of 17 uur dat hij niet op het verblijfadres hoeft te zijn. Zonder dagbesteding is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4/8 of 17 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is Oldegalileën 223-269 Leeuwarden. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen. Veroordeelde geeft de reclassering, de schuldhulpverlener en/of zijn woonbegeleider inzicht in zijn financiën en schulden;
Uit het voortgangsverslag blijkt dat de veroordeelde vanuit de Forensische Woonvorm is door gestroomd naar zelfstandig wonen. Hij heeft deze bijzondere voorwaarde positief afgerond. Sinds 16 juni 2021 woont hij samen met zijn vriendin. Inmiddels zijn zij verhuisd naar een groter appartement. Het adres is via SKDB aan de reclassering doorgegeven. Na zijn verhuizing vond de veroordeelde betaald werk via een uitzendbureau. Inmiddels zou hij een andere baan hebben gevonden als accountmanager. Hiervan heeft hij via app-berichten bewijzen aan de reclassering laten zien. De huidige vriendin van de veroordeelde, [getuige] , heeft enkele malen telefonisch contact gehad met de reclassering. Uit deze gesprekken werd duidelijk dat zij op de hoogte is van het (delict)verleden van de veroordeelde. In een brief heeft [getuige] duidelijk gemaakt dat zij de werkwijze van de reclasseringswerker niet kan waarderen. Zij betitelt die als onprofessioneel. De behandeling van de veroordeelde is inmiddels door GGZ Leeuwarden overgedragen naar de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) in Groningen.
In dit voortgangsverslag is tevens een verslag opgenomen van het verloop behandeling tot heden, geschreven door de AFPN Groningen. Hierin wordt samengevat en zakelijk weergegeven het volgende vermeld.
“Op 9 augustus 2021 is de veroordeelde bij ons aangemeld via de reclassering. Op 31 augustus 2021 heeft het eerste intakegesprek plaatsgevonden en op 6 september 2021 het tweede intakegesprek. Op 3 september 2021 is het SPO afgenomen, een extra afspraak waarbij de veroordeelde (screenende) vragenlijsten heeft ingevuld. Het adviesgesprek, samen met G. de Vries van de reclassering Leger des Heils, is geweest op 13 oktober 2021. Na de intake is besloten om eerst informatie op te vragen bij de AFPN Leeuwarden om meer informatie te hebben en om te voorkomen dat er dubbele interventies ingezet zouden worden. Het ontvangen van deze informatie heeft enige tijd op zich laten wachten. Het traject aldaar is afgesloten in verband met de verhuizing van de veroordeelde (is te lezen in de rapportage). De veroordeelde geeft hierover zelf aan dat zijn behandelaar weg is gegaan en er niemand voor in de plaats was gekomen.
De veroordeelde is op alle afspraken aanwezig geweest en zegt gemotiveerd te zijn. Hierin is een tegenstrijdigheid te bemerken die ook aan hem teruggegeven is in het adviesgesprek. Hij geeft aan dat hij zonder een verplicht kader niet in behandeling zou zijn gekomen. Hij geeft aan te vinden dat hij zwaar gestraft wordt. Hij noemt wel iets te willen (met name over adoptie en proces met oudste zoon) in de verplichte behandeling en zegt aan de andere kant ook dat zijn klachten niet psychisch zijn en er niets mis met hem is.
Hij noemt dat hij altijd het idee heeft zich te moeten bewijzen en dat hij hier vooral zat van is, want hij doet immers alles goed. Hij weet zelf dat hij niet zal terugvallen, maar volgens hem ziet zijn omgeving (justitiële omgeving) dit anders. In ditzelfde adviesgesprek heeft de veroordeelde, naast zijn twee hulpvragen aangegeven dat hij akkoord is met het betrekken van zijn partner bij de behandeling in verband met zijn delictgeschiedenis zodat er duidelijkheid is omtrent eventuele bijzondere voorwaarden. Dat gesprek staat ingepland op
6 december 2021. Het behandelplan bestaat uit het verrichten van een delictanalyse (de veroordeelde heeft eerder een delictscenario gemaakt) en zijn beide hulpvragen. Daarnaast zal het recidiverisico halfjaarlijks worden ingeschat middels de FARE. Het actuele recidiverisico wordt ingeschat als laag en het klinische risico als matig.”
De reclasseringswerker De Vries heeft ter zitting verklaard dat de reclassering bij de reclasseringsadviezen van 2 juni 2021 en 9 november 2021 blijft en heeft - zakelijk weergegeven - aanvullend opgemerkt dat hij het verband tussen de hulpvraag van de veroordeelde in het kader van het verminderen van het recidivegevaar niet kan leggen. De twijfels die er bestonden over de mate van medewerking door de veroordeelde bij het behandeltraject zijn niet weggenomen, maar er zijn wel een aantal positieve aspecten met betrekking tot de woonsituatie en de dagbesteding.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting op 18 november 2021 verklaard dat hij sinds
1 november 2021 werkzaam is bij een isolatiebedrijf dat in Groningen en Drenthe actief is. Zijn partner was het eerder niet eens met de wijze van bejegening door de reclassering. Zij werkt nu wel mee en gaat ook mee naar afspraken met de reclassering en de behandelaars.
De getuige [getuige] heeft ter terechtzitting op 18 november 2021 verklaard dat zij eerder het gevoel had dat de reclasseringswerker heeft geprobeerd een wig te drijven tussen haar en de veroordeelde. Met haar (ongedateerde) brief aan de reclassering heeft zij willen laten weten dat zij het niet eens was met de wijze van bejegening door die reclasseringsmedewerker. Zij wordt op dit moment betrokken bij de behandeling van de veroordeelde en zij wil hier ook aan blijven meewerken, óók wanneer dit betekent dat zij het aan de reclassering zal moeten melden als er signalen zijn dat het niet goed gaat met de veroordeelde.
De getuige heeft verder verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen gesprekken met de reclasseringswerker en dat zij begrijpt dat het noodzakelijk is dat zij voor wat betreft het behandeltraject met de reclassering(swerker) op één lijn zit.
In de tussenbeslissing van 5 augustus 2021 heeft de rechtbank overwogen dat zij van oordeel is dat de veelvuldige schending door veroordeelde van de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden in beginsel voldoende aanleiding geven om de tenuitvoerlegging te gelasten van de aan hem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De overtredingen van de bijzondere voorwaarden blijken genoegzaam uit de inhoud van het advies van 2 juni 2021 van het Leger des Heils, dat ook eerder op 23 juli 2021 ter terechtzitting aan de orde is geweest en dat op die datum ook nader is toegelicht door G. de Vries.
De rechtbank zal, ondanks de geconstateerde schending van de voorwaarden, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. De rechtbank acht het niet verantwoord dat de veroordeelde zonder behandeling terugkeert in de maatschappij. De behandeling bij AFPN Groningen is sinds kort gestart en de veroordeelde heeft gezegd hieraan te willen meewerken. Het is ter voorkoming van recidive van groot belang dat de veroordeelde nog een kans krijgt om de behandeling te volgen. Dat veroordeelde direct bij de overdracht door de GGZ Leeuwarden naar Groningen heeft gelogen over het vier maanden niet hebben van contact met de reclassering, is negatief, maar onderstreept tevens de noodzaak van behandeling. De rechtbank gaat ervan uit dat als het bij deze laatste kans weer mis gaat, de officier van justitie snel zal komen met een nieuwe vordering tot tenuitvoerlegging.
Gelet op wat op de zitting van 18 november 2021 is besproken en is verklaard door [getuige] , is (genoegzaam) gebleken dat de veroordeelde thans een woning en een dagbesteding heeft, en dat zijn partner betrokken is – en ook wil blijven – bij het behandeltraject.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de veroordeelde en zijn partner, [getuige] , in de toekomst zullen (blijven) meewerken aan behandeling en toezicht door de reclassering. Daarbij gelden nog de voorwaarden die door het gerechtshof zijn opgelegd.

5.De beslissing

De rechtbank
wijstde vordering
af.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.