ECLI:NL:RBOVE:2021:4557

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
C/08/273004 / KG ZA 21-243
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van ziekenhuis en maatschap tot aanwijzingen aan vakgroep cardiologie in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben eisers in conventie, bestaande uit vrijgevestigde cardiologen, een kort geding aangespannen tegen de stichting Isala Klinieken en de maatschap Medisch Specialistisch Bedrijf Isala. De eisers vorderen onder andere de opschorting van besluiten die zijn genomen met betrekking tot de benoeming van nieuwe voorzitters van de vakgroep cardiologie. De achtergrond van het geschil ligt in een onveilige werksituatie binnen de vakgroep, die door meerdere cardiologen is gerapporteerd. De Raad van Bestuur van Isala heeft ingegrepen door aanwijzingen te geven aan de vakgroep, wat door de eisers als een inbreuk op hun autonomie wordt gezien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad van Bestuur en de maatschap bevoegd waren om deze aanwijzingen te geven, gezien de ernst van de situatie en de noodzaak om de kwaliteit van zorg te waarborgen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanwijzingen gerechtvaardigd waren, gezien de meldingen van een onveilige werksfeer en de eerdere aanbevelingen van een extern adviesbureau. De eisers zijn niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tegen de vereniging, en de overige vorderingen zijn afgewezen. De rechtbank heeft de eisers ook veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgaanbieders om een veilige werkomgeving te waarborgen en de bevoegdheid van ziekenhuizen om in te grijpen wanneer de kwaliteit van zorg in het geding is. De zaak illustreert de spanningen tussen de autonomie van medische professionals en de noodzaak voor ziekenhuisbesturen om te handelen in het belang van patiëntveiligheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/273004 / KG ZA 21-243
Vonnis in kort geding van 6 december 2021
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] , hierna te noemen [A] ,
2.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[C],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaten mr. R.C. de Mol en mr. drs. S.S. van Dam te Den Haag,
tegen

1.de stichting STICHTING ISALA KLINIEKEN,

gevestigd te Zwolle, hierna te noemen Isala,
advocaat: mr. T.A.M. van den Ende te Utrecht,
2. de maatschap
MAATSCHAP MEDISCH SPECIALISTISCH BEDRIJF ISALA,
kantoorhoudende te Zwolle, hierna te noemen de maatschap,
advocaat: mr. A.C. de Die te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING DE MEDISCHE STAF ISALA,
gevestigd te Zwolle, hierna te noemen de vereniging,
advocaat: mr. A.C. de Die te Amsterdam,
gedaagde in conventie.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie zullen hierna gezamenlijk [A] c.s. genoemd worden. Gedaagden in conventie zullen hierna gezamenlijk Isala c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 45 producties
  • de schriftelijke toelichting, tevens houdende eis in reconventie met 60 producties
  • de akte overlegging producties 46 tot en met 73 van [A] c.s.
  • de aanvullende productie 61 van Isala c.s.
  • de mondelinge behandeling van 22 november 2021
  • de pleitnota van [A] c.s. met productie 74
  • de pleitnota van Isala c.s.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Isala exploiteert een algemeen en topklinisch ziekenhuis met verschillende vestigingen, onder meer in Zwolle. Zij heeft haar organisatie onderverdeeld in organisatorische eenheden per medisch specialisme of groep van medisch specialisten. Een dergelijke resultaat verantwoordelijke eenheid (RVE) wordt aangestuurd door een
RVE-bestuur.
2.2.
Isala heeft op basis van de ‘RVE-Beter adviesnota’ (hierna te noemen: de adviesnota) taken en bevoegdheden toegekend aan de RVE-besturen. In een bijlage bij die nota staat vermeld dat de RVE-voorzitter op voordracht van het specialisme door de Raad van Bestuur van Isala (hierna te noemen: de Raad van Bestuur) wordt benoemd.
2.3.
De maatschap is een maatschap van natuurlijk personen en rechtspersonen die allen hun medisch specialistische praktijk uitoefenen binnen Isala. Per 1 januari 2015 zijn alle leden van de maatschap vrijgevestigde medisch specialisten.
2.4.
De maten van de maatschap hebben hun onderlinge afspraken vastgelegd in een maatschapsovereenkomst. In die overeenkomst staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
Artikel 7. Verplichtingen van de Maten
Lid 1
(…) De Maten dienen zich te gedragen naar de besluiten die door de Vergadering van Maten zijn genomen en zijn gehouden zich te conformeren aan de besluiten en aanwijzingen van het Bestuur.
(…)
Artikel 16. Vakgroepen
(…)
Lid 2
De aansturing van een Vakgroep geschiedt door een Vakgroepvoorzitter. De Vakgroepvoorzitter is bij voorkeur tevens voorzitter/lid van de corresponderende RVE die als zodanig door het Ziekenhuis wordt benoemd. (…)
(…)
Artikel 17. Rangorde
(…)
Lid 3
Ingeval van strijdigheid van de inhoud van de Overeenkomst met de Samenwerkings- en dienstverleningsovereenkomst, prevaleert de Samenwerkings- en dienstverleningsovereenkomst.
(…)
Artikel 20. Ontbinding en vereffening
(…)
Lid 4
De Maatschap wordt alleen ontbonden ten aanzien van de Maat die uittreedt:
(…)
k. door opzegging door het Bestuur aan de betreffende Maat tegen het einde van de maand met een opzeggingstermijn van drie (3) maanden ingeval op basis van het vigerende Reglement Disfunctioneren is komen vast te staan dat er sprake is van disfunctioneren en op basis van het Reglement Disfunctioneren dat is aangehecht als Bijlage 3.6 is vastgesteld dat eventuele getroffen maatregelen niet tot structurele verbetering hebben geleid;
(…)
Artikel 22. Geschillen
Lid 1
Alle geschillen welke mochten opkomen, zowel juridische als feitelijke, met betrekking tot de uitleg of de uitvoering van deze Overeenkomst, zullen de Maten in eerste instantie gezamenlijk trachten op te lossen met behulp van Mediation.
Lid 2
Indien het niet mogelijk is gebleken het geschil op de wijze als bedoeld in lid 1 op te lossen zal worden beslist door de bevoegde rechter.
Lid 3
Een geschil is aanwezig indien een van de Maten verklaart dat dit het geval is.
2.5.
De maatschap is onderverdeeld in zelfstandige organisatorische eenheden per medisch specialisme, die vakgroepen worden genoemd. Deze vakgroepen worden vertegenwoordigd door een eigen vakgroepbestuur.
2.6.
[A] c.s. zijn als vrijgevestigde cardiologen verbonden aan de maatschap en maken onderdeel uit van de vakgroep cardiologie. Tot 15 oktober 2021 vormden zij gezamenlijk het bestuur van die vakgroep.
2.7.
De vakgroep cardiologie bestaat uit 14 vrijgevestigde cardiologen en 17 specialisten in loondienst.
2.8.
De leden van de maatschap en de specialisten die bij Isala in loondienst of op basis van een detacherings-, inleen- of dienstverleningsovereenkomst werken, zijn verenigd in de vereniging.
2.9.
De vakgroep cardiologie en de vakgroep cardiothoracale chirurgie vormen samen het Hartcentrum, zijnde de RVE die zich binnen Isala richt op hartzorg in de breedste zin van het woord.
2.10.
De afspraken met betrekking tot de organisatie en het beheer van de vakgroepen worden vastgelegd in een vakgroepreglement, waarvoor een model is opgesteld (hierna te noemen: het model vakgroepreglement). De vakgroep cardiologie heeft naar aanleiding van dit model geen eigen vakgroepreglement vastgesteld.
2.11.
In het model vakgroepreglement, dat onderdeel uitmaakt van de maatschapsovereenkomst, staat onder meer vermeld:
1. Definities
(…)
RVE-voorzitter: (…) In Isala is, in het algemeen, de voorkeur uitgesproken dat de vakgroepvoorzitter tevens de RVE-voorzitter is.
(…)
Vakgroepvoorzitter: (…) In Isala is, in het algemeen, de voorkeur uitgesproken dat de vakgroepvoorzitter tevens de RVE-voorzitter is.
(…)
5. Samenstelling en benoeming vakgroepbestuur
5.1 (…)
De vakgroepvoorzitter is bij voorkeur tevens voorzitter van de corresponderende RVE, die als zodanig door het ziekenhuis wordt benoemd, op voordracht van de vakgroep.
5.2 (…)
De bestuursleden worden door de vakgroepmaten middels geheime, schriftelijke stemming gekozen, op basis van een meerderheid van stemmen. (…)
(…)
5.4
De vakgroepmaten en het MSB-Bestuur kunnen het vertrouwen opzeggen in (leden van) het vakgroepbestuur. Binnen … maanden dient vervolgens een nieuw (lid van het) vakgroepbestuur te zijn gekozen.
2.12.
Isala en de maatschap hebben een samenwerkings- en dienstverleningsovereenkomst gesloten (hierna te noemen: de SDO). Die overeenkomst, die deel uitmaakt van de maatschapsovereenkomst, luidt voor zover van belang als volgt:
2 Doel samenwerking en algemene verplichtingen
(…)
2.5
De overige algemene verplichtingen van Ziekenhuis en MSB-I zijn opgenomen in Bijlage 1 bij deze SDO.
3 Governance Ziekenhuis en MSB-I in kader van samenwerking
(…)
3.2 (…)
Het RVE-Bestuur bestaat bij uit een medisch specialist die bij voorkeur tevens voorzitter/lid van het Vakgroepbestuur is en een manager.
(…)
8 Toe- en uittreding en functioneren Leden
(…)
8.3
In geval van twijfel over het functioneren van medisch specialisten vindt onderzoek naar het functioneren plaats op basis van het van tijd tot tijd geldende reglement disfunctioneren medisch specialisten.
8.4
Ziekenhuis, VMS-I-bestuur en MSB-I-Bestuur bespreken de uitkomst van een onderzoek naar disfunctioneren van een medisch specialist. Het MSB-I bestuur bepaalt in overleg met het Ziekenhuis op basis van het advies van de onderzoekscommissie, het advies van de Raad van Bestuur en het advies van het VMS-I-bestuur de gevolgen die deze uitkomst moet hebben en maatregelen die naar aanleiding daarvan genomen moeten worden, organisatorisch, ten opzichte van de onderzochte medisch specialist en/of anderszins. Wanneer deze maatregelen naar de mening van de Raad van Bestuur ontoereikend zijn om de kwaliteit van zorg en/of patiëntveiligheid te waarborgen dan kan de Raad van Bestuur de maatregelen treffen die zij gerade acht.
(…)
15 Geschilbeslechting
15.1
Alle geschillen tussen het Ziekenhuis en MSB-I die voortvloeien uit de onderhavige overeenkomst worden in eerste instantie geagendeerd voor een op het bereiken van overeenstemming gericht overleg tussen Raad van Bestuur en MSB-I-Bestuur. Elk van Partijen kan organiseren dat dit overleg plaatsheeft onder begeleiding van een onafhankelijke procesbegeleider, na de andere Partij daarover te hebben geïnformeerd.
15.2
Indien vorenbedoeld overleg niet tot een oplossing leidt, wordt het geschil met goedkeuring van Partijen voorgelegd aan een geregistreerd en gecertificeerd mediator.
15.3
Indien mediation niet binnen een termijn van drie maanden na de datum van het gesprek als bedoeld in lid 1 van dit artikel tot een oplossing leidt, kan ieder van Partijen het geschil voorleggen aan de bevoegde rechter.
(…)
15.6
Er is sprake van een geschil als een Partij aan de andere Partij schriftelijk, met van een zakelijke toelichting, bericht dat die situatie zich voordoet.
2.13.
In bijlage 1 bij de SDO staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
1. Algemene aanwijzingsbevoegdheid
1.1
Het Ziekenhuis kan (Leden en overig personeel van) het MSB-I aanwijzingen geven omtrent de kwaliteit, veiligheid en de organisatie van de medisch specialistische zorg door het MSB-I en neemt daarbij de professionele standaarden in acht. De aanwijzingen hebben geen betrekking op medisch inhoudelijke zorg aan individuele patiënten en treden niet in de verantwoordelijkheid van de individuele Leden die voortvloeit uit de voor hen geldende en breed gedragen professionele standaard.
(…)
1.7
Het MSB-I staat er jegens het Ziekenhuis voor in dat haar Leden de aanwijzingen nakomen voor zover die op grond van de SDO (mede) op hen rusten.
2.14.
In het in de maatschapsovereenkomst en SDO genoemde reglement disfunctioneren (hierna te noemen: reglement functioneringsvraag) staat onder het kopje “Fase 1: De Melding” onder meer vermeld:
Bij serieuze aanwijzingen dat een medisch specialist zich bevindt in een (veelal) structurele situatie van tekortschietende beroepscompetenties of onverantwoorde zorgverlening, waardoor patiënten worden geschaad of het risico lopen te worden geschaad en waarbij de medisch specialist niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen, wordt daarvan melding gedaan bij de voorzitter van het MSB-I.
2.15.
Op 24 september 2020 heeft het RVE-bestuur van het Hartcentrum (hierna te noemen: het RVE-bestuur) de voorzitter(s) van de maatschap cardiologie een memo gestuurd waarin onder meer vermeld staat dat in de afgelopen twee weken vijf cardiologen afzonderlijk van elkaar bij het RVE-bestuur hebben gemeld dat zij zich niet meer veilig voelen in de Zwolse cardiologiepraktijk.
2.16.
Op 2 oktober 2020 heeft het RVE-bestuur in verband met dit onveilige werkklimaat de Raad van Bestuur verzocht in te grijpen.
2.17.
De Raad van Bestuur en het bestuur van de maatschap hebben vervolgens een onderzoek naar de bejegening en de samenwerking binnen de vakgroep cardiologie laten uitvoeren door de heer [X] van adviesbureau Authentiek Leiderschap B.V. (hierna te noemen: [X] ).
2.18.
In een rapport van 14 december 2020 dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld worden als probleemgebieden genoemd een niet transparante aansturing en governance, onderling intimiderend gedrag door enkele maten en intimiderend gedrag door enkele maten richting medewerkers. [X] heeft zes aanbevelingen gedaan om deze probleemgebieden aan te pakken, waaronder de aanbeveling om de benoeming van de voorzitter van het RVE-bestuur de heer [Y] (hierna te noemen [Y] ) te herzien. De Raad van Bestuur, het bestuur van de maatschap en het vakgroepbestuur cardiologie hebben vervolgens aangegeven de betreffende aanbevelingen over te nemen, waarna met [X] afspraken zijn gemaakt voor een vervolgtraject.
2.19.
Op enig moment heeft het dagelijkse bestuur van de Centrale Opleidingscommissie de opleiding cardiologie binnen Isala onder verscherpt toezicht gesteld vanwege de onveiligheid van het opleidingsklimaat. Dit heeft geleid tot een onderzoek naar die opleiding. De conclusie uit dat onderzoek is enerzijds dat de opleiding inhoudelijk sterk is, maar anderzijds dat op vijf punten verbetering nodig is.
2.20.
[Y] heeft per 1 januari 2021 zijn functie als RVE-voorzitter neergelegd, waarna de Raad van Bestuur en het bestuur van de maatschap hebben besloten deze positie ad interim te laten vervullen door de voorzitters van het bestuur van de vakgroepen cardiologie en cardiothoracale chirurgie, zijnde [A] en de heer [D] .
2.21.
Op 10 juni 2021 hebben de Raad van Bestuur en het bestuur van de vereniging (hierna te noemen: het stafbestuur) een 6-puntenplan opgesteld waarin vervolgstappen worden gedefinieerd voor de vakgroepen binnen het Hartcentrum. Punt 1 van dit plan is het verbeteren van de samenwerking tussen de vakgroep cardiologie en de vakgroep cardiothoracale chirurgie.
2.22.
Ondanks bezwaren van de vakgroep cardiologie tegen de benoeming van een externe RVE-voorzitter, heeft de Raad van Bestuur in samenspraak met het stafbestuur besloten per 5 juli 2021 de heer [E] aan te stellen als RVE-voorzitter ad interim van het Hartcentrum tot tenminste eind 2021.
2.23.
Vanwege het door dit besluit ontstane ongenoegen bij de vakgroep cardiologie, zijn
onder leiding van [X] tussen partijen gesprekken gevoerd. Op 28 juli 2021 hebben de Raad van Bestuur en het stafbestuur vervolgens een brief gestuurd aan onder meer de leden van de vakgroep cardiologie die als volgt luidt:
Op 10 juni jl. hebben we bijgaand stappenplan met u gedeeld. Naar aanleiding van het stappenplan zijn verdere gesprekken gevoerd binnen diverse geledingen. Dit heeft geleid tot het volgende:
Er wordt een collegiaal RVE bestuur gevormd bestaande uit [A] , RVE voorzitter a.i. Cardio, [D] , RVE voorzitter a.i. portefeuille Thorax, [E] , RVE voorzitter a.i., portefeuille Verbeteren werkklimaat en technisch voorzitter RVE Bestuur, [F] , RVE manager a.i. verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Daarmee is punt 2 van het stappenplan grotendeels gerealiseerd. Over het vervolg vacaturestelling RVE manager zult u separaat worden geïnformeerd.
Het 6-puntenplan wordt uitgebreid met het punt “verbeteren werkklimaat voor alle medewerkers”. Vanaf nu is sprake van het 7-punten plan (…)
Genoemd collegiaal RVE bestuur bereidt (onderdeel van het -punten plan) de definitieve invulling van het RVE bestuur voor. De sollicitatieprocedure om te komen tot invulling van het RVE voorzitterschap kan gestart worden op het moment dat in het collegiaal bestuur in afstemming met RvB/SB, een besluit is genomen.
Uiterlijk per 1 januari 2022 is er een nieuw RVE bestuur en Medical Board benoemd
Per 1 januari 2022 stopt de inzet van [E] .
Het collegiaal bestuur en beide vakgroepen conformeren zich aan het 7-punten plan. Periodiek wordt de voortgang geëvalueerd met RvB/SB en RVE bestuur.
(…)
2.24.
Naar aanleiding van het rapport van [X] heeft de afdeling internal audit van Isala (vervolg)onderzoek gedaan naar Diagram B.V., een vennootschap waarin een aantal aan Isala verbonden cardiologen een (financieel) belang hebben. Dit heeft geleid tot een auditrapport van 29 juni 2021 (hierna te noemen: het auditrapport). Ook heeft Ernst & Young Advisory Netherlands LLP (hierna te noemen: EY) onderzoek gedaan naar de mogelijke betrokkenheid bij en/of de mogelijke (financiële) belangen in ondernemingen door individuele bij Isala actieve cardiologen. Dit heeft geresulteerd in een rapport van 26 augustus 2021.
2.25.
Op 13 september 2021 heeft de voorzitter van de vakgroep cardiothoracale chirurgie [A] bericht dat die vakgroep het onmogelijk acht om te voldoen aan stap 1 van het (inmiddels) 7-stappenplan en dat zij de gesprekken daarover tot nader order opschort. In de betreffende e-mail staat vermeld dat sprake is van een aantal serieuze obstakels die de vakgroep cardiothoracale chirurgie als uitermate onprettig ervaart in het kader van de samenwerking, waaronder het feit dat er nog steeds verhalen van de werkvloer komen over een onveilige werksfeer binnen de cardiologie.
2.26.
Op 28 september 2021 heeft het bestuur van de vakgroep cardiologie besloten om het lidmaatschap van [Y] van die vakgroep te beëindigen.
2.27.
Op 11 oktober 2021 hebben alle (destijds) 33 leden van de vakgroep cardiologie op hun huisadres een brief ontvangen waarin vermeld staat dat de Raad van Bestuur, het bestuur van de maatschap en het stafbestuur voornemens zijn onder meer te besluiten de vakgroepleden de aanwijzing te geven dat zij gehouden zijn het ertoe te leiden dat per 14 oktober 2021 prof. dr. [G] en dr. [H] als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter ad interim van de vakgroep cardiologie worden benoemd, alsmede te besluiten [E] per die datum als RVE-voorzitter ad interim te benoemen. In de brief is de leden van de vakgroep cardiologie de mogelijkheid geboden om op 14 oktober 2021 van 17:00 uur tot 17:45 uur hun inzichten op de voorgenomen besluiten te geven. De cardiologen hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
2.28.
Bij laatstgenoemde brief waren als bijlage onder meer het hiervoor onder r.o. 2.24 genoemde auditrapport en het rapport van EY gevoegd, alsmede een rapport van bevindingen/observaties van [E] van 30 september 2021 dat ziet op de maanden juli tot en met september 2021. In dit laatste rapport staat onder meer vermeld dat er voor wat betreft de cardiologen nog niets is veranderd na het rapport van [X] uit december 2020.
2.29.
Bij brieven van 13 en 14 oktober 2021 heeft mr. Mol namens de vakgroep cardiologie verzocht de voorgenomen besluitvorming op te schorten en over te gaan tot mediation.
2.30.
In een e-mail van [X] aan onder meer [A] c.s. van 14 oktober 2021 staat een aantal punten opgesomd die de goede kant opgaan, waaronder de onderlinge samenwerking van de maten en van het vakgroepbestuur. In die e-mail staat ook vermeld:
Wat gaat nog niet goed?
 (…)
 Er wordt door OL’ers nog steeds onveiligheid gevoeld bij een aantal cardiologen.
 Er zijn escalaties naar de RvB over gedrag van enkele cardiologen.
 Onze (Authentiek Leiderschap) samenwerking met het RVE-management komt onvoldoende op gang.
 De samenwerking tussen de RVE-voorzitters is onvoldoende. (…)
 De samenwerking tussen de vakgroepbesturen van Cardio en Thorax loopt niet goed
(…)
2.31.
In een brief van 15 oktober 2021 aan de leden van de vakgroep cardiologie, die is ondertekend namens de Raad van Bestuur, het bestuur van de maatschap en het stafbestuur, staat vermeld dat de volgende besluiten zijn genomen:
1. Elk van u krijgt de aanwijzing dat u gehouden bent
a) te gehengen en te gedogen dat mw prof. dr. [G] en de heer dr. [H] met ingang van 18 oktober 2021 fungeren als als vakgroepvoorzitter resp. plaatsvervangend vakgroepvoorzitter cardiologie a.i. met een duidelijk ingevulde opdracht en taakomschrijving welke is opgesteld en vastgesteld door de RvB en bestuur MSB-I (…)
b) volledige medewerking te verlenen aan de invulling en de uitvoering van het 7-puntenplan, waarbij de punten 1, 4 en 5 van de brief van 28 juli 2021 wijzigen in lijn met het onderhavige besluit;
(…)
2. De RvB besluit dat [E] , gezien de in het voorafgaande beschreven actuele situatie wordt benoemd als RVE voorzitter a.i.;
Voor zowel 1. als 2. geldt dat deze benoemingen zullen voortduren voor zolang deze noodzakelijk zijn voor uitvoering en realisatie van het 7-puntenplan, hetgeen ter beoordeling is aan de RvB, het MSB en het SB.
3. Het stafbestuur heeft besloten de besluiten van de RvB en Bestuur MSB-I te ondersteunen.
2.32. 31
vakgroepleden hebben vervolgens een verklaring ondertekend waarin onder meer vermeld staat dat zij zich niet herkennen in het rapport van bevindingen van [E] en dat zij het volste vertrouwen hebben in het bestuur van de vakgroep, alsmede waarin zij de Raad van Bestuur en het bestuur van de maatschap oproepen de besluiten niet ‘door te drukken’ maar de positie van het vakgroepbestuur te respecteren.
2.33.
Op 4 november 2021 hebben de Raad van bestuur en het bestuur van de maatschap [A] c.s. in gebreke gesteld en gesommeerd de aanwijzing tot het gehengen en gedogen van het (plaatsvervangend) voorzitterschap van [G] en [H] na te leven.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[A] c.s. vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis en op straffe van verbeurte van een hoofdelijke dwangsom:
I. veroordeling van Isala, de maatschap en de vereniging om de SDO, de maatschapsovereenkomst, het vakgroepreglement en de adviesnota na te komen en daartoe in elk geval maar niet uitsluitend binnen 24 uur na dit vonnis:
a. het besluit waarmee [G] zou zijn benoemd als lid van het vakgroepbestuur cardiologie ongedaan te maken of (subsidiair) op te schorten;
b. het besluit waarmee [G] zou zijn benoemd als lid van het RVE-bestuur bij het Hartcentrum ongedaan te maken of (subsidiair) op te schorten;
c. het besluit waarmee [H] zou zijn benoemd als lid van het vakgroepbestuur cardiologie ongedaan te maken of (subsidiair) op te schorten;
d. het besluit waarmee [H] zou zijn benoemd als lid van het RVE-bestuur bij het Hartcentrum ongedaan te maken of (subsidiair) op te schorten;
e. het besluit waarmee [A] zou zijn geschorst als lid van het vakgroepbestuur cardiologie ongedaan te maken of (subsidiair) op te schorten;
f. het besluit waarmee [A] zou zijn geschorst als lid van het RVE-bestuur bij het Hartcentrum ongedaan te maken of (subsidiair) op te schorten;
g. de aanwijzingen zoals gegeven bij brief van 15 oktober 2021 ongedaan te maken of (subsidiair) op te schorten;
II. veroordeling van Isala, de maatschap en de vereniging om de afspraken uit de brief van 28 juli 2021 en het 7-puntenplan na te komen en daartoe in elk geval maar niet uitsluitend binnen 24 uur na dit vonnis [E] te schorsen als lid van het RVE-bestuur bij het Hartcentrum en hem per 1 januari 2022 uit zijn functie als lid van het RVE-bestuur bij het Hartcentrum te ontheffen;
III. veroordeling van de maatschap om de maatschapsovereenkomst na te komen en daartoe in elk geval maar niet uitsluitend binnen zeven dagen na dit vonnis samen met het vakgroepbestuur cardiologie te goeder trouw van start te gaan met een mediationtraject om tot een oplossing te komen voor het in de dagvaarding omschreven geschil;
IV. veroordeling van Isala, de maatschap en de vereniging tot het verstrekken aan het vakgroepbestuur cardiologie van een schriftelijk overzicht van alle (rechts)personen die op welke wijze en/of in welke vorm dan ook inzage hebben gekregen in of toegang hebben gekregen tot het auditrapport en het adviesrapport van EY;
V. veroordeling van Isala, de maatschap en de vereniging om het auditrapport en/of het adviesrapport van EY niet (verder) met derden te doen delen;
VI. veroordeling van Isala, de maatschap en de vereniging om binnen 24 uur na dit vonnis een rectificatie te doen uitgaan op een wijze en in een vorm die vergelijkbaar is met de wijze waarop de besluiten kenbaar zijn gemaakt, waarin wordt aangegeven dat i) de besluiten zoals hiervoor weergegeven onder I ongedaan worden gemaakt of worden opgeschort en ii) dat de maatschap samen met het vakgroepbestuur cardiologie zal starten met een mediationtraject;
VII. hoofdelijke veroordeling van Isala, de maatschap en de vereniging in de kosten van deze procedure.
3.2.
Isala c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Isala en de maatschap vorderen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [A] c.s. te veroordelen tot nakoming van de aanwijzingen zoals gegeven bij het besluit van 15 oktober 2021, met hoofdelijke veroordeling van [A] c.s. in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
[A] c.s. voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
In verband met de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze gezamenlijk worden besproken.
5.2.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de vorderingen van [A] c.s. namens alle leden van de vakgroep cardiologie zijn ingesteld, zodat ervan wordt uitgegaan dat dit niet het geval is.
5.3.
In deze zaak is de kernvraag of Isala c.s. de op 15 oktober 2021 aan [A] c.s. gegeven aanwijzingen konden en mochten geven, welke aanwijzingen vooraf zijn gegaan door een (impliciet) besluit om [G] en [H] als voorzitter en vice-voorzitter ad interim van de vakgroep cardiologie te benoemen.
5.4.
[A] c.s. stellen zich op het standpunt dat dit besluit geen juridische basis heeft en dat met dit besluit de tussen partijen geldende overeenkomsten, regelingen en reglementen zijn gepasseerd. Zij voeren daartoe allereerst aan dat het besluit in strijd is met de in het model vakgroepreglement vastgelegde autonomie van de vakgroep. Volgens [A] c.s. is het op grond van artikel 5.2 van dat reglement namelijk aan de vakgroepmaten zelf om te bepalen wie het nieuwe vakgroepbestuur wordt en geldt daarbij op grond van artikel 5.4 ook nog de eis dat het vertrouwen in (leden van) het voormalige vakgroepbestuur is opgezegd. [A] c.s. betogen ook dat op grond van artikel 8.3 en 8.4 van de SDO en artikel 20 lid 4 van de maatschapsovereenkomst eerst de procedure uit het reglement functioneringsvraag gevolgd had moeten worden. Daarnaast stellen zij zich op het standpunt dat het besluit in strijd is met het wezen van de maatschap, zijnde het op contractuele basis verlenen van diensten aan Isala waarbij de maten verenigd zijn in zelfstandig organisatorische eenheden per medisch specialisme en de besluitvorming een aangelegenheid is van de maten. Zij betogen in dit kader dat het bestuur van de maatschap geen besluiten kan nemen of aanwijzingen kan geven die het wezen van de maatschap raken, maar dat alleen de maten dit gezamenlijk kunnen. De bevoegdheid die Isala heeft richting de individuele maten is afgeleid van de bevoegdheid die het bestuur van de maatschap heeft en als het bestuur van de maatschap al geen besluiten of aanwijzingen kan nemen/geven die het wezen van de maatschap raken, dan mag Isala dat al helemaal niet, aldus [A] c.s.
5.5.
De voorzieningenrechter volgt [A] c.s. niet in deze stellingen. Op grond van artikel 1.1 van bijlage 1 bij de SDO, die deel uitmaakt van die overeenkomst, kan Isala de leden van de maatschap aanwijzingen geven omtrent de kwaliteit, veiligheid en de organisatie van de medisch specialistische zorg door de maatschap. Die aanwijzingen kunnen geen betrekking hebben op medisch inhoudelijke zorg aan individuele patiënten en niet treden in de verantwoordelijkheid van de individuele leden die voortvloeit uit de voor hen geldende professionele standaard, maar verdere beperkingen worden niet aan de betreffende aanwijzingsbevoegdheid gesteld. De op 15 oktober 2021 gegeven aanwijzingen vallen binnen deze aanwijzingsbevoegdheid. Ook het bestuur van de maatschap is bevoegd tot het geven van aanwijzingen, nu in artikel 7 van de maatschapsovereenkomst vermeld staat dat de maten zich dienen te conformeren aan de besluiten en aanwijzingen van dat bestuur. In dat artikel zijn in het geheel geen voorwaarden of beperkingen opgenomen voor wat betreft deze aanwijzingsbevoegdheid. Aangenomen moet dan ook worden dat de maatschap aanwijzingen kan geven indien de maten niet in het belang van de maatschap handelen, zoals Isala c.s. betogen.
De SDO en de maatschapsovereenkomst bieden geen steun voor het standpunt van [A] c.s. dat de aanwijzingsbevoegdheid van Isala en het bestuur van de maatschap niet zo ver kan reiken dat deze de in een vakgroepreglement neergelegde afspraken kan doorkruisen. Overigens is het de vraag hoeveel waarde kan worden gehecht aan het voor de vakgroep cardiologie geldende vakgroepreglement, nu die vakgroep geen eigen reglement heeft opgesteld en daardoor gebonden is aan het model vakgroepreglement dat slechts een basisdocument is dat nog verder in- en aangevuld had moeten worden. Voor de stelling dat de aanwijzingsbevoegdheid van Isala minder ver reikt dan die van het maatschapsbestuur bieden de SDO en maatschapsovereenkomst evenmin aanknopingspunten, net als voor de stelling dat het bestuur van de maatschap geen besluiten of aanwijzingen kan geven die het wezen van de maatschap raken, nog daargelaten de vraag of de gegeven aanwijzingen wel in strijd zijn met het wezen van de maatschap. Het reglement functioneringsvraag is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval niet van toepassing, omdat dit ziet op de situatie dat een individuele medisch specialist structureel disfunctioneert en van een dergelijke situatie geen sprake is. De conclusie is dan ook dat Isala en de maatschap bevoegd waren [A] c.s. de op 15 oktober 2021 gegeven aanwijzingen te geven.
5.6.
[A] c.s. gaan ervan uit dat die aanwijzingen tevens zijn gegeven door de vereniging, maar dit standpunt is niet houdbaar nu Isala c.s. onweersproken hebben gesteld dat de vereniging geen aanwijzingsbevoegdheid heeft. Weliswaar is de brief van 15 oktober 2021 waarin Isala en de maatschap hun aanwijzingsbevoegdheid uitoefenen ook ondertekend door de (vice-)voorzitter van het stafbestuur, maar dit heeft te maken met het feit dat het stafbestuur heeft besloten de besluiten van Isala en de maatschap – waaronder de betreffende aanwijzingen – te ondersteunen. Nu de besluiten niet zijn genomen door de vereniging, zullen [A] c.s. in hun in r.o. 3.1 onder I en VI genoemde vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover deze jegens de vereniging zijn ingesteld.
5.7.
[A] c.s. betogen ook dat er geen feitelijke basis bestaat voor het geven van de aanwijzingen en dat die aanwijzingen dus niet noodzakelijk zijn. Zij voeren daartoe aan dat zij uitvoering hebben gegeven aan het vervolgtraject van [X] en dat zij vanaf 28 juli 2021 voortvarend aan de slag zijn gegaan met het 7-puntenplan. Zij verwijzen in dit kader naar de in r.o. 2.30 genoemde e-mail van [X] van 14 oktober 2021 waaruit volgens hen volgt dat sinds het rapport van [X] uit december 2020 al veel vooruitgang is geboekt. [A] c.s. betogen ook dat Isala c.s. zich volkomen hebben laten leiden door de observaties van [E] , terwijl die observaties onjuist en stemmingmakerij zijn, alsmede dat Isala c.s. oude koeien uit de sloot halen.
5.8.
Isala c.s. betwisten dat zij zich alleen hebben laten leiden door de observaties van [E] . Zij stellen zich op het standpunt dat deze observaties de laatste van een reeks gebeurtenissen vormen die maakten dat moest worden ingegrepen. Volgens Isala c.s. had na het rapport van [X] en de naar aanleiding daarvan gemaakte afspraken verwacht mogen worden dat er voortgang en verbetering zichtbaar zouden zijn binnen de vakgroep cardiologie, maar was daar geenszins sprake van en was/is de situatie van vóór dat rapport weer terug. Zij wijzen erop dat er nog altijd meldingen bij hen binnenkomen over een onveilig klimaat – ook van vakgroepleden – en dat de melders daarover niet openlijk durven te spreken, omdat zij bang zijn voor represailles.
5.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat Isala en de maatschap niet lichtvaardig tot het uitoefenen van hun aanwijzingsbevoegdheid mogen overgaan, zoals zij zelf ook beamen. Van lichtvaardig ingrijpen is in het onderhavige geval echter geen sprake. Integendeel, de voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat sprake was van dusdanige omstandigheden dat het geven van de betreffende aanwijzingen gerechtvaardigd was. In dit kader wordt voorop gesteld dat Isala c.s. al sinds het najaar van 2020 inspanningen hebben verricht om de werksfeer binnen de vakgroep cardiologie en de houding en het gedrag van de cardiologen te verbeteren. Eerst door interventie van [X] en later door het opstellen van een 7-puntenplan, dat onder meer expliciet gericht was op het verbeteren van de samenwerking tussen de vakgroepen cardiologie en cardiothoracale chirurgie en op het verbeteren van het werkklimaat. Deze inspanningen hadden voor de vakgroep cardiologie en dus voor [A] c.s. aanleiding moeten zijn om zich tot het uiterste in te spannen om te komen tot een verbetering van het werkklimaat en om hun houding en gedrag aan te passen. Isala c.s. zagen zich in september 2021 echter geconfronteerd met de in r.o. 2.25 genoemde
e-mail van de voorzitter van de vakgroep cardiothoracale chirurgie waaruit volgt dat die vakgroep het vertrouwen in de vakgroep cardiologie opzegt. Dit is zeer ernstig, aangezien de beide vakgroepen samen het Hartcentrum vormen. Hier komt bij dat Isala c.s. in de maanden daarvoor stuitte op een gebrek aan medewerking vanuit de vakgroep cardiologie doordat gesprekken werden afgezegd en de vakgroep niet wenste te reageren op het auditrapport en op het rapport van EY. Aannemelijk is bovendien dat Isala c.s. in de periode vóór 15 oktober 2021 nog altijd signalen over een onveilig werkklimaat binnen de vakgroep cardiologie ontvingen en dat er op dat punt dus nog onvoldoende sprake was van een verbetering. Weliswaar betwisten [A] c.s. de juistheid van de observaties van [E] , maar ook uit de door hen aangehaalde e-mail van 14 oktober 2021 van [X] blijkt dat medewerkers zich nog altijd onveilig voelden en dat er escalaties waren naar de Raad van Bestuur over het gedrag van enkele cardiologen. Hoewel het invoelbaar is dat [A] c.s. de aanwijzingen als een aanval op de autonomie van de vakgroep ervaren, is de voorzieningenrechter al met al van oordeel dat sprake was van een onaanvaardbare situatie die ingrijpen noodzakelijk maakte. Dit geldt te meer nu Isala als zorgaanbieder op grond van de wet verantwoordelijk is voor het bieden van goede en veilige zorg en aannemelijk is dat de situatie binnen de vakgroep cardiologie potentiële gevolgen heeft voor de kwaliteit van de patiëntenzorg.
5.10.
In de gegeven omstandigheden hoefde van Isala en de maatschap, anders dan [A] c.s. ook nog betogen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet verwacht te worden dat zij eerst in zouden zetten op mediation. Weliswaar schrijven de SDO en de maatschapsovereenkomst mediation voor, maar met Isala c.s. is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat mediation een gepasseerd station is. Er hebben immers al diverse gesprekken plaatsgehad, onder meer onder leiding van [X] , en die gesprekken hebben niet tot de gewenste verbeteringen geleid. Hier komt bij dat mediation veel tijd in beslag neemt en Isala en de maatschap zich die tijd niet kunnen veroorloven, gelet op de onder druk staande samenwerking en de risico’s voor de patiëntenzorg die dat met zich meebrengt.
5.11.
[A] c.s. hebben nog aangevoerd dat de aanwijzingen niet in stand kunnen blijven omdat het besluitvormingsproces onzorgvuldig is geweest en de gegeven aanwijzingen te onbepaald zijn, maar ook aan deze stellingen gaat de voorzieningenrechter voorbij. Ter zitting hebben Isala c.s. namelijk toegelicht dat de gegeven aanwijzingen zo moeten worden verstaan dat [A] c.s. [G] en [H] aanvaarden als tijdelijke voorzitters van de vakgroep en dat zij hun strijd tegen hun benoeming moeten opgeven en zich constructief jegens hen moeten opstellen. Anders dan [A] c.s. menen, betekenen de aanwijzingen dus niet dat ieder meningsverschil met [G] en [H] tot een exit kan leiden.
Wat betreft de onzorgvuldigheid hebben [A] c.s. – voor zover relevant – aangevoerd dat er geen fatsoenlijke hoor- en wederhoor heeft plaatsgehad. [A] c.s. hadden echter de mogelijkheid om tijdens een bijeenkomst op 14 oktober 2021 een reactie te geven op de voorgenomen besluiten, maar hebben daar geen gebruik van gemaakt. Volgens hen had dit te maken met de geringe tijd die voor de betreffende bijeenkomst was ingepland en met de korte termijn waarop die bijeenkomst was gepland, maar [A] c.s. hadden die bezwaren vóór de betreffende bijeenkomst op zijn minst aan Isala c.s. kenbaar kunnen maken. [A] c.s. betogen ook nog dat het onzorgvuldig is dat aan de brief van 11 oktober 2021 bijlagen waren gevoegd die hoogst vertrouwelijk waren en dus niet naar alle vakgroepleden gestuurd hadden moeten worden. Het auditrapport en het rapport van EY waar zij op doelen zijn echter opgesteld naar aanleiding van het rapport van [X] dat alle leden van de vakgroep cardiologie aangaat. De voorzieningrechter acht het dan ook begrijpelijk en niet onzorgvuldig dat die rapporten aan al die leden zijn toegestuurd.
5.12.
De conclusie uit het voorgaande is dat de in conventie gevorderde opschorting van de op 15 oktober 2021 gegeven aanwijzingen en van de daaraan voorafgaand genomen besluiten niet toewijsbaar is. De gevorderde ongedaanmaking zou leiden tot een constitutieve uitspraak, hetgeen in kort geding niet mogelijk is, en is alleen daarom al niet toewijsbaar. Een en ander leidt ertoe dat de door [A] c.s. gevorderde rectificatie evenmin toewijsbaar is.
5.13.
De voorzieningenrechter acht voor deze beslissing mede van belang dat [A] c.s. ter zitting niet goed hebben weten uit te leggen waarom het oude vakgroepbestuur in ere moet worden hersteld, terwijl het hun bedoeling is tezamen met Isala c.s. een nieuwe vakgroepvoorzitter en een nieuwe RVE-voorzitter te zoeken.
5.14.
De door Isala en de maatschap in reconventie gevorderde nakoming van de aanwijzingen acht de voorzieningenrechter, mede gelet op de gebeurtenissen van na 15 oktober 2021, wel toewijsbaar.
5.15.
De vordering tot het nakomen van de maatschapsovereenkomst en daartoe in elk geval maar niet uitsluitend een mediationtraject te starten, zal gelet op het voorgaande ook worden afgewezen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter nog op dat [A] c.s. niet hebben gesteld welk belang zij verder nog, dus afgezien van de mediation, hebben bij die vordering.
5.16.
[A] c.s. vorderen ook nog veroordeling van Isala c.s. om de in de in r.o. 2.23 genoemde brief van 28 juli 2021 vastgelegde afspraken, waaronder het 7-puntenplan, na te komen en daartoe in elk geval maar niet uitsluitend [E] binnen 24 uur na dit vonnis te schorsen als lid van het RVE-bestuur en hem per 1 januari 2022 uit zijn functie als lid van dat bestuur te ontheffen.
5.17.
Aan de vordering tot schorsing leggen zij ten grondslag dat het op 15 oktober 2021 genomen besluit tot benoeming van [E] lijnrecht ingaat tegen de gemaakte governance afspraken binnen Isala. Zij voeren daartoe aan dat op grond van het vakgroepreglement, de maatschapsovereenkomst en de SDO binnen Isala de voorkeur is uitgesproken dat de vakgroepvoorzitter tevens de RVE-voorzitter is en dat de RVE-voorzitter op grond van de adviesnota op voordracht van het specialisme wordt benoemd.
5.18.
De voorzieningenrechter acht de vordering tot schorsing niet toewijsbaar. In dit kader wordt vooropgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de Raad van Bestuur bevoegd is tot het benoemen van de RVE-voorzitter. In een bijlage bij de adviesnota staat weliswaar dat dit op voordracht van het specialisme dient te gebeuren, maar de voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit in de gegeven omstandigheden niet realistisch was, zeker nu de positie van de RVE-voorzitter al eerder ter discussie heeft gestaan. De vastgelegde voorkeur voor een RVE-voorzitter die tevens vakgroepvoorzitter is, kon om diezelfde reden gepasseerd worden. Overigens heeft [X] in zijn rapport van december 2020 ook de benoeming van een onafhankelijke RVE-voorzitter als aanbeveling genoemd.
5.19.
Wat betreft de vordering tot het ontheffen van [E] uit zijn functie per 1 januari 2022 voeren [A] c.s. aan dat onderdeel van de in de brief van 28 juli 2021 vastgelegde afspraken is dat per 1 januari 2022 een nieuwe RVE-bestuur wordt aangesteld en dat het lidmaatschap van [E] per die datum tot een einde komt. Volgens [A] c.s. is het op 15 oktober 2021 genomen besluit dat [E] RVE-voorzitter blijft zolang dit noodzakelijk is voor de uitvoering en realisatie van het
7-puntenplan, in strijd met deze afspraken.
5.20.
Isala c.s. betwisten dat er een afspraak is gemaakt op grond waarvan Isala en de maatschap gehouden zijn de inzet van [E] per 1 januari 2022 te staken. Volgens hen is met de brief van 28 juli 2021 slechts aangegeven dat zij de inzet van [E] inrichten tot 1 januari 2022 en is die datum gekozen omdat één van de stappen was dat er een nieuwe RVE-bestuur zou komen en er een Medical Board zou worden benoemd.
5.21.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [A] c.s. mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van Isala c.s. onvoldoende hebben aangevoerd om voorshands aan te nemen dat de juridisch afdwingbare afspraak is gemaakt dat de inzet van [E] per 1 januari 2022 hoe dan ook wordt gestaakt. Zij gaat er daarom van uit dat dit niet het geval is. Aangezien [A] c.s. verder niet hebben toegelicht waarom zij in het algemeen nakoming vorderen van de afspraken uit de brief van 28 juli 2021 en het
7-puntenplan, zal de betreffende vordering geheel worden afgewezen.
5.22.
[A] c.s. hebben tot slot nog veroordeling van Isala c.s. gevorderd tot het verstrekken van een overzicht van alle (rechts)personen die inzage in of toegang hebben gekregen tot het auditrapport en het rapport van EY en tot het niet (verder) delen van die rapporten met derden. Nadat Isala c.s. ter zitting hadden verzekerd dat de betreffende rapporten niet aan anderen dan aan de leden van de vakgroep cardiologie zijn verzonden, hebben [A] c.s. echter kenbaar gemaakt dat zij geen belang meer hebben bij de vordering tot het verstrekken van het betreffende overzicht, zodat die vordering geen bespreking meer behoeft. Wat betreft de vordering tot het niet verder delen van de rapporten hebben Isala c.s. ter zitting toegezegd dat zij dit niet spontaan zullen doen. [A] c.s. hebben vervolgens duidelijk gemaakt in verband met deze toezegging niet langer vast te houden aan de betreffende vordering, zodat ook deze geen bespreking meer behoeft.
5.23.
[A] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Isala worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00
De kosten aan de zijde van de maatschap en de vereniging worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00
In reconventie worden de kosten aan de zijde van zowel Isala als de maatschap begroot op nihil.

6.De beslissing

in conventie

6.1.
verklaart [A] c.s. niet-ontvankelijk in hun in r.o. 3.1 onder I en VI genoemde vorderingen voor zover deze zijn ingesteld jegens de vereniging;
6.2.
wijst de overige vorderingen af;
6.3.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van zowel Isala als de maatschap en de vereniging tot op heden begroot op € 1.683,00;
6.4.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [A] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
6.5.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.6.
veroordeelt [A] c.s. tot nakoming van de op 15 oktober 2021 gegeven aanwijzingen;
6.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
veroordeelt [A] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Isala en de maatschap tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2021.