ECLI:NL:RBOVE:2021:4559

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
08/107939-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor poging doodslag en gijzeling in Enschede

Op 6 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man, die betrokken was bij de poging tot doodslag en gijzeling van een slachtoffer in Enschede op 10 maart 2021. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de poging tot doodslag en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. De verdachte had het slachtoffer opgehaald en naar een woning gebracht, waar hij werd mishandeld door meerdere mannen. Het slachtoffer liep ernstige verwondingen op, waaronder gebroken ribben en hoofdletsel. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging op basis van de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook de medische rapportages die de ernst van de verwondingen bevestigden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat zijn bijdrage aan de misdrijven ernstig was. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde dit advies, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een meldplicht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/107939-21 (P)
Datum vonnis: 6 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Almelo in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-Dijk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat in Tilburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 22 november 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 10 maart 2021 medeplichtig is aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer]
(primair), dan wel medeplichtig is aan het medeplegen van een zware mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer]
(subsidiair), dan wel medeplichtig is aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer]
(meer subsidiair)door [slachtoffer] naar de plaats van het misdrijf te brengen en/of hem daar achter te laten en weg te rijden;
feit 2:op 10 maart 2021 medeplichtig is aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven persoon/personen en/of [medeverdachte] , in elk geval (een) ander(en) dan verdachte, op of omstreeks 10 maart 2021 in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of te schoppen/stampen, en/of
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen de ribben, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of schoppen/stampen, en/of
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan met een ijzeren staaf, althans een hard en/of langwerpig (zwaar) (stomp) voorwerp terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 maart 2021 te Enschede, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
- met deze een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte] af te spreken dat verdachte die [slachtoffer] naar de plaats van het misdrijf zou brengen, en/of
- die [slachtoffer] daadwerkelijk naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- die [slachtoffer] op de plaats van het misdrijf achter te laten en weg te rijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven persoon/personen en/of [medeverdachte] , in elk geval (een) ander(en) dan verdachte, op of omstreeks 10 maart 2021 in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken middenvoetsbeentje, en/of
- een of meer gebroken ribben, en/of
- een of meer hoofdwond(en), en/of
- een of meer schaafwond(en)
heeft/hebben toegebracht door
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of te schoppen/stampen, en/of
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen de ribben, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of schoppen/stampen, en/of
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan met een ijzeren staaf, althans een hard en/of langwerpig (zwaar) (stomp) voorwerp, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 maart 2021 te Enschede, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
- met deze een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte] af te spreken dat verdachte die [slachtoffer] naar de plaats van het misdrijf zou brengen, en/of
- die [slachtoffer] daadwerkelijk naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- die [slachtoffer] op de plaats van het misdrijf achter te laten en weg te rijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven persoon/personen en/of [medeverdachte] , in elk geval (een) ander(en) dan verdachte, op of omstreeks 10 maart 2021 in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of te schoppen/stampen, en/of
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen de ribben, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of schoppen/stampen, en/of
- die [slachtoffer] één- of meermaal(s) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan met een ijzeren staaf, althans een hard en/of langwerpig (zwaar) (stomp) voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 maart 2021 te Enschede, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
- met deze een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte] af te spreken dat verdachte die [slachtoffer] naar de plaats van het misdrijf zou brengen, en/of
- die [slachtoffer] daadwerkelijk naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- die [slachtoffer] op de plaats van het misdrijf achter te laten en weg te rijden;
2.
een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven persoon/personen en/of [medeverdachte] , in elk geval (een) ander(en) dan verdachte, op of omstreeks 10 maart 2021 in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben
beroofd en/of beroofd te houden door
- [slachtoffer] op te wachten en/of vervolgens het portier van de auto waar die [slachtoffer] in zat te openen en/of hem vast te grijpen en vervolgens een woning, althans een gebouw, binnen te brengen, en/of
- deze [slachtoffer] te beletten om deze woning, althans gebouw, te verlaten door die
[slachtoffer] in te sluiten en/of vervolgens op een stoel te zetten/duwen en/of te (zwaar) mishandelen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 maart 2021 te Enschede, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
- met deze een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte] af te spreken dat verdachte die [slachtoffer] naar de plaats van het misdrijf zou brengen, en/of
- die [slachtoffer] daadwerkelijk naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- die [slachtoffer] op de plaats van het misdrijf achter te laten en weg te rijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op de dag van deze uitspraak is ook uitspraak gedaan in de zaak tegen de medeverdachte
[medeverdachte] . [medeverdachte] is – voor zover voor de beoordeling van de strafzaak tegen verdachte van belang – veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) door [slachtoffer] meermalen met kracht in/op/tegen het hoofd te slaan/stompen, meermalen met kracht tegen de ribben te schoppen en meermalen met kracht op/tegen het hoofd te slaan met een staaf. Ook is [medeverdachte] veroordeeld voor het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het gronddelict moet worden aangemerkt als het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer] en het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] . Verdachte is medeplichtig geweest aan deze misdrijven omdat hij [slachtoffer] in opdracht van een van de daders heeft opgehaald en heeft gebracht naar de woning waar [slachtoffer] is mishandeld.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
4.4
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten gezamenlijk bespreken en stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 maart 2021 heeft verdachte in opdracht van iemand anders [slachtoffer] onder valse voorwendselen met de auto opgehaald bij opvanglocatie [opvanglocatie] in Enschede en hem gebracht naar de wijk [wijk] in Enschede. Bij speeltuin [speeltuin] heeft verdachte de auto gestopt. [slachtoffer] werd opgewacht en is uit de auto gehaald. [slachtoffer] is toen direct bij zijn schouders vastgepakt en een woning binnengevoerd. In de woning is [slachtoffer] vervolgens ondervraagd en daarbij door meerdere mannen geschopt en geslagen, onder andere met een soort staaf.
Verdachte heeft [slachtoffer] na afloop met hulp van iemand anders weer in verdachtes auto gezet en zwaargewond afgezet bij opvanglocatie [opvanglocatie] .
[slachtoffer] is daar door mensen opgevangen en per ambulance overgebracht naar het Medisch Spectrum Twente te Enschede. In het ziekenhuis zijn bij hem zijn de volgende verwondingen geconstateerd: een breuk van de ribben vijf tot en met negen en de basis van rib twaalf en dertien, een kneuzing van de long, een fractuur van het middenhandsbeetje van de vijfde straal van de linkerhand, twee huidonderbrekingen op het aangezicht en een huidonderbreking op het achterhoofd. De huidonderbrekingen van het gezicht werden gehecht, vele bloeduitstortingen op het behaarde hoofd, licht traumatisch hersenletsel, diverse bloeduitstortingen over het lichaam en mogelijk een kneuzing van de nier.
Vast is komen te staan dat medeverdachte [medeverdachte] en andere personen dit letsel aan
[slachtoffer] hebben toegebracht en dat medeverdachte [medeverdachte] en andere personen
[slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden door hem vast te grijpen, een woning binnen te voeren en hem te beletten weg te gaan door hem op een stoel te zetten en vervolgens te mishandelen.
Verdachte wordt er van verdacht medeplichtig te zijn geweest aan het medeplegen van de poging tot doodslag en het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte medeplichtig is aan deze feiten, stelt de rechtbank het volgende voorop.
Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is onder meer vereist dat bewezen wordt dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op dat misdrijf. Dat opzet hoeft echter niet de precieze wijze waarop het misdrijf wordt begaan te omvatten. Wel dient het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband te houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Verder moet verdachte opzet hebben gehad op zijn eigen bijdrage en moet hij daadwerkelijk behulpzaam zijn geweest.
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte op 10 maart 2021 opdracht heeft gekregen om [slachtoffer] naar een woning in de wijk [wijk] in Enschede te brengen. Verdachte heeft daarop een afspraak gemaakt met [slachtoffer] en hem onder valse voorwendselen meegelokt.
Verdachte heeft tegen [slachtoffer] onder meer gezegd “als zij wat zeggen dan luister je”.
Verdachte heeft [slachtoffer] gebracht naar een andere plek dan hij tegen [slachtoffer] had gezegd en hij heeft hem gebracht naar mannen tegen wie je, in de woorden van verdachte zelf, geen ‘nee’ zegt. Verdachte was bang dat hij anders zelf in de problemen zou komen en er zelf net zo, de rechtbank begrijpt zoals [slachtoffer] , bij zou komen te zitten. Verdachte heeft gezien dat, toen [slachtoffer] uit de auto stapte, drie mannen hen opwachtten en dat [slachtoffer] direct agressief bij de schouders werd vastgepakt en een woning werd binnengebracht.
Verdachte wist waar hij moest zijn, omdat hij wist waar degene die hem had gevraagd om met [slachtoffer] langs te komen, woonde. Na afloop was hij stand by om het slachtoffer weer af te voeren van de plaats delict.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte wetenschap had dat er een confrontatie zou plaatsvinden tussen [slachtoffer] en enkele mannen. Ook had verdachte wetenschap dat daarbij geweld zou worden gebruikt. Verdachte heeft immers tegen [slachtoffer] gezegd “als zij wat zeggen dan luister je”. Daarnaast heeft verdachte zelf verklaard dat wanneer hij niet zou luisteren er geweld tegen hem zou worden gebruikt. Voor zover verdachte al niet wist dat er klappen zouden vallen, had hij dit op zijn vingers kunnen natellen. Dit wordt bovendien bevestigd als hij ziet dat [slachtoffer] bij het uitstappen direct agressief, de rechtbank begrijpt: gewelddadig, wordt vastgepakt en er volgens verdachte een grimmig sfeertje heerste.
Verdachte heeft er niettemin bewust voor gekozen om [slachtoffer] bij [opvanglocatie] op te halen en hem op verzoek naar deze personen te brengen. Verdachte heeft vervolgens niet ingegrepen toen [slachtoffer] met harde hand uit de auto werd gehaald en een woning werd binnengeleid. Na afloop heeft verdachte [slachtoffer] met de auto naar [opvanglocatie] teruggebracht.
Over de daadwerkelijke gebeurtenissen op 10 maart 2021 heeft verdachte geen openheid van zaken willen geven, zodat zijn verklaring dat hij van niets wist, niet geverifieerd kon worden.
De rechtbank is gelet op dit alles van oordeel dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel aan [slachtoffer] . Het misdrijf waarop het voorwaardelijke opzet van verdachte tenminste was gericht – verdachte kon er rekening mee houden dat er klappen zouden vallen – heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende verband met het gronddelict van de mededaders. Verdachte is daarnaast ook daadwerkelijk behulpzaam geweest en heeft daartoe opzet gehad.
De rechtbank acht daarmee het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de mededaders verder zijn gegaan dan waarop het voorwaardelijk opzet van verdachte was gericht, treft dit betoog ten aanzien van de bewezenverklaring geen doel, nu het gaat om delicten die in elkaars verlengde liggen en niet dusdanig anders van aard zijn. Bij de strafoplegging zal de rechtbank evenwel rekening houden met de bijdrage van verdachte.
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft door zijn handelen – het ophalen van [slachtoffer] en hem naar de woning van zijn opdrachtgever brengen – de mededaders in staat gesteld om [slachtoffer] op te wachten, hem vast te pakken en hem een woning binnen te brengen. Hij heeft [slachtoffer] immers naar de woning gebracht. Toen hij zag dat [slachtoffer] werd vastgepakt is verdachte weggereden omdat hij er niets mee te maken wilde hebben.
De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat verdachte wist waar de mededaders toe in staat waren en dat het allerminst de verwachting was dat het simpelweg een vermanend gesprek zou worden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
meerdere tot nu toe onbekend gebleven personen en [medeverdachte] op 10 maart 2021 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen op/tegen het hoofd te slaan/stompen en
die [slachtoffer] meermalen tegen de ribben te schoppen en
die [slachtoffer] meermalen met kracht op/tegen het hoofd te slaan met een staaf terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 10 maart 2021 te Enschede opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door met deze tot nu toe onbekend gebleven personen en [medeverdachte] af te spreken dat verdachte die [slachtoffer] naar de plaats van het misdrijf zou brengen;
2.
meerdere tot nu toe onbekend gebleven personen en [medeverdachte] op 10 maart 2021 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden door [slachtoffer] op te wachten en vervolgens het portier van de auto waar [slachtoffer] in zat te openen en hem vast te grijpen en vervolgens een woning binnen te brengen en [slachtoffer] te beletten om deze woning te verlaten door [slachtoffer] in te sluiten en vervolgens zwaar te mishandelen, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 10 maart 2021 te Enschede opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door met deze tot nu toe onbekend gebleven personen en [medeverdachte] af te spreken dat verdachte [slachtoffer] naar de plaats van het misdrijf zou brengen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 48, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf: medeplichtigheid aan medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht met een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten
Op 10 maart 2021 is het slachtoffer [slachtoffer] onder valse voorwendselen door verdachte opgehaald en gebracht naar een woning. Daar werd het slachtoffer opgewacht door meerdere mannen. Vervolgens is hij agressief vastgepakt en een woning binnengebracht waar hij niet uit vrije wil weg kon. Het slachtoffer heeft zelfs verklaard dat het leek of hij werd voorgeleid. Daarbij zijn hem vragen gesteld die hij niet kon beantwoorden. Vervolgens is op het slachtoffer grof geweld toegepast, waarbij het slachtoffer zelfs een moment buiten bewustzijn is geraakt. Uiteindelijk is het slachtoffer in de auto gezet waarmee hij was opgehaald en is door verdachte zwaar gewond afgezet bij zijn verblijfplaats, opvanglocatie [opvanglocatie] , waarna hij door hulp van derden met een ambulance naar het ziekenhuis is gebracht. Het slachtoffer was zo erg toegetakeld dat een van zijn kennissen hem niet meer herkende. De medeverdachten hebben zich hiermee schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag en het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Verdachte heeft zich door het slachtoffer op te halen en hem naar de woning te brengen, schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan zowel het medeplegen van een poging tot doodslag als aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Door zijn handelwijze heeft verdachte een noodzakelijke bijdrage geleverd aan het uitvoeren van deze strafbare feiten, nu het verdachte is geweest die deze strafbare feiten heeft gefaciliteerd door als chauffeur op te treden. Ook heeft hij hierdoor bijgedragen aan het toebrengen van letsel en leed van het slachtoffer. Verdachte heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan twee ernstige feiten en de rechtbank rekent hem dat ook aan.
De persoon van verdachte
Over de persoon van verdachte heeft de reclassering laatstelijk op 18 november 2021 gerapporteerd. Verdachte woont samen met zijn vriendin en is begin 2021 op ZZP-basis (weer) gestart als kozijnenmonteur. Sinds verdachte in voorlopige hechtenis verblijft heeft hij afspraken niet kunnen nakomen, maar hij verwacht dat opdrachtgevers hem wel weer werk zullen gunnen. Voor zijn schulden had verdachte betalingsregelingen getroffen en de schuldenlast is daardoor teruggebracht tot vijf á zes duizend euro.
Door zijn verblijf in detentie heeft de reclassering meer zicht op verdachte gekregen.
Op basis van gesprekken met de reclassering over het delict lijkt er volgens de reclassering geen sprake te zijn van een verband tussen zijn financiële situatie en zijn gedrag. Ten aanzien van zijn psychisch functioneren lijkt dit verband er wel te zijn en vooral zijn kwetsbaarheid lijkt hierin een heikel punt.
Tijdens zijn verblijf in detentie volgt verdachte een CoVa-training waarin hij laat zien dat hij iemand is die over normen en waarden beschikt en doorgaans probeert overwogen beslissingen te maken. Het sociale netwerk blijft een zorg omdat verdachte vanuit zijn verleden mensen kent binnen het criminele circuit.
Verdachte heeft verder ondersteunende factoren op het gebied van wonen, werken en relatie.
Zowel het risico op recidive als het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als laag. Als afdoening heeft de reclassering geadviseerd verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering op te leggen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2021 blijkt dat verdachte, behoudens een strafbeschikking voor een milieudelict op 16 december 2019, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De straf
Verdachte heeft zijn bijdrage geleverd aan een ernstig geweldsdelict en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank echter rekening met het geringere aandeel van verdachte. Uit het dossier blijkt dat verschillende getuigen bang zijn voor medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft zich door de opdracht geïntimideerd gevoeld en heeft deze, uit angst voor de gevolgen voor hem, niet geweigerd. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte is bedreigd om behulpzaam te zijn. Maar dat sprake is van een sfeer waarin mensen zich geprest kunnen voelen om de medeverdachte van dienst te zijn blijkt wel uit het dossier. Dat neemt echter niet weg dat verdachte een verkeerde keuze heeft gemaakt, waarmee hij het slachtoffer ernstige schade heeft berokkend.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een meldplicht bij de reclassering koppelen. De rechtbank ziet geen grond om verdachte een contactverbod met [medeverdachte] op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, het misdrijf:
medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2, het misdrijf:
medeplichtigheid aan medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2021.
Mr. Bruins is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R021027/Caracel21 van 21 oktober 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 16 maart 2021 (pag. 189-191), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2021 ben ik zwaar mishandeld. Ten gevolge van deze mishandeling heb ik het middenvoetsbeentje van mijn linker hand gebroken en zijn zes a zeven ribben gebroken. Tevens heb ik meerdere verwondingen aan mijn hoofd waarvan er enkele gehecht zijn.
Ik ben mishandeld door een paar jongens en daarna ging bij mij het licht uit. De jongens waren bij iemand in de woonkamer. Zij vroegen mij wat en ik gaf antwoord. Dat antwoord beviel hen kennelijk niet want ik kreeg direct daarna klappen met een soort van staaf. Ik ben out gegaan. Het was ergens aan het begin van de avond. Ik kreeg meteen klappen maar ik heb niet gezien van wie ik die klappen kreeg. Ik verdedigde mijzelf. Ik ben met de ijzeren staaf op mijn hoofd geslagen. Het geluid dat het voorwerp maakte leek ook op een staaf. Ze hebben tegen mijn ribben geschopt en ik ben geslagen. Toen ik mijzelf tegen de klappen probeerde te beschermen zijn mijn armen en handen ook geraakt. Ik heb een schaafplek op mijn buik, rechts onder mijn ribben.
Ik ben door 3 mannen mishandeld. Ik ben ongeveer tien minuten in de woning geweest toen ik out ging.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 12 maart 2021 (pag. 197-200), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 10 maart 2021 rond 19.30 uur opgehaald door [verdachte] . We stopten bij een woning en er liep gelijk al iemand naar mij toe die de portier voor mij open deed. Vervolgens ben ik door een ander iemand vastgepakt en in de woning op een stoel gezet. In de woning waren ze met z'n drieën.
V: Kun je de woning waar je bent mishandeld omschrijven?
A: Het was in de wijk [wijk] .
A: We stopten voor een woning. Tegenover de woning bevond zich een grote plein of een speeltuin.
V: Is [verdachte] met jou de woning in geweest?
A: Nee, hij heeft mij daarheen gebracht. Ik werd door drie andere personen opgewacht en mishandeld.
A: De leider, degene die tegen mij sprak, was een lange blonde vent.
A: Die lange blond vent vroeg aan mij "waar is het gebleven", toen ik antwoordde wat is waar gebleven, direct na mijn antwoord werd ik meerdere keren geslagen van beide kanten.
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, zijnde de letselrapportage forensische geneeskunde GGD Twente van S.D. Mensink, forensisch arts, van 22 mei 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] -1971
Datum letselonderzoek: 11-03-2021
Opgevraagde medische gegevens:
In de brief van de SEH van het ziekenhuis MST Enschede van 10-03-2021 worden de volgende letsels vermeld:
1. Breuk van de ribben 5 tot en met 9 en de basis van rib 12 en 13. Tevens kneuzing van de long zichtbaar.
2. Fractuur van het middenhandsbeetje van de 5e straal van de linkerhand. Waarvoor een gips werd aangelegd.
3. Tweetal huidonderbrekingen op het aangezicht en één huidonderbreking op het achterhoofd. De
huidonderbrekingen van het aangezicht werden gehecht.
Er is sprake van licht traumatisch hersenletsel.
Vele bloeduitstortingen op het behaarde hoofd.
Prognose:
In hoeverre de longkneuzing langdurige klachten oplevert, is ook pas na verloop van tijd vast te stellen.
Licht traumatisch hersenletsel kan zorgen voor onder andere concentratieproblemen, geheugenstoornissen, vermoeidheid en hoofdpijn. Bij het grootste deel van de populatie houden
deze klachten maximaal enkele weken tot een half jaar aan.
Er zijn verspreid over het lichaam van betrokkene vele letsels waargenomen. Dit is passend bij meerdere momenten van krachtsinwerking op het lichaam door 1 persoon/voorwerp waardoor het letsel is toegebracht en/of meerdere personen die het letsel toegebracht hebben.
Bloeduitstortingen in de huid ontstaan door een inwerkende (stompe) kracht op de huid en het onderliggende weefsel. In de gestelde toedracht wordt vermeld dat betrokkene is geslagen (mogelijk met een voorwerp) door meerdere personen. Slaan (met een voorwerp) zorgt voor een inwerkende kracht op de huid en het onderhuidse weefsel. Botbreuken ontstaan eveneens door een inwerkende (stompe) kracht op de dieper gelegen structuren (bot en onderhuids weefsel).
De verspreiding van de letsels over het lichaam (onder andere achter beide oren, op het behaarde hoofd zowel links rechts, voor als achter, rondom de ogen en de botbreuk in de hand en van de ribben) is meer passend bij toegebracht dan accidenteel letsel (zoals bij vallen of stoten).
Op het behaarde hoofd zijn meerdere letsels zichtbaar. Ter hoogte van de haargrens aan de voorzijde van het behaarde hoofd, net iets links van het midden is een lijnvormige onderbreking van de huid zichtbaar met daaromheen donkerrood opgedroogd bloed. De huidonderbreking is circa 1 centimeter lang en 2-3 millimeter breed.
Het gehele behaarde hoofd vertoont rode verkleuringen, passend bij bloeduitstortingen zichtbaar, die diffuus in elkaar overlopen. Op enkele plekken zijn lijnvormige rode lijnen met daartussen een uitsparing zichtbaar. Dit beeld is passend bij "tramline-bruising".
Aan de achterzijde van het behaarde hoofd is een lijnvormige huidonderbreking (inmiddels gehecht) zichtbaar. De huidonderbreking heeft een lengte van circa 2,5 centimeter en een breedte van circa 3 millimeter. Er is zwelling zichtbaar rondom het de huidonderbreking. Circa 2 centimeter boven dit letsel is een ontvelling met korstvorming zichtbaar.
Achter het rechteroor en op de ronding van de oorschelp zijn roodverkleuringen zichtbaar die passend zijn bij bloeduitstortingen.
De achterzijde oorschelp van het linkeroor is gezwollen en vertoont streepvormige bloeduitstortingen. De binnenzijde van de oorschelp is paarsrood verkleurd.
In de nek links zijn een drietal streepvormige rode huidverkleuringen met daarin enige ontvelling. De lijnvormige verkleuringen lijken evenals op het behaarde hoofd te passen bij zogenaamde "tramline-bruising".
Aan de linkzijde van de hals is een diagonaal verlopende, circa 4 centimeter lange roodverkleuring met oppervlakkige huidontvelling zichtbaar. Dit is passend bij een oppervlakkig schaafletsel in combinatie met een bloeduitstorting.
Rondom het gehele linker oog is een rode verkleuring zichtbaar. De oogleden zijn paarsrood verkleurd. Er is zwelling van zowel het boven ooglid als onder het linkeroog, doorlopend naar het jukbeen. Ter hoogte van de buitenste ooghoek is een huidonderbreking zichtbaar met korstvorming en hechtingen. De huidonderbreking is circa 1,5 tot 2 centimeter in lengte.
Het oogwit is roodverkleurd passend bij een bloeding in het oogwit (subconjunctivale bloeding).
Het bovenooglid van het rechteroog is aan de buitenzijde paarsrood verkleurd. Vanaf de buitenste ooghoek doorlopend naar de wang is korstvorming (roodzwart opgedroogd bloed) zichtbaar over een lengte van circa 3,5 centimeter, met een breedte van circa 1 centimeter.
In de wenkbrauw is een geringe paarse verkleuring van de huid zichtbaar aan de buitenzijde.
Het voorhoofd boven de linker wenkbrauw is rood verkleurd. Er is een oppervlakkige ontvelling van de huid en een (gehechte) lijnvormige, circa 2 centimeter lange huidonderbreking zichtbaar.
Bloeduitstortingen ontstaan door een inwerkende kracht op de huid en het onderliggende weefsel.
De streepvormige rode huidverkleuringen op het behaarde hoofd, achter het oor en in de nek lijken te passen bij "tramline-bruising".
Tramline-bruising is een tweesporige striemafdruk die veroorzaakt wordt door een langwerpig plat tot buisvormig voorwerp. Daarnaast zijn er een drietal huidonderbrekingen/scheurwonden zichtbaar. Een scheurwond is een ruwrandig letsel van de huid dat wordt veroorzaakt door een uitwendige stompe en/of kantige
krachtsinwerking op de huid en het onderliggende weefsel.
De rechter onderarm en hand zitten in het gips.
De rechter bovenarm vertoont 2 parallel verlopende, circa 7 centimeter lange, huidverkleuringen, passend bij het beeld van "tramline-bruising". De handrug van de rechterhand vertoont een tweetal kleine huidonderbrekingen (enkele millimeters) aan de pinkzijde en centraal op de handrug.
4.
Het NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident in Enschede op 10 maart 2021, van P.W. Sjoukema MSc van 18 november 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraagstelling
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht om trui AAOF7659NL, jas AAOF7660NL en vest AAOF7661NL van slachtoffer [slachtoffer] te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Hierbij is specifiek verzocht om de kledingstukken aan de buitenzijde ter hoogte van de schouders te bemonsteren. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of op de buitenzijde van de kledingstukken ter hoogte van de schouders DNA aanwezig is van iemand anders dan het slachtoffer zelf en, zo ja, van wie dat DNA afkomstig kan zijn.
Bemonstering van het sporenmateriaal
AAOF7660NL#02 Buitenzijde van de jas ter hoogte van de linkerschouder (met bloed)
[screenshot dna-onderzoek]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Voor onderstaande bemonstering is de bewijskracht berekend.
AAOF7660NL#02 (jas, linkerschouder)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen. Daarnaast is aangenomen dat een relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering van slachtoffer [slachtoffer] afkomstig is. De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX.
DNA-mengprofiel AAOF7660NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 20 april 2021 (pag. 433), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2021 heb ik [slachtoffer] opgehaald.
Ik denk dat het 's avonds rond kwart voor 8 was. Ik moest stoppen op het [wijk] bij de speeltuin. Ik ben daar gestopt. Er stonden 2 of 3 mensen toen [slachtoffer] is uitgestapt. Hij is uit de auto gestapt. Toen zag ik dat ze hem vastgrepen en toen ben ik weggereden.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 21 april 2021 (pag. 445) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ze hebben mij gevraagd of ik [slachtoffer] langs wilde brengen die avond. Ze hebben niet gezegd waarom, ze hebben mij gezegd dat ze met [slachtoffer] wilden praten.
V: Hoe ben jij benaderd om dit te doen?
A: Via de telefoon.
V: Hoe laat ben jij die dag gebeld die dag?
A: Tegen de namiddag.
V: Was het dezelfde dag dat jij [slachtoffer] daar naartoe moest brengen?
A: Ja, volgens mij wel.
V: Als je een tijdvak moet noemen?
A: Etenstijd, zo tegen 17:00/18:00 uur.
O: Je had misschien wel kunnen weten dat het geen leuk gezellig gesprek zou worden. (..) Je hebt ook tegen [slachtoffer] gezegd, of woorden in de strekking van ‘Als zij wat zeggen, dan luister je'. Met andere woorden (..) hij moest er niet teveel tegen in gaan. (..)
A: Dat had ik wel kunnen nagaan (..)
V: Door hoeveel personen werd hij opgewacht?
A: Door drie. Toen hij uit mijn auto was, ben ik weggereden.
A: Ze grepen hem vast. agressief bij de schouders.
Ik wist waar diegene woonde.
V: Hebben ze jou gevraagd om hem bij die woning af te zetten?
A: Hij heeft mij gevraagd of ik met hem langs wilde komen, bij hem thuis.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 29 april 2021 (pag. 469) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Laat ik het zo zeggen, tegen hun kun je geen nee zeggen.
V: Waar ben je bang voor?
A: Dat ik er ook zo bij zou komen te zitten als [slachtoffer] .
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 23 april 2021 (pag. 263 en 265) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Hoe laat kwam hij thuis?
A: Uurtje of 22.00, 's avonds. Zeg maar tussen 21.30 en 22.00 uur.
A: Dat hij is meegereden met een man, op een gegeven moment reden ze ergens op [wijk] .
Die man uit de auto getrokken en het huis binnen getrokken en toen heeft hij wat klappen gehad.
V: Waar op het [wijk] was ‘t?
A: Ergens bij de speeltuin.
A: Zeg maar die hele grote, daar zit een gebouw bij, daar bij die speeltuin.
V: Wat heeft [verdachte] tegen jou verteld, wat er is gebeurd nadat de man uit de auto werd gehaald?
A: Dat ze die man in de auto hebben gelegd.
Wat [verdachte] heeft verteld, is dat die man in de auto is gelegd en toen hebben [verdachte] en nog iemand die man afgezet. Toen is [verdachte] doorgereden.