Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiseres],
TRIFLEX B.V.,
TRIFLEX B.V.,
ALLIANZ BENELUX N.V.,
1.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 19 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bevolen die geen doorgang heeft gevonden
- de conclusie van repliek, tevens inhoudende akte tot vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek
- de aanvullende producties 53 tot en met 62 van de zijde van [eiseres]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 september 2021 en de daaraan gehechte spreekaantekeningen van partijen.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 19 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bevolen die geen doorgang heeft gevonden
- de conclusie van repliek tevens aanvulling/vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek
- de aanvullende producties 13 tot en met 17 van de zijde van Triflex
3.De feiten in de hoofdzaak
- De TRIFLEX verwerker treedt op als garantiegever.
De verzekerde som bedraagt maximaal € 450.000 per schadegebeurtenis voor alle verzekerde zaken en alle garantiejaren voor het betreffende project tezamen.
Genoemde reinigings- en onderhoudsvoorschriften hebben enkel betrekking op het schoonmaken en bevorderen van visualisatie van de producten.
(…)”
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
in de hoofdzaak
€ 105.078,02 voor herstelwerkzaamheden die zij zou hebben uitgevoerd met betrekking tot de projecten aan de Aalschoverlaan en Fazantlaan (zijnde projecten A), een bedrag van
als zodanigniet valt onder het in de polissen opgenomen schadebegrip, en daarom als zodanig niet zal worden toegewezen. Wel zal [eiseres] de gelegenheid krijgen om in haar akte met precisie te onderbouwen welk deel van het schikkingsbedrag van € 750.000,00 betrekking heeft op herstelwerkzaamheden of andere kosten(posten) die mogelijk wel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, aangezien [eiseres] ter zitting van 23 september 2021 heeft betoogd dat het schikkingsbedrag ook betrekking heeft op dergelijke werkzaamheden en kosten.
6.De beslissing
8 december 2021voor akte uitlating aan de zijde van [eiseres] , zoals in r.o. 5.25 tot en met 5.27 is overwogen;
16 februari 2022voor vonnis.