ECLI:NL:RBOVE:2021:4567

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
C/08/230215 / HA ZA 19-148
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake schade aan afwerkingslaag vloeren met verzekerde garantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 november 2021 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen [eiseres], een besloten vennootschap, en Triflex B.V., een andere besloten vennootschap. De zaak betreft schade aan de afwerkingslaag van vloeren waarvoor een verzekerde garantie geldt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gebreken zijn ontstaan aan de Triflex-afwerkingslaag, die zijn veroorzaakt door een verwerkingsfout die aan Triflex kan worden toegerekend. De rechtbank heeft de rechtsverhouding tussen partijen beoordeeld aan de hand van de garantieovereenkomst en de polisvoorwaarden van de verzekering die Triflex bij Allianz heeft afgesloten. De rechtbank concludeert dat de schade onder het schadebegrip van de polis valt en dat Triflex aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding in behandeling genomen, maar heeft partijen de gelegenheid gegeven om de schadeposten nader toe te lichten en te onderbouwen. De zaak is aangehouden voor verdere aktewisseling en zal op 16 februari 2022 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 10 november 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/08/230215 / HA ZA 19-148 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten: mr. V.J.N. van Oijen te Amsterdam en mr. B.K.A. van Rijsbergen te Spijkenisse,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIFLEX B.V.,
gevestigd in Zwolle,
gedaagde,
advocaat: mr. M.A. Kerkdijk te Zwolle,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/08/236968 / HA ZA 19-407 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIFLEX B.V.,
gevestigd in Zwolle,
eiseres,
advocaat: mr. M.A. Kerkdijk te Zwolle,
tegen
de naamloze vennootschap naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd in Brussel en kantoorhoudende in Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , Triflex en Allianz genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bevolen die geen doorgang heeft gevonden
  • de conclusie van repliek, tevens inhoudende akte tot vermeerdering van eis
  • de conclusie van dupliek
  • de aanvullende producties 53 tot en met 62 van de zijde van [eiseres]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 september 2021 en de daaraan gehechte spreekaantekeningen van partijen.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bevolen die geen doorgang heeft gevonden
  • de conclusie van repliek tevens aanvulling/vermeerdering van eis
  • de conclusie van dupliek
  • de aanvullende producties 13 tot en met 17 van de zijde van Triflex
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 september 2021 en de daaraan gehechte spreekaantekeningen van partijen.
2.2.
Hierna is vonnis bepaald.

3.De feiten in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres] heeft in 2007/2008 in opdracht van Stichting Waterweg Wonen (hierna te noemen: Waterweg Wonen) werkzaamheden uitgevoerd aan een aantal galerijflats in Vlaardingen, bestaande uit 1.282 woningen. Die werkzaamheden waren onderverdeeld in zes werken/projecten (A tot en met F) en betroffen onder meer het ophogen van de galerijvloeren.
3.2.
In het bestek van Waterweg Wonen was voor de ophoging van de galerijvloeren een zogenaamd opplussysteem voorgeschreven, bestaande uit een isolatielaag, een drukverdeellaag en een Triflex vloerafwerkingslaag (coating).
3.3.
Voor wat betref de Triflex vloerafwerkingslaag stond in het bestek de systeemopbouw beschreven, onder meer bestaande uit een primer, een gietvloer en een finish. Het betreffende systeem wordt Triflex BFS genoemd.
3.4.
In een door [eiseres] overgelegde brochure van Triflex staat een systeem beschreven voor onder meer het ophogen van galerijen. Dat systeem wordt Triflex BIS genoemd. In de betreffende brochure staat vermeld dat op dat systeem als afdichtingssysteem onder meer het Triflex BFS systeem kan worden toegepast.
3.5.
Triflex heeft aan [eiseres] de producten geleverd voor het aanbrengen van de vloerafwerkingslaag.
3.6.
Op grond van de nota van wijziging op het bestek diende [eiseres] op de afwerking van de vloeren een 10 jaar verzekerde garantie te verstrekken.
3.7.
De projecten A, B, E en F zijn door [eiseres] in onderaanneming opgedragen aan [X] Flooring Systems B.V. (hierna te noemen: [X] ). Het project D is door [eiseres] zelf uitgevoerd en in het project C is geen opplussysteem aangebracht.
3.8.
Op 11 juli 2007 heeft een medewerker van [eiseres] een e-mail gestuurd aan de technisch manager van Triflex met als onderwerp “Zwaluwenlaan galerij zijde”. Die e-mail luidt als volgt:
“Wij hebben het er al eerder over gehad, maar zou jij nogmaals duidelijk kunnen aangeven wat de consequenties zijn van het laten zitten van de los zittende vloeren aan de galerij zijde.
Wel komt er een opplus systeem op van 110-130mm. Deze wordt meganisch bevestigd in de beton laag.
(…)”
3.9.
Per e-mail van 25 juli 2007 heeft de toenmalig technisch manager van Triflex, de heer [A], inmiddels directeur bestuurder van Triflex, als volgt op voornoemde e-mail gereageerd:
“(…) De consequenties voor het overlagen van een losliggende dekvloer met een opplus systeem zijn niet heel groot.
Het is van belang dat de mechanische bevestiging tot in de constructievloer plaats vind (extra lange pluggen zijn noodzakelijk).
Door het niet herstellen van losliggende dekvloeren is een risico aanwezig dat het totale pakket los ligt op de onderconstructie.
Het zal voor bewoners van aangrenzende woningen een grotere probleem kunnen zijn doordat een klankkast voor hun woning is aangebracht en een holgeluid goed waarneembaar is.
Verder dien je goed te beoordelen of er geen problemen onder de losdelen aanwezig zijn als bijvoorbeeld restvocht en andere schades door langdurige aantasting van vocht.
Een grondig controle voor uitvoering is dus van belang, heeft bijvoorbeeld de mechanisch bevestiging voldoende grip in de ondervloer en hoe is de situatie onder de dekvloer.
Wellicht is het een idee om grotere schades, losliggende vloeren, te injecteren zodat er weer een aanhechting aan de onderconstructie ontstaat.
Kortom het blijft zaak om de genoemde punten goed te controleren in het werk.
Succes en zodra jullie gaan starten geef dan maar een seintje dan spreken wij wel af op het project.”
3.10.
Op 31 januari 2008 hebben partijen een ‘garantieovereenkomst’ (hierna te noemen: de garantieovereenkomst) gesloten waarin, voor zover van belang, het volgende vermeld staat:
“A. Contractpartijen in het kader van deze garantieovereenkomst zijn:
- TRIFLEX b.v. te Zwolle,
- De TRIFLEX verwerker die door TRIFLEX b.v. is aangewezen als gekwalificeerde verwerker van TRIFLEX producten.
B. (…)
C. Begrippen.
(…)
- De TRIFLEX verwerker treedt op als garantiegever.
- De opdrachtgever is de garantiegerechtigde.
- De TRIFLEX garantievoorwaarden, zoals genoemd op het garantiecertificaat, beschrijven de rechten en verplichtingen van partijen.
D. Verplichtingen van Triflex B.V.
- TRIFLEX b.v. draagt zorg voor het afsluiten en onderhouden van het verzekeringscontract via [B] Assurantiën B.V.
- TRIFLEX b.v. meldt de door TRIFLEX b.v. aangewezen gekwalificeerde verwerker aan bij de [B] Assurantiën B.V.
- TRIFLEX b.v. zal maandelijks aan [B] Assurantiën B.V. een overzicht aanleveren met daarin opgenomen de projecten welke onder de verzekerde garantie zijn opgeleverd, gesplitst in product en verwerkingswaarde.
- TRIFLEX BV draagt zorg voor de afhandeling van de controleformulieren en het waarmerken van de garantiecertificaten.
E. verplichtingen van de Triflex verwerker.
De Triflex verwerker zal:
(…)
2. Op straffe van verlies van dekking zich te houden aan het volgende:
De verwerker dient de adviezen en de verwerkingsvoorschriften van TRIFLEX b.v. op te volgen. In geval van het vermoeden van geconstateerde afwijkingen ter plaatse van de situatie op grond waarvan de verwerkingsvoorschriften en/of de adviezen van TRIFLEX b.v. zijn gebaseerd, dient de verwerker direct contact op te nemen met TRIFLEX b.v. TRIFLEX b.v. zal vervolgens met een, indien nodig, aangepast schriftelijk verwerkingsvoorschrift/advies komen, dan wel schriftelijk verklaren dat het in eerste instantie gegeven verwerkingsvoorschrift/advies gehandhaafd kan blijven.
(…)
4. Voor de uitvoering van de werkzaamheden deskundig personeel inzetten.
Dit deskundig personeel dient aantoonbaar door TRIFLEX b.v. te zijn opgeleid.
5. De TRIFLEX producten verwerken overeenkomstig de, meest recente, van toepassing zijnde systeemomschrijvingen.
6. Zorgdragen voor steekproefsgewijze controle op de werken door een door [B] Assurantiën B.V. en TRIFLEX b.v. nader aan te wijzen instantie. (…)
(…)
F. Eigen risico voor de verwerker
1. Indien een schade voorkomt uit een verwerkingsfout door de TRIFLEX verwerker, dan is voor hem minimaal een Eigen Risico van kracht van 10% van het schadebedrag met een minimum van € 10.000,- per gebeurtenis.
2. (…)
De verzekerde som bedraagt maximaal € 450.000 per schadegebeurtenis voor alle verzekerde zaken en alle garantiejaren voor het betreffende project tezamen.
(…)”
3.11.
Triflex heeft ten behoeve van de werken/projecten een doorlopende garantieverzekering bij Allianz Benelux N.V. (hierna te noemen: Allianz) afgesloten. Ter zake van die verzekering zijn twee polissen afgegeven, namelijk een polis die dateert van 1 januari 2007 (hierna te noemen: polis 1), waarop de algemene voorwaarden garantieverzekering [B] 2007 van toepassing zijn (hierna te noemen: polisvoorwaarden 1), en een polis die dateert van 1 januari 2009 (hierna te noemen: polis 2), waarop de productgarantieverzekering voorwaarden PGV 06 van Allianz Global Risks Nederland van toepassing zijn (hierna te noemen: polisvoorwaarden 2).
3.12.
In de beide polissen staat Triflex als verzekeringnemer vermeld. In polis 1 staat bovendien vermeld dat de verzekering geschiedt ten behoeve van (onder meer) de gekwalificeerde verwerkers.
3.13.
Polis 1 luidt voor zover van belang als volgt:
“Verzekerde zaken:
De door verzekeringnemer vervaardigde en door derden verwerkte producten onder de merknaam Triflex, toegepast in een door Triflex geaccordeerd systeem met de volgende kenmerken ten aanzien van de producten:
- toegepast op horizontale en verticale ondergronden op daken, parkeergarages, industrievloeren, balkons, galerijen e.d.
- voldoen aan de technische specificaties zoals vermeld in de meest recente productinformatiebladen.
- onderhouden overeenkomstig de reinigings- en onderhoudsvoorschriften van Triflex.
Genoemde reinigings- en onderhoudsvoorschriften hebben enkel betrekking op het schoonmaken en bevorderen van visualisatie van de producten.
- verwerkt overeenkomstig de, meest recente, van toepassing zijnde systeemomschrijvingen.
- De verwerking dient uitgevoerd te worden door een gekwalificeerde verwerker.
Onder gekwalificeerde verwerker wordt verstaan een bedrijf waarvan het personeel aantoonbaar door Triflex is opgeleid en dat aantoonbaar door Triflex is geaccepteerd als verwerker.
- Gecontroleerd overeenkomstig het inspectieregime zoals verwoord in de bijlage.
- Adviezen zullen worden gegeven door gekwalificeerde adviseurs.
Onder een gekwalificeerd adviseur wordt verstaan een persoon die door Triflex aantoonbaar is opgeleid en geïnstrueerd en die door Triflex aantoonbaar is geaccepteerd als deskundige. Adviezen dienen schriftelijk te worden vastgelegd en bevestigd te worden aan de gekwalificeerde verwerkers van Triflex. Uitsluitend adviezen verstrekt door Triflex aan gekwalificeerde verwerkers zijn verzekerde zaak.
- Nieuwe gekwalificeerde verwerkers van Triflex dienen éénmalig te worden begeleid door een deskundige van Triflex op het eerste project.
(…)
Schadebegrip:
Er is sprake van schade indien het aangebrachte Triflex-product zodanige gebreken vertoont dat het niet langer voldoet aan de technische specificaties zoals genoemd in de productinformatiebladen ten aanzien van de volgende aspecten:
- verlies van de vormvastheid;
- verlies van de hechting van de ondergrond;
- het niet waterdicht zijn indien deze functie noodzakelijk en gegarandeerd is.
Het gebrek in vormvastheid, hechting of waterdichtheid dient te zijn ontstaan door een eigen gebrek van het toegepaste product als gevolg van een aan verzekerde toerekenbare productie-, materiaal- en verwerkingsfout of een adviesfout door een gekwalificeerde adviseur van Triflex.
Schadevergoeding:
In geval van schade worden vergoed de kosten voor het herstel van het gebrek, of indien herstel niet mogelijk is, verwijderen en afvoeren van de beschadigde materialen alsmede levering en applicatie van vervangende gegarandeerde materialen of vervanging van de beschadigde ondergrond van het systeem (PU-Bodem Drukverdeler en lijm) met dien verstande dat nooit meer wordt vergoed dan maximaal 2 keer de oorspronkelijke aanneemsom van het te vervangen deel en de daarin verwerkte materialen.
Maximale schadevergoeding:
€ 450.000,00 als maximum schadevergoeding per gebeurtenis voor alle verzekerde zaken en alle garantiejaren tezamen.
(…)
Bijzondere voorwaarde 001 - Adviezen
Op straffe van verlies van dekking is de verwerker verplicht zich te houden aan het volgende;
De verwerker dient de adviezen en de verwerkingsvoorschriften van Triflex op te volgen. In geval van het vermoeden van geconstateerde afwijkingen ter plaatse van de situatie op grond waarvan de verwerkingsvoorschriften en/of de adviezen van Triflex zijn gebaseerd, dient door de verwerker direct contact opgenomen te worden met Triflex. Triflex zal vervolgens met een, indien nodig, aangepast schriftelijk verwerkingsvoorschrift/advies komen, danwel schriftelijk verklaren dat het in eerste instantie gegeven verwerkingsvoorschrift/advies gehandhaafd kan blijven.
(…)”
3.14.
Polis 2 heeft nagenoeg dezelfde inhoud als polis 1. In polis 2 wordt onder het kopje verzekerde schade (polis 1: schadebegrip) echter niet gesproken van een eigen gebrek en van een aan verzekerde toerekenbare verwerkingsfout, maar van een gebrek en een verwerkingsfout van een gekwalificeerd verwerker van Triflex.
3.15.
Polisvoorwaarden 1 luiden, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 2 Begripsomschrijvingen
(…)
2.8
Gebeurtenis
Een gebeurtenis of een reeks van gebeurtenissen als gevolg van één en dezelfde oorzaak ten gevolge waarvan schade, als door deze verzekering is gedekt, is ontstaan.
(…)
Artikel 9 Schadebehandeling
9.1
Verzekeraars benoemen een expert die de schade, de oorzaak en de omvang daarvan vaststelt. De expert kan gebruik maken van de diensten van externe deskundigen.
(…)
9.5
Geschillen welke ontstaan bij de schadevaststelling, worden voorgelegd aan een ter zake kundige arbiter, welke wordt benoemd door beide partijen gezamenlijk. (…) De arbiter stelt een bindend advies op voor beide partijen. (…)”
In de polisvoorwaarden 2 zijn soortgelijke bepalingen opgenomen.
3.16.
Op grond van het bepaalde onder 6 van de garantieovereenkomst heeft Triflex de werken gedurende de uitvoering laten controleren door BDA Dakadvies B.V. (hierna te noemen: BDA), waarbij als referentiekader de Triflex verwerkingsvoorschriften is gehanteerd. BDA heeft ten aanzien van alle werken/projecten vastgesteld dat deze in aanmerking komen voor de verzekerde garantie.
3.17.
[eiseres] heeft van Triflex per werk/project een factuur ontvangen voor de premie van de verzekerde garantie, welke facturen zij heeft voldaan. De totaal door [eiseres] betaalde premie bedraagt € 52.839,20 excl. btw.
3.18.
Triflex heeft aan [eiseres] per project een garantiecertificaat verstrekt en ter zake van project A twee garantiecertificaten. [eiseres] heeft deze certificaten vervolgens aan Waterweg Wonen verstrekt.
3.19.
Op de garantiecertificaten staat [eiseres] als garantiegever vermeld en Waterweg Wonen als garantiegerechtigde en staat verder, voor zover van belang:
“Het TRIFLEX verwerkend bedrijf (garantiegever) garandeert de volgende gebreken:
 verlies van de vormvastheid;
 verlies van de hechting;
 het niet waterdicht zijn van indien deze functie noodzakelijk en gegarandeerd is. (…)
Deze garantie is een onderdeel van een verzekerde garantie […]. De omvang, inhoud en aard van de verzekeringsdekking is conform de voorwaarden, limieten en eigen risico’s zoals vastgelegd in het polisblad van deze verzekerde garantie.
(…)”
3.20.
Op enig moment in 2014 heeft Waterweg Wonen [eiseres] aangeschreven tot herstel van door haar geconstateerde gebreken aan de vloerafwerking, bestaande uit blazen, scheuren, naadvorming, vervorming, verlies van hechting en het niet langer waterdicht zijn van het systeem. [eiseres] heeft vervolgens voor het eerst per brief van 30 september 2014 jegens Triflex een beroep gedaan op de verzekerde garantie.
3.21.
Triflex heeft de betreffende kwestie op enig moment gemeld bij Allianz.
3.22.
Zowel Waterweg Wonen als [eiseres] en Allianz hebben verschillende onderzoeken laten uitvoeren naar de oorzaak van de geconstateerde gebreken. Die onderzoeken zijn uitgevoerd door Nebest B.V., Solid Services, TNO Diana B.V., SGS Intron B.V. en NVT Engineering.
3.23.
Bij brief van 27 juli 2015 heeft [eiseres] Triflex gesommeerd tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de garantieovereenkomst, althans uit hoofde van de afgegeven verzekerde garantie en haar bij gebreke daarvan in gebreke gesteld.
3.24.
Waterweg Wonen is in 2017 bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw (hierna te noemen: Raad van Arbitrage) een procedure gestart tegen [eiseres] . In die procedure heeft zij primair gevorderd [eiseres] te veroordelen de galerijvloeren van de projecten A, B en D te vervangen en te voorzien van een nieuw opplussysteem.
3.25.
Bij brief van 21 juli 2017 heeft [eiseres] Triflex uit hoofde van wanprestatie, althans onrechtmatige daad, aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
3.26.
Bij brief van 9 februari 2018 heeft Triflex [eiseres] bericht dat Allianz geen dekking verleent en dat Triflex niet bereid is zich te voegen in de arbitrale procedure.
3.27.
[eiseres] heeft op enig moment verschillende herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
3.28.
Eind 2020 hebben [eiseres] en Waterweg Wonen een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [eiseres] een bedrag van € 750.000,- aan Waterweg Wonen heeft betaald.
3.29.
De Raad van Arbitrage heeft [eiseres] bij arbitraal vonnis van 8 juni 2021 in hoger beroep veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 144.686,00 aan Waterweg Wonen. In het scheidsrechterlijk vonnis in kwestie staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“36. Op grond van de door partijen over en weer in het geding gebrachte deskundigenrapporten (waaronder rapporten van Solid Services, TNO, Nebest, BDA, NVT Engineering), zoals in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep nader toegelicht, zijn de gebreken (zie r.o. 23.h.) in overwegende mate (maar niet uitsluitend) te wijten aan de het toepassen van dikkere isolatieplaten (welke isolatieplaten in de projecten B en D zijn toegepast als gevolg
van – zo blijkt genoegzaam uit de stukken – een wijziging van de ontwerpuitgangspunten op initiatief van opdrachtgeefster) en het niet verlijmen, maar het toepassen van een mechanische bevestiging in de constructievloeren (betonvloeren) van de galerijen door het gebruik van langere slagpluggen. Dit heeft geleid tot het doorponsen van de ankerkoppen bij het inklinken van de (dikkere) isolatieplaten. Naar het oordeel van appelarbiters komt het doorponsrisico dat
is ontstaan in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van opdrachtgeefster, met dien verstande dat van een op aanneemster rustende waarschuwingsplicht op dit punt in zoverre sprake is dat aanneemster bedacht en alert had moeten zijn op het doorponsrisico. In het kader van die waarschuwingsplicht had door of namens aanneemster bijvoorbeeld gewezen moeten
worden op het noodzakelijkerwijs toepassen van weefselstroken over de koppen van de verlengde slagpluggen. In deze waarschuwingsplicht is aanneemster tekortgeschoten.
37. Het voorgaande laat onverlet dat eventuele gebreken die geen betrekking hebben op de Triflex-topcoating (hierna: “coating”), evenals de daarop betrekking hebbende grieven (inclusief de gevoerde discussies over de al dan niet functionele ongeschiktheid van de voorgeschreven isolatieplaten en het al dan niet toepassen van de juiste isolatieplaten en/of drukverdeelplaten door aanneemster), bij gebreke van een rechtens te respecteren belang verder geen bespreking en beslissing meer behoeven, dit gelet op hetgeen hiervoor in het kader van grief IV is overwogen met betrekking tot de omvang van de garantie. Anders gezegd, eventuele gebreken in de onderconstructie zijn bij de beoordeling van dit geschil niet meer relevant. Als gevolg van hiervan is uitsluitend nog van belang de vraag of en in hoeverre de gebreken een gevolg zijn van een minder goede hoedanigheid of gebrekkige uitvoering van de coating.
38. Op grond van de stukken, waaronder voormelde deskundigenrapporten, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, achten appelarbiters het aannemelijk dat er voor wat betreft de coating door aanneemster op onderdelen niet voldoende zorgvuldig is gewerkt. Appelarbiters wijzen in dit verband op de schrale verwerking van de coating (met name op delen van de hoeklijnen) en het doorleggen van de coating over de dilataties. Deze onvoldoende zorgvuldige
wijze van werken heeft naar het oordeel van appelarbiters bijgedragen aan het opgetreden schadebeeld aan de vloerafwerking van de galerijen.
39. Appelarbiters zien in hetgeen hiervoor is overwogen reden om de aansprakelijkheid voor de opgetreden schade aan de coating te verdelen, met dien verstande dat zij een toedeling van 75% van de aansprakelijkheid aan opdrachtgeefster en 25% aan aanneemster redelijk achten.
40. Gelet op de (zeer) summiere onderbouwing van de gevorderde schadevergoeding door opdrachtgeefster (die bovendien is gebaseerd op het verwijderen van het gehele opplussysteem en het aanbrengen van een nieuw opplussysteem), en de gemotiveerde betwisting van die vordering door aanneemster, concluderen appelarbiters dat de door opdrachtgeefster geleden schade als gevolg van gebreken aan de coating niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Wel bieden
de door partijen in het geding gebrachte stukken, waaronder de uit die stukken blijkende hoogte van de verzekerde bedragen, voldoende handvatten om de hoogte van die schade te schatten als bedoeld in artikel 6:97 BW. Mede rekening houdend met de door aanneemster al uitgevoerde en opgeleverde herstelwerkzaamheden aan project A (zie r.o. 35), schatten appelarbiters de (resterende) schade op een bedrag van € 1.370.000,00. Gelet op de hiervoor vermelde, door appelarbiters billijk geachte, aansprakelijkheidsverdeling, komt van dit bedrag aan (vervangende) schadevergoeding een bedrag van € 342.500,00 voor rekening van aanneemster (25% x
€ 1.370.000,00). Op dit bedrag dienen naar het oordeel van appelarbiters in redelijkheid nog in mindering te worden gebracht de door aanneemster al gemaakte kosten voor het verwijderen van de oppluspakketten in de projecten B en D. Deze kosten zijn door opdrachtgeefster onweersproken gesteld op een bedrag van in totaal € 197.814,00 (productie 26 bij akte van wijziging eis). Opdrachtgeefster heeft in dit verband niet gesteld, en appelarbiters is ook niet anderszins gebleken, dat zij laatstgenoemd bedrag al aan aanneemster heeft voldaan. Aldus resteert een toewijzing aan opdrachtgeefster van per saldo € 144.686,00 (€ 342.500,00 –
€ 197.814,00).”

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
Na vermeerdering en vervolgens vermindering van eis vordert [eiseres] :
primair
veroordeling van Triflex tot betaling van een bedrag van € 1.139.119,64 (btw verlegd), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, althans te verklaren voor recht dat Triflex toerekenbaar tekort is geschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld en Triflex te veroordelen de daardoor geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair
te verklaren voor recht dat [eiseres] ter zake de door haar in 2014 gemelde schade(s) aanspraak kan maken jegens Triflex en/of Allianz op dekking onder de op dat moment geldende polis, althans de actueel geldende polis, en dat Triflex gehouden is ter zake deze schade(s) aan [eiseres] datgene te betalen waarop de polis(sen) recht geeft of geven;
primair en subsidiair
veroordeling van Triflex tot betaling van een bedrag van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van de kosten ex artikel 6:96 lid 2 onder b BW voor een bedrag van € 30.197,00 exclusief btw, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede veroordeling van Triflex in de kosten van deze procedure.
4.2.
Triflex voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4.
Na vermeerdering van eis vordert Triflex bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primairAllianz te veroordelen aan Triflex te betalen het bedrag waartoe Triflex in de hoofdzaak wordt veroordeeld aan [eiseres] te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
subsidiair
voor recht te verklaren dat Triflex jegens Allianz een vordering heeft op grond van de tussen Triflex en Allianz gesloten verzekeringsovereenkomst in verband met door Triflex geleden schade, welke schade dient te worden vastgesteld overeenkomstig de in de toepasselijke polisvoorwaarden opgenomen schaderegeling;
meer subsidiair
voor recht te verklaren dat Allianz onrechtmatig jegens Triflex heeft gehandeld en Allianz te veroordelen aan Triflex een schadevergoeding te betalen die gelijk is aan de schadevergoeding waartoe Triflex in de hoofdzaak wordt veroordeeld, althans een in goede justitie te bepalen schadevergoeding;
in alle gevallen
Allianz te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en in de kosten van deze procedure.
4.5.
Allianz voert verweer.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

5.1.
[eiseres] vordert in deze zaak primair betaling van een bedrag van € 1.139.119,64. Zij legt aan die vordering in de eerste plaats ten grondslag dat Triflex uit hoofde van de verzekerde garantie en de garantieovereenkomst tot uitbetaling dient over te gaan, omdat de gebeurtenis waartegen de verzekering dekking biedt zich heeft voorgedaan en [eiseres] daardoor schade heeft geleden.
vervalbeding
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van Triflex is dat de vorderingen van [eiseres] zijn vervallen. Triflex verwijst in dit kader naar artikel 13.6 van haar algemene verkoopvoorwaarden dat als volgt luidt:
“Onverminderd het hiervoor bepaalde vervallen de vorderingen van koper na verloop van één jaar na het ontstaan ervan.”
Volgens Triflex is de (primaire) vordering van [eiseres] in het najaar van 2014 ontstaan, zodat die vordering ten tijde van de betekening van de dagvaarding op 19 maart 2019 al lang vervallen was.
5.3.
De rechtbank gaat niet in dit verweer mee. [eiseres] betwist namelijk dat partijen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Triflex zijn overeengekomen en Triflex heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat dit wel het geval zou zijn. Weliswaar heeft Triflex zich op het standpunt gesteld dat zij [eiseres] jaarlijks een prijslijst heeft gestuurd met daarbij de algemene voorwaarden en dat [eiseres] die voorwaarden heeft geaccepteerd, maar de rechtbank acht deze stellingen van Triflex onvoldoende concreet om aan te nemen dat [eiseres] vóór 31 januari 2008 – zijnde de datum waarop de garantieovereenkomst is aangegaan – met de toepasselijkheid van de betreffende voorwaarden heeft ingestemd, zoals Triflex betoogt. De rechtbank acht wat dit betreft ook van belang dat onderaan de door Triflex overgelegde algemene voorwaarden “Triflex prijslijst 2009” vermeld staat, hetgeen erop duidt dat die voorwaarden pas bij het verstrekken van de prijslijst over 2009 aan [eiseres] zijn verstrekt.
de rechtsverhouding tussen partijen
5.4.
De rechtbank komt dus toe aan een inhoudelijke beoordeling van de primaire vordering van [eiseres] . In dit kader wordt vooropgesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt bepaald door verschillende documenten. Dit betreft, voor zover voor de beoordeling van de vorderingen van [eiseres] van belang, ten eerste de garantieovereenkomst. Gelet op de laatste alinea van het bepaalde onder C van die overeenkomst, worden de rechten en verplichtingen van partijen daarnaast beheerst door de inhoud van de garantiecertificaten die Triflex aan [eiseres] heeft verstrekt. Op die certificaten wordt verwezen naar de polis en polisvoorwaarden van de verzekering die Triflex bij Allianz heeft afgesloten. Partijen zijn het er op zichzelf over eens dat hun rechtsverhouding mede beheerst wordt door de daarop van toepassing zijnde polis(sen) en daarbij behorende polisvoorwaarden, zodat de rechtbank hen hierin zal volgen. Tussen partijen bestaat wel discussie omtrent de vraag welke polis op welk project van toepassing is. Aangezien deze kwestie voor de beoordeling van het geschil echter niet van belang is, zoals hierna zal blijken, laat de rechtbank de beoordeling van deze vraag in het midden.
5.5.
De rechtbank leidt uit de stellingen van partijen af dat tussen hen niet in geschil is dat Triflex aan [eiseres] een garantie heeft willen afgeven overeenkomstig de garantie die [eiseres] op grond van de garantiecertificaten aan Waterweg Wonen heeft afgegeven en waarvoor een verzekering is afgesloten.
Die garantie geldt alleen voor de in de polis(sen) omschreven verzekerde zaken, zijnde kort gezegd de door Triflex vervaardigde en door derden/gekwalificeerde verwerkers verwerkte producten onder de merknaam Triflex, toegepast in een door Triflex geaccordeerd systeem. Om als verzekerde zaak aangemerkt te kunnen worden dienen die producten bovendien (onder meer) overeenkomstig de meest recente van toepassing zijnde systeemomschrijvingen te zijn verwerkt en dient die verwerking uitgevoerd te zijn door een gekwalificeerd verwerker, dat wil zeggen een bedrijf waarvan het personeel aantoonbaar door Triflex is opgeleid en dat aantoonbaar door Triflex is geaccepteerd als verwerker. In de garantieovereenkomst staat wat dit laatste betreft vermeld dat [eiseres] voor de uitvoering van de werkzaamheden deskundig personeel dient in te zetten en dat dat deskundige personeel aantoonbaar door Triflex dient te zijn opgeleid. Voor wat betreft de verwerking vermeldt de garantieovereenkomst nog dat de verwerkingsvoorschriften van Triflex dienen te worden opgevolgd.
Op grond van het in de polis(sen) opgenomen schadebegrip geldt de garantie bovendien alleen voor gebreken in kort gezegd de vormvastheid, hechting of waterdichtheid van de verwerkte Triflex-producten, mits die gebreken zijn ontstaan door een eigen gebrek van het toegepaste product als gevolg van een aan verzekerde toerekenbare productie-, materiaal- en verwerkingsfout of een adviesfout door een gekwalificeerde adviseur van Triflex (polis 1), althans door een gebrek van het toegepaste product als gevolg van een aan verzekerde toerekenbare productie- of materiaalfout of een verwerkingsfout van een gekwalificeerd verwerker van Triflex of een adviesfout door een gekwalificeerde adviseur van Triflex (polis 2).
is er sprake van een verzekerde zaak?
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een verzekerde zaak. Met inachtneming van hetgeen in r.o. 5.5 is overwogen, is daarvoor het volgende van belang. Vast staat dat er diverse gebreken – bestaande uit onder meer scheuren en blazen – zijn ontstaan aan de door [eiseres] aangebrachte Triflex-afwerkingslaag in de projecten A, B en D. De rechtbank gaat er daarnaast van uit dat de afwerkingslaag met de goedkeuring van BDA door Triflex is geaccordeerd, zodat ook aan het vereiste van een door Triflex geaccordeerd systeem is voldaan. Triflex betoogt echter dat [eiseres] de Triflex-producten niet heeft verwerkt overeenkomstig de meest recent van toepassing zijnde systeemomschrijvingen en dat daarom geen sprake is van een verzekerde zaak. Volgens Triflex heeft [eiseres] bij de verwerking bovendien haar verwerkingsvoorschriften niet gevolgd, zoals de garantieovereenkomst voorschrijft.
5.7.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de Triflex-producten wel zijn verwerkt conform de destijds geldende systeemomschrijvingen/verwerkingsvoorschriften en zij verwijst in dit kader onder meer naar de rapportages van BDA. BDA heeft, zo stelt [eiseres] , bij haar inspectie de systeemomschrijvingen/ verwerkingsvoorschriften van Triflex als referentiekader genomen en haar rapportages leveren dan ook volledig bewijs op dat de projecten zijn uitgevoerd overeenkomstig die omschrijvingen/voorschriften.
5.8.
De rechtbank constateert dat Triflex haar stelling dat [eiseres] de producten niet overeenkomstig de van toepassing zijnde systeemomschrijvingen/verwerkingsvoorschriften heeft verwerkt onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd. Weliswaar heeft Triflex in dit kader verwezen naar een aantal bevindingen die vermeld staan in de rapporten van Solid Services, Nebest B.V., SGS Intron B.V. en NVT Engineering (onder meer pagina 14 en 15 van de conclusie van antwoord), maar zij heeft nagelaten duidelijk uiteen te zetten wat de geldende systeemomschrijvingen en verwerkingsvoorschriften precies inhielden en waarom daaraan niet is voldaan. De rechtbank ziet alleen daarom al aanleiding het betreffende verweer van Triflex te passeren. Hier komt nog bij dat enkele van de door Triflex aangehaalde bevindingen hoe dan ook niet tot de conclusie kunnen leiden dat [eiseres] de producten niet overeenkomstig de van toepassing zijnde systeemomschrijvingen/
verwerkingsvoorschriften heeft verwerkt. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de cachering van de isolatieplaten, nu [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat de systeembeschrijvingen van Triflex de keuze geven tussen een bitumineus of aluminium gecacheerde isolatieplaat.
Overigens zien de door Triflex aangehaalde bevindingen niet alleen op de materialen die deel uitmaken van de Triflex-afwerkingslaag maar ook op de overige lagen van het door [eiseres] aangebrachte opplussysteem, die niet door Triflex geleverd zijn. Kennelijk is Triflex – net als [eiseres] – dus van mening dat ten aanzien van die lagen ook de systeemomschrijvingen/verwerkingsvoorschriften van Triflex gevolgd moeten worden, zodat de rechtbank in het hiernavolgende daar eveneens van zal uitgaan.
5.9.
Triflex betoogt verder dat van een verzekerde zaak geen sprake is, omdat [eiseres] niet heeft aangetoond dat de Triflex-producten zijn verwerkt door personeel dat door Triflex is opgeleid. Dit verweer ziet uitsluitend nog op het door [eiseres] uitgevoerde project D, nu Triflex ter zitting van 23 september 2021 heeft beaamd dat [eiseres] met het overleggen van productie 58 heeft aangetoond dat het door [X] ingezette personeel – op de projecten A en B dus – door Triflex was opgeleid.
5.10.
De rechtbank volgt Triflex niet in dit verweer. Vast staat immers dat Triflex zowel [X] als [eiseres] als gekwalificeerd verwerker heeft aangemerkt en [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat dit alleen gebeurt indien het personeel door Triflex is opgeleid. Dit sluit ook aan bij de omschrijving van het begrip ‘gekwalificeerde verwerker’ in de polissen. Triflex heeft bovendien onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het door [eiseres] ingezette personeel niet door Triflex is opgeleid, zodat zij onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat dit het geval is. De rechtbank gaat er dus van uit dat het personeel van zowel [X] als [eiseres] vóór aanvang van de werkzaamheden door Triflex is opgeleid, zoals [eiseres] heeft betoogd.
5.11.
De conclusie uit het voorgaande is dat het verweer van Triflex dat geen sprake is van een verzekerde zaak niet slaagt.
valt de schade onder het schadebegrip?
5.12.
De vraag is vervolgens of de gebreken aan de Triflex-afwerkingslaag onder het in de polis(sen) opgenomen schadebegrip vallen. Triflex betwist op zichzelf niet dat sprake is van gebreken in de vormvastheid, hechting of waterdichtheid van de door of namens [eiseres] verwerkte Triflex-producten – de afwerkingslaag is op plaatsen gescheurd en niet langer waterdicht – zodat hiervan kan worden uitgegaan. Naar de oorzaken van die gebreken zijn verschillende onderzoeken gedaan. De Raad van Arbitrage heeft in het hoger beroep in de procedure tussen [eiseres] en Waterweg Wonen op basis van de uitkomsten van die onderzoeken geconcludeerd dat de gebreken in overwegende mate (maar niet uitsluitend) te wijten zijn aan het toepassen van dikkere isolatieplaten en het niet verlijmen maar toepassen van een mechanische bevestiging in de constructievloeren (betonvloeren) van de galerijen door het gebruik van langere slagpluggen. Dit heeft geleid tot het doorponsen van de ankerkoppen bij het inklinken van de (dikkere) isolatieplaten, aldus de Raad van Arbitrage. Aangezien beide partijen deze conclusie in hun laatste pleitnota overnemen, zal de rechtbank hen daarin volgen.
5.13.
De rechtbank volgt [eiseres] in haar betoog dat uit het oordeel van de Raad van Arbitrage en de verschillende door partijen overgelegde rapporten kan worden afgeleid dat de oorzaak van de schade ligt in het gebruik van de dikkere isolatieplaten in combinatie met het toepassen van een mechanische bevestiging in de constructievloeren van de galerijen door het gebruik van langere slagpluggen. Deze handelwijze is in strijd met de verwerkingsvoorschriften, zo is ook het standpunt van Triflex. Over het gebruik van mechanische bevestiging van de isolatieplaten hebben partijen evenwel gecommuniceerd. [eiseres] heeft aan Triflex om advies gevraagd en bij e-mail van 25 juli 2007 is namens Triflex geadviseerd om ‘extra lange pluggen’ te gebruiken zodat de mechanische bevestiging tot in de constructievloer plaatsvindt. Nu die pluggen er, mede door het ontbreken van (extra) voorzorgmaatregelen zoals het plaatsen van weefselstroken over de koppen van de verlengde slagpluggen, toe hebben geleid dat de schade is ontstaan (de afwerkingslaag is doorboord en is niet langer vormvast en waterdicht), is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aan Triflex toe te rekenen verwerkingsfout. Dat maakt dat sprake is van verzekerde schade, zowel onder polis 1 als 2.
5.14.
Triflex stelt zich nog op het standpunt dat van een concreet advies in de e-mail van 25 juli 2007 geen sprake is geweest en dat de e-mail van [eiseres] van 11 juli 2007 geen betrekking had op alle werkzaamheden, maar alleen op een incident met een losgelaten vloer in de flat aan de Zwaluwenlaan. Volgens Triflex heeft [eiseres] in die mail ook slechts een algemene vraag gesteld, die zij in algemene bewoordingen heeft beantwoord en heeft zij in haar e-mail van 25 juli 2007 de nodige voorbehouden gemaakt en aangegeven dat een grondige controle noodzakelijk was, alsmede dat een afspraak kon wordt gemaakt zodra werd gestart met de uitvoering van de opdracht. Triflex stelt dat zij daar echter geen uitnodiging voor heeft ontvangen en dat het haar niet duidelijk is hoe uitvoering is gegeven aan de opdracht en of de noodzakelijke controle wel heeft plaatsgehad.
5.15.
De rechtbank volgt Triflex niet. [eiseres] spreekt in haar e-mail van 11 juli 2007 niet over een enkele loszittende vloer, maar over “los zittende vloeren aan de galerij zijde” en mocht de e-mail van Triflex van 25 juli 2007 naar het oordeel van de rechtbank dan ook zo opvatten dat de daarin genoemde werkwijze toepasbaar was voor alle situaties waarin sprake was van een loszittende vloer. De stellingen van Triflex dat geen controle is uitgevoerd en dat zij niet is betrokken bij de uitvoering van de opdracht kunnen haar wat dit betreft evenmin baten, omdat aangenomen moet worden dat een dergelijke controle of betrokkenheid niets zou hebben afgedaan aan de instructie tot het toepassen van een mechanische bevestiging door het gebruik van extra lange pluggen. Hier komt bij dat door BDA wel een controle is uitgevoerd en, gelet op de afgifte van de garantiecertificaten, is vastgesteld dat de werken in aanmerking komen voor de verzekerde garantie.
5.16.
Nu de Triflex-afwerkingslaag gebreken vertoont die het gevolg is van een verwerkingsfout van [eiseres] die aan Triflex kan worden toegerekend, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een eigen gebrek als gevolg van een aan de verzekerde toerekenbare verwerkingsfout als bedoeld in polis 1. Dit betekent dat sprake is van verzekerde schade waarvoor Triflex op grond van de garantieovereenkomst jegens [eiseres] aansprakelijk is. Dit geldt ook op grond van polis 2, aangezien die polis uitgaat van een gebrek als gevolg van een verwerkingsfout van een gekwalificeerd verwerker van Triflex, en ook daarvan is hier sprake.
de schade
5.17.
Hiermee wordt toegekomen aan de vraag welke schade [eiseres] heeft geleden en op welke schadevergoeding zij op grond van de garantieovereenkomst aanspraak kan maken.
5.18.
Aan deze vraag gaat nog vooraf de vraag of de schade wel in de onderhavige procedure kan worden vastgesteld. Triflex stelt zich immers op het standpunt dat in artikel 9.5 van de polisvoorwaarden 1 en artikel 8.2 en 8.3 van de polisvoorwaarden 2 voor wat betreft de vaststelling van de omvang van de schade een schaderegeling is opgenomen die nog niet is doorlopen en waaraan partijen gebonden zijn. Omdat sprake is van een geschil over de vaststelling van de (hoogte van de) schade, dient de schade te worden vastgesteld door een arbiter en kan [eiseres] in de onderhavige procedure geen aanspraak maken op betaling van enige schadevergoeding, aldus Triflex.
5.19.
De rechtbank volgt Triflex niet in dit standpunt. Gelet op het bepaalde in artikel 9.1 van de polisvoorwaarden 1 en artikel 8.1 van de polisvoorwaarden 2, ziet het benoemen van een arbiter namelijk op de situatie waarin de verzekeraar een expert benoemt die de schade, de oorzaak en de omvang daarvan vaststelt en er vervolgens een geschil ontstaat tussen de verzekeraar en de verzekerde over die schadevaststelling. Vaststaat dat in de hoofdzaak van een dergelijke situatie geen sprake is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij zelf de schade kan vaststellen.
5.20.
Tussen partijen bestaat discussie over de hoogte van het verzekerde bedrag. Volgens Triflex bedraagt de maximale aanspraak van [eiseres] € 450.000,00 voor alle schade. Zij wijst er in dit kader op dat in de polissen een bedrag van € 450.000,00 vermeld staat als maximum schadevergoeding per gebeurtenis voor alle verzekerde zaken en alle garantiejaren tezamen en dat ‘gebeurtenis’ in de polisvoorwaarden is gedefinieerd als een gebeurtenis of een reeks van gebeurtenissen als gevolg van één en dezelfde oorzaak ten gevolge waarvan schade is ontstaan. Volgens Triflex is de schade ontstaan door één en dezelfde oorzaak.
5.21.
[eiseres] meent dat er een aanspraak van € 450.000,00 per project geldt en wijst in dit kader naar artikel 2 onder F van de garantieovereenkomst, waarin vermeld staat dat de verzekerde som maximaal € 450.000,00 bedraagt per schadegebeurtenis voor alle verzekerde zaken en alle garantiejaren voor het betreffende project tezamen. Volgens [eiseres] is er sprake van afzonderlijke projecten, aangezien Waterweg Wonen de opdracht per project heeft geformuleerd en [eiseres] ieder project afzonderlijk bij Triflex heeft aangemeld.
5.22.
De rechtbank is van oordeel dat in de verhouding [eiseres] /Triflex een maximale aanspraak geldt van € 450.000,00 per (bouw)project. Artikel 2 onder F van de garantieovereenkomst koppelt het bedrag van € 450.000,00 immers aan een project. Ook het feit dat Triflex niet één garantiecertificaat heeft verstrekt, maar verschillende certificaten per project, op die certificaten melding wordt gemaakt van de aanneemsom van het (afzonderlijke) werk en Triflex [eiseres] per project een premiefactuur heeft gestuurd leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat [eiseres] per afzonderlijk project aanspraak kan maken op een maximale schadevergoeding van € 450.000,00.
5.23.
Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 1.139.119,64 bestaat uit een bedrag van
€ 105.078,02 voor herstelwerkzaamheden die zij zou hebben uitgevoerd met betrekking tot de projecten aan de Aalschoverlaan en Fazantlaan (zijnde projecten A), een bedrag van
€ 284.041,62 voor herstelwerkzaamheden die zij zou hebben uitgevoerd met betrekking tot de projecten aan de Zwaluwenlaan en Koninginnelaan (zijnde de projecten B en D) en het bedrag van € 750.000,00 dat zij in het kader van de met Waterweg Wonen getroffen schikking heeft voldaan.
5.24.
Triflex voert gemotiveerd verweer tegen de betreffende bedragen en stelt zich onder meer op het standpunt dat [eiseres] de herstelkosten niet deugdelijk heeft onderbouwd en dat het causaal verband ontbreekt tussen de opgevoerde kosten en haar aansprakelijkheid.
5.25.
Gelet op hetgeen in de polissen is weergegeven onder het kopje ‘schadevergoeding’ komen de door [eiseres] gemaakte kosten voor herstelwerkzaamheden naar het oordeel van de rechtbank in beginsel voor vergoeding in aanmerking. [eiseres] heeft de betreffende kosten echter nog niet voldoende onderbouwd. Aangezien het debat tussen partijen omtrent het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 1.139.119,64 pas ter zitting van 23 september 2021 voor het eerst kon worden gevoerd, heeft [eiseres] evenmin adequaat op het verweer van Triflex in dit kader kunnen reageren. De rechtbank ziet dan ook aanleiding [eiseres] bij akte in de gelegenheid te stellen de door haar opgevoerde schadeposten nader toe te lichten en te onderbouwen, alsmede in te gaan op het door Triflex geuite verweer tegen die posten. Daarmee hoopt de rechtbank tevens duidelijkheid te verkrijgen over het verschil tussen het door [eiseres] genoemde bedrag van € 284.041,62 voor de herstelwerkzaamheden (of sloopwerkzaamheden) met betrekking tot de projecten B en D en het door de Raad van Arbitrage in dit kader gehanteerde bedrag van € 197.814,00.
5.26.
[eiseres] dient in haar akte tevens het door Triflex gestelde eigen risico van 10% te betrekken, alsmede in te gaan op de stelling van Triflex dat sprake is van eigen schuld (onder meer) omdat een deel van de schade zou zijn veroorzaakt door onzorgvuldig werken.
5.27.
Voor wat betreft het schikkingsbedrag van € 750.000,00 overweegt de rechtbank reeds dat een in het kader van een schikking betaald bedrag
als zodanigniet valt onder het in de polissen opgenomen schadebegrip, en daarom als zodanig niet zal worden toegewezen. Wel zal [eiseres] de gelegenheid krijgen om in haar akte met precisie te onderbouwen welk deel van het schikkingsbedrag van € 750.000,00 betrekking heeft op herstelwerkzaamheden of andere kosten(posten) die mogelijk wel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, aangezien [eiseres] ter zitting van 23 september 2021 heeft betoogd dat het schikkingsbedrag ook betrekking heeft op dergelijke werkzaamheden en kosten.
5.28.
Triflex zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte op de door [eiseres] te nemen akte te reageren.
5.29.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5.30.
De rechtbank geeft partijen tot slot nog in overweging naar aanleiding van dit vonnis met elkaar in overleg te treden om te bezien of een minnelijke regeling alsnog tot de mogelijkheden behoort.
in de vrijwaringszaak
5.31.
Aangezien in de hoofdzaak nog een aktewisseling dient plaats te vinden en de beslissing in de vrijwaringszaak afhankelijk is van de in de hoofdzaak te nemen eindbeslissing, ziet de rechtbank aanleiding de beslissing in de vrijwaringszaak aan te houden en die zaak te verwijzen (in beginsel) naar de rol van 16 februari 2022 voor vonnis, met dien verstande dat in de hoofdzaak en vrijwaringszaak tegelijk vonnis zal worden gewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
8 december 2021voor akte uitlating aan de zijde van [eiseres] , zoals in r.o. 5.25 tot en met 5.27 is overwogen;
6.2.
bepaalt dat Triflex vervolgens vier weken de gelegenheid krijgt te reageren;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de vrijwaringszaak
6.4.
houdt de beslissing aan;
6.5.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
16 februari 2022voor vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels, mr. E.C. Rozeboom en mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.
(md)