ECLI:NL:RBOVE:2021:4637

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
08-997504-17 ontneming (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van niet-toegelaten biociden

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een ontnemingsbeslissing gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, die in een eerder vonnis op 12 april 2021 was veroordeeld voor het medeplegen van feitelijk leidinggeven aan de verkoop van niet-toegelaten biociden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van € 371.515,48, dat terugbetaald moet worden aan de Staat. De vordering van de officier van justitie werd ondersteund door rapporten van opsporingsambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, die de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel hebben berekend. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde niet kon blijven beschikken over de criminele winsten en dat de vordering van het openbaar ministerie ontvankelijk was. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling opgelegd, met de mogelijkheid van gijzeling tot 365 dagen. De beslissing is genomen in het belang van de maatschappij, waarbij de rechten van de schuldeisers niet in de weg stonden aan de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft de zaak openbaar behandeld, waarbij de raadsman van de veroordeelde aanwezig was, maar de veroordeelde zelf niet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in zijn geheel toegewezen en de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en rapporten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-997504-17 ontneming (P)
Datum vonnis: 9 december 2021
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officieren van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officieren van justitie vorderen dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 371.515,48.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 10 maart 2021 is beslist dat de behandeling van de ontnemingsvordering voor onbepaalde tijd zal worden aangehouden. De rechtbank heeft op 10 maart 2021 termijnen gesteld voor de schriftelijke ronde die vooraf zal gaan aan de behandeling van de ontnemingsvordering ter zitting en beslist dat vervolgens een datum voor de behandeling ter terechtzitting van de ontnemingsvordering zal worden vastgesteld.
In de schriftelijke procedure zijn de volgende processtukken overgelegd:
- een conclusie van eis van 2 maart 2021;
- een nadere conclusie van eis van 3 mei 2021;
- een conclusie van antwoord van 10 juni 2021;
- een conclusie van repliek van 24 juni 2021.
De verdediging heeft afgezien van het indienen van een conclusie van dupliek.
De vordering is vervolgens behandeld op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2021. De veroordeelde is op die terechtzitting niet verschenen. De raadsman van veroordeelde,
mr. W. Hendrickx, advocaat in Utrecht, is wel verschenen en als bepaaldelijk gevolmachtigde op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting hebben de officieren van justitie mr. E. Duijts en mr. D van Ieperen hun vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft ter zitting zijn standpunten gehandhaafd zoals hij die in zijn conclusie van antwoord heeft ingenomen. Aanvullend heeft de raadsman ter zitting gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu deze geen enkel redelijk doel dient en sterk in strijd is met de maatschappelijke belangen, te weten de rechten van de schuldeisers. Indien de rechtbank wel komt tot een vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dan dient de betalingsverplichting op nul te worden gesteld.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
De ontvankelijkheid
De rechtbank overweegt dat artikel 36e, eerste lid, Sr inhoudt dat op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 12 april 2021 veroordeeld voor de hierna onder 3.2 opgenomen strafbare feiten.
De officieren van justitie hebben tijdig de ontnemingsvordering gelijk met de strafzaak aanhangig gemaakt. Er is derhalve geen sprake van enig verzuim aan de kant van het openbaar ministerie op grond waarvan een belangenafweging door de rechtbank zou moeten plaatsvinden. Ook is niet althans onvoldoende onderbouwd dat veroordeelde op enigerlei wijze door het aanhangig maken van de ontnemingsvordering in zijn belangen zou zijn geschaad.
Ten aanzien van het door de verdediging aangevoerde maatschappelijk belang, te weten de rechten van de schuldeisers, overweegt de rechtbank dat vanuit het adagium dat misdaad niet mag lonen de maatschappij er eveneens een groot belang bij heeft dat een veroordeelde niet vrijelijk kan blijven beschikken over door hem vergaarde criminele winsten. Dat er ontwikkelingen zijn met betrekking tot een financiële regeling ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers, doet hier niet aan af. Nog los van het onvoldoende concretiseren van deze situatie door de verdediging, hoeft de rechter geen rekening te houden met een vordering van een benadeelde derde die nog niet onherroepelijk in rechte is toegekend. Dat het openbaar ministerie in de visie van de verdediging toch rekening had moeten houden met de rechten van de schuldeisers, met als gevolg dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard zou moeten worden, is een opvatting die geen steun vindt in het recht en die de rechtbank daarom niet deelt.
Het openbaar-ministerie is derhalve ontvankelijk in de vordering.
3.2
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 12 april 2021 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan medeplegen van waren verkopen, te koop aanbieden of afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3
het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 43, derde lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 4 en feit 5
het misdrijf: medeplegen van feitelijk leiding geven aan medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
3.3
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.3.1
Inleiding
Bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank de rapporten ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [veroordeeld bedrijf 1] ’ en ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel betreffende [veroordeeld bedrijf 2] ’ opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beiden opsporingsambtenaar bij de Inlichtingen en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, gedateerd 4 juni 2019 (hierna: de rapporten WVV) als uitgangspunt. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel eveneens het onder 3.1 genoemde vonnis in aanmerking. Uit de voor die bewezenverklaring gebruikte bewijsmiddelen is aannemelijk geworden dat de veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten. De rechtbank is bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook steeds uitgegaan van de feitenvaststelling en beslissingen van de rechtbank uit voornoemd vonnis.
3.3.2
De hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel
3.3.2.1 Algemene vaststellingen
Zoals hiervoor reeds overwogen is de rechtbank bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel steeds uitgegaan van de feitenvaststelling en beslissingen van de rechtbank zoals die in het vonnis van 12 april 2021 zijn opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de voor die bewezenverklaring gebruikte bewijsmiddelen aannemelijk is geworden dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten door het verkopen en toepassen van de niet-toegelaten biociden Formaline, Kilcox, Virex en Envirex en niet-toegelaten biociden die de werkzame stoffen Fipronil en Amitraz bevatten.
Periode
Veroordeelde is onder meer veroordeeld voor het samen met [medeveroordeelde] feitelijk leiding geven aan overtreding van artikel 43 Wet op de Gewasbestrijdingsmiddelen en biociden, gepleegd door [veroordeeld bedrijf 1] en [veroordeeld bedrijf 2] , gedurende de periode van 1 januari 2015 tot en met 10 augustus 2017. De facturen van [veroordeeld bedrijf 1] en [veroordeeld bedrijf 2] over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 stonden niet ter beschikking van het onderzoeksteam, waardoor er geen specificatie van de opbrengsten, gesplitst in gebruikte middelen, arbeid en overige componenten beschikbaar was. De factuur met de laatste datering die is gebruikt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is van juni 2017.
Gelet hierop zal de rechtbank bij de bepaling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgaan van een periode van 1 januari 2016 tot en met juni 2017.
3.3.2.2 Het door [veroordeeld bedrijf 1] wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst
Op werkbonnen en facturen uit de administratie van [veroordeeld bedrijf 1] en [veroordeeld bedrijf 2] staan de middelen vermeld die door beide vennootschappen vervolgens werden (door)verkocht aan de pluimveehouders. Aan de hand van de facturen en werkbonnen kan worden vastgesteld dat in 2017 door [veroordeeld bedrijf 1] een hoeveelheid van 5.093 liter, ter waarde van € 15.282,50, van het product Formaline is verkocht. In 2016 werd van Formaline 22.955 liter voor een totaalbedrag van
€ 52.527,15 verkocht. Van het product Kilcox is in het jaar 2017 voor een bedrag van in totaal € 812,50, 50 liter verkocht en in het jaar 2016 een hoeveelheid van 1.144 liter voor een bedrag van € 18.138,70. Van de producten Virex en Envirex samen, werden in 2016 106 stuks verkocht (42 stuks Virex en 64 stuks Envirex) voor een bedrag van € 8.468,50. In 2017 zijn deze producten blijkens de facturen en werkbonnen niet gebruikt. [1]
Correctie
In de periode van 1 januari 2016 tot en met april 2016 werden door [veroordeeld bedrijf 1] facturen verstuurd waarbij een totaalprijs is gefactureerd voor ‘ontsmettingswerkzaamheden’. Op deze facturen ontbreekt een verdere uitsplitsing. Uit de werkbonnen behorende bij deze facturen blijkt dat in alle gevallen de niet toegelaten biocide Formaline is gebruikt. De omzet van deze facturen is opgenomen in de opbrengst 2016 voor Formaline.
Naast de Formaline zijn er volgens de werkbonnen bij deze werkzaamheden ook toegelaten middelen gebruikt. De verkoopopbrengst van deze andere gebruikte middelen behoort niet tot het wederrechtelijk verkregen voordeel. Ammoniak en Virocid zijn toegelaten middelen en daarom worden deze tegen de verkoopprijs die werd gehanteerd in de 2e helft van 2016 in mindering gebracht op de opbrengst 2016. [2] De verkoopprijs van Ammoniak was in 2016
€ 0,85 per liter en voor Virocid was dat € 8,-- per liter. Blijkens de werkbonnen is in 2016 620 liter Ammoniak verkocht hetgeen neerkomt op een totaalopbrengst van € 527,-- (620 x € 0,85). Van Virocid is 124 liter verkocht, wat betekent dat dit € 992,-- (124 x € 8,--) heeft opgebracht in 2016. In totaal dient er derhalve een bedrag van € 1.519,-- (€ 527,-- + € 992,--) op de opbrengst van 2016 in mindering te worden gebracht.
Kosten
[veroordeeld bedrijf 1] / [veroordeeld bedrijf 2] namen de middelen Kilcox, Virex en Envirex af bij de Belgische firma [bedrijf] . Blijkens de facturen die [bedrijf] aan [veroordeeld bedrijf 1] heeft verstuurd, heeft [veroordeeld bedrijf 1] in 2016 2.275 liter Kilcox, 72 eenheden van 10 kg Virex en 158 eenheden van 20 Kg Envirex afgenomen. [3] Van het product ‘Formaline 37 % Breustedt 21,6 kg’ werden, in de jaren 2016 en 2017 tezamen, 1.203 verpakkingen ingekocht. Dit betekend dat er een totaalhoeveelheid van 25.984,80 Kg (1.203 stuks x 21,6 kg) werd ingekocht, hetgeen overeenkomt met ongeveer 25.060 liter (21,6 kg Formaline is gelijk aan 20 liter Formaline). [4]
In 2016 kostte 20 liter Formaline € 10,73 (= € 0,54 per liter) en in 2017 € 12,21 (= € 0,61 per liter). Voor Kilcox moest in 2016 € 205,-- per 25 liter (= € 8,20 per liter) worden betaald, voor Virex € 90,75 per 10 kg en voor Envirex € 29,50 per 20 kg.
Op de werkbonnen worden de hoeveelheden van Kilcox en Fomaline per liter vermeld. Bij Virex en Envirex is dat per verpakking.
Het totaal aan inkoopkosten per niet-toegelaten biocide kan aldus worden berekend door de hoeveelheid van het product, zoals blijkens de werkbonnen is verkocht, te vermenigvuldigen met de inkoopprijs per liter dan wel per stuk. Dat levert de navolgende berekening op met betrekking tot het jaartal 2016:
Formaline 5.093 liter x € 0,61 = € 3.106,73
Kilcox 50 liter x € 8,20 = € 410,--
En met betrekking tot het jaar 2017:
Formaline 22.955 liter x € 0,54 = € 12.395,70
Kilcox 1.144 liter x € 8,20 = € 9.380,80
Virex 42 stuks x € 90,75 = € 3.811,50
Envirex 64 stuks x € 29,50 = € 1.888,--
Inkoopkosten overige middelen
In de periode van 1 januari 2016 tot en met april 2016 werden door [veroordeeld bedrijf 1] facturen verstuurd waarbij een totaalprijs is gefactureerd voor ‘ontsmettingswerkzaamheden’. Op deze facturen ontbreekt een verdere uitsplitsing. Uit de werkbonnen behorende bij deze facturen blijkt dat in alle gevallen de niet toegelaten biocide Formaline is gebruikt.
De totale omzet van deze facturen is opgenomen in de opbrengst 2016 voor Formaline. Daar staan de inkoopkosten tegenover die hierop in aftrek gebracht moeten worden; zowel de inkoopkosten van de Formaline als de inkoopkosten van de andere niet toegelaten middelen.
De inkoopkosten van de andere niet toegelaten middelen (Envirex, Virex en Kilcox) worden als volgt berekend:
Inkoopkosten overige middelen (naast Formaline) op werkbonnen omzet ontsmettingen
Aantal op werkbon (A)
Inkoopprijs (B)
Totale kosten (AXB)
Envirex
24
€ 29,50
€ 708,--
Virex
9
€ 90,75
€ 816,75
Kilcox
211
€ 8,20
€ 1.730,20
€ 3.254,95
Overige kosten
Kosten zijn volgens vaste jurisprudentie alleen aftrekbaar indien:
- veroordeelde deze niet gemaakt zou hebben als hij de strafbare feiten niet gepleegd zou hebben;
- deze kosten in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict; en
- daadwerkelijk gemaakt (betaald) zijn.
Aan de hand van de balans en winst & verlies rekening is beoordeeld dat de kosten voor inkoop arbeid (inhuur zzp-ers), autokosten (brandstof auto’s) en kosten voor inventaris en machines, als overige relevante (variabele) kosten voor aftrek in aanmerking kunnen komen. [5] Dit levert over de beide jaren, weergegeven in een tabel, de volgende kosten op:
2016
2017
A
7110 inkoop arbeid 21%
€ 762,--
-
B
7210 inkoop arbeid 6 %
€ 231,--
-
C
Totaal autokosten
€ 2.828,--
€ 2.917,--
D
Totaal kosten inventaris en machines
€ 19.900,--
€ 4.186,--
E
Totaal
€ 23.721,--
€ 7.103,--
Deze kosten worden opgenomen in de berekening naar rato van de omzet zoals die uit de eigen ‘balans en winst & verlies rekening’ van [veroordeeld bedrijf 1] blijkt:
2016
2017
F
Opbrengst niet toegelaten biociden
€ 77.615,--
€ 16.095,--
G
Omzet volgens kolommenbalans
€ 188.471,--
€ 100.806,--
F/G
41.18 %
15.96 %
E
Totaal toerekenbare overige kosten
€ 23.721,--
€ 7.103,--
F/G
Opbrengst niet toegelaten biociden in % van de omzet
41.18 %
15.96 %
E* F/G
Totaal overige kosten
€ 9.768,--
€ 1.134,--
Samenvattend
Het wederrechtelijk verkregen voordeel door [veroordeeld bedrijf 1] bedraagt op basis van het vorenstaande:
2017 (€)
2016 (€)
Totaal (€)
Opbrengst niet toegelaten biocide Formaline
15.282,50
52.527,15
67.809,65
Correctie verkoopopbrengst 2016 wel toegelaten middelen
-1.519,00
-1.519,00
Inkoopkosten niet toegelaten biocide Formaline
-3.106,73
-12.395,70
-15.502,43
Inkoopkosten overige niet toegelaten middelen (naast Formaline) op werkbonnen omzet ontsmettingen
-3.254,95
-3.254,95
Bruto marge niet toegelaten biocide Formaline
12.175,77
35.357,50
47.533,27
Opbrengst niet toegelaten biocide Kilcox
812,50
18.138,70
18.951,20
Inkoopkosten niet toegelaten biocide Kilcox
-410,00
-9.380,80
-9.790,80
Bruto marge niet toegelaten biocide Kilcox
402,50
8.757,90
9.160,40
Opbrengst niet toegelaten biociden Envirex/ Virex
8.468,50
8.468,50
Inkoopkosten niet toegelaten biociden Envirex/Virex
-5.699,50
-5.699,50
Bruto marge niet toegelaten biociden Envirex/ Virex
0,00
2.769,00
2.769,00
Totaal bruto marge
12.578,27
46.884,40
59.462,67
Overige kosten
-1.134,00
-9.768,00
-10.902,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel
11.444,27
37.116,40
48.560,67
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen aldus de omvang van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel door [veroordeeld bedrijf 1] vast op een bedrag van € 48.560,67.
3.3.2.3 Het door [veroordeeld bedrijf 2] wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst
Aan de hand van de facturen en de werkbonnen uit de administratie van [veroordeeld bedrijf 2] kan worden vastgesteld hoeveel de verkoop en toepassing van de middelen met de werkzame stof Fipronil en de werkzame stof Amitraz hebben opgebracht. De door [veroordeeld bedrijf 2] gebruikte middelen met de namen Dega-16, Dega 1 L, Dega P, Fyprorein, Fyprocleaner en Mentho-Boast betreffen allemaal niet-toegelaten biociden en bevatten allemaal de werkzame stof Fipronil. [veroordeeld bedrijf 2] paste deze niet-toegelaten biociden direct toe bij de pluimveehouders waar zij de bloedluisbestrijding verzorgde.
In het jaar 2017 is van de middelen Dega 16, Dega L en Dega P in totaal 2.607,50 liter gebruikt door [veroordeeld bedrijf 2] , hetgeen een totaal van € 392.819,75 heeft opgebracht. In 2016 is een hoeveelheid van in totaal 2.678,50 liters gebruikt van de middelen Fyprorein, Fyproclean, Mentho-Boast, Dega-16 en Dega 16 P en dit heeft tezamen een bedrag van € 507.749,31 opgeleverd.
Met betrekking tot het middel Miteclean, dat de werkzame stof Amitraz bevat, kan op basis van de facturen en werkbonnen worden vastgesteld dat er in 2017 door [veroordeeld bedrijf 2] 943,50 liter van is gebruikt en dat dit heeft geleid tot een opbrengst van € 77.548,75. In 2016 werd er van Miteclean 795 liter gebruikt, hetgeen € 47.952,50 heeft opgeleverd.
Kosten
[veroordeeld bedrijf 2] kocht haar producten in bij de Belgische firma [bedrijf] . Blijkens de facturen die [bedrijf] aan [veroordeeld bedrijf 2] stuurde, kostte een liter Dega 16 in 2016 € 75,05 en in 2017
€ 75,27. Voor een liter Dega 1 L betaalde [veroordeeld bedrijf 2] in 2017 €132,20 en een liter Dega P kostte zowel in 2016 als in 2017 € 139,62. De middelen Fyprorein, Fyproclean en Mentho-Boast werden alleen in 2016 ingekocht en deze kostten toen respectievelijk € 124,60,
€ 122,80 en € 73,50 per liter. [6]
Het totaal aan inkoopkosten per niet-toegelaten biocide kan aldus worden berekend door de hoeveelheid van het product – zoals blijkens de werkbonnen verkocht – te vermenigvuldigen met de inkoopprijs per liter. Dit levert de navolgende berekeningen op voor de inkoopkosten in het jaar 2016:
Dega-16 707,50 liter x € 75,05 = € 53.097,88
Dega-16 P 44,50 liter x € 139,62 = € 6.213,09
Mentho-Boast 1.496,50 liter x € 73,50 = € 109.992,75
Fyprorein 251 liter x € 124,60 = € 43.734,60
Fyproclean 79 liter x € 122,80 = € 9.701,20
En met betrekking tot 2017:
Dega 16 2.527,50 liter x € 75,27 = € 190.244,93
Dega 16 L 58 liter x € 132,20 = € 7.667,60
Dega 16 P 22 liter x € 139,62 = € 3.071,64
Wanneer de inkoopkosten van bovenstaande producten worden opgeteld, volgt dat het totaalbedrag aan inkoopkosten voor 2016 € 222.739,52 bedraagt en voor 2017 € 200.984,17.
Voor het product Miteclean, bevattende Amitraz, geldt dat de inkoopprijs in 2016 en 2017 gelijk was en € 52,30 bedroeg. Van dat product werd blijkens de werkbonnen in 2016 795 liter gebruikt, zodat dit neerkomt op € 41.578,50 (795 x € 52,30) aan inkoopkosten. In 2017 werden er 945,50 liter Miteclean verkocht, wat betekent dat de inkoopkosten € 49.449,65 (945,50 x € 52,30) waren.
Kosten inhuur derden
[veroordeeld bedrijf 2] huurde regelmatig zzp’ers in om te helpen bij de bloedluisbestrijding. Met die kosten van inhuur van zzp’ers is rekening gehouden bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit de auditfile van de administratie van [veroordeeld bedrijf 2] , die betrekking heeft op boekjaren 2016 en 2017, zijn boekingen gefilterd die zijn geboekt op de grootboekrekening “7110 Inkoop arbeid 21%". In totaal is er in 2017
€ 11.794,50 geboekt op grootboekrekening “7110 Inkoop arbeid 21%” en in 2016 was dit een bedrag van € 13.387,12. Uit onderzoek is gebleken dat tot mei 2016 voor deze boekingen de grootboekrekening "7100 Inkopen hoog” is gebruikt. In de periode van 1 januari tot en met mei 2016 is er voor een bedrag van € 7.426,47 geboekt op de grootboekrekening ”7100 Inkopen hoog”. Daarnaast is er in 2017 op de grootboekrekening “7210 Inkoop arbeid 6%” € 200,-- geboekt. [7] Hieruit volgt dat het inhuren van zzp’ers in 2016 in totaal € 20.813,58 en in 2017 in totaal € 11.994,50 heeft gekost.
Overige kosten
Zoals gezegd zijn kosten volgens vaste jurisprudentie alleen aftrekbaar indien:
- veroordeelde deze niet gemaakt zou hebben als hij de strafbare feiten niet gepleegd zou hebben;
- deze kosten in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict; en
- daadwerkelijk gemaakt (betaald) zijn.
Naast de inkoopkosten van biociden en de kosten voor de inhuur van derden heeft [veroordeeld bedrijf 2] nog meer kosten gemaakt. Gelet op het feit dat nagenoeg de gehele bedrijfsvoering was gericht op het bestrijden van bloedluis met niet-toegelaten biociden en bijna de gehele omzet daarmee is behaald, is het aannemelijk dat de overige kosten ook een stuk lager waren uitgevallen als deze strafbare feiten niet waren gepleegd. Alle overige kosten, zoals die aan de hand van de balans en winst & verlies rekening kunnen worden vastgesteld, worden daarom in aftrek op het wederrechtelijk verkregen voordeel gebracht. Dit betreft, weergegeven in een tabel, de volgende kosten:
Overige kosten
2016 (€)
2017 (€)
Totaal
Bedrijfslasten
Overige personeelskosten
765,78
1.428,25
Afschrijvingen
24.556,08
15.972,00
Autokosten
9.621,82
2.957,29
Algemene kosten
16.651,42
14.672,64
Huisvestingskosten
4.800,00
2.400,00
Kosten inventaris en machines
18.991,00
15.694,88
Verkoopkosten
4.421,10
3.664,06
Overige bedrijfskosten
3.402,47
1.254,71
Totaal bedrijfslasten
83.209,67
58.043,83
Financiële lasten
2.115,51
Totaal financiële baten en lasten
2.115,51
1.176,26
Buitengewone lasten
1.011,26
Totaal financiële baten en lasten
1.011,26
-0,96
Totaal overige kosten
86.336,44
59.219,13
Samenvattend
Het wederrechtelijk verkregen voordeel door [veroordeeld bedrijf 2] bedraagt op basis van het vorenstaande:
2017 (€)
2016 (€)
Totaal (€)
Opbrengst Fipronil
392.819,75
507.749,31
900.569,06
Inkoopkosten Fipronil
200.984,17
222.739,52
423.723,69
Bruto marge Fipronil
191.835,58
285.009,79
476.845,37
Opbrengst Amitraz
77.548,75
47.952,50
125.531,25
Inkoopkosten Amitraz
49.449,65
41.578,50
91.028,15
Bruto marge Amitraz
28.099,10
6.374,00
34.473,10
Totaal bruto marge
219.934,68
291.383,79
511.318,47
Inhuur derden
11.994,50
20.813,59
32.808,09
Overige kosten
59.219,13
86.336,44
145.555,57
Wederrechtelijk verkregen voordeel
148.721,05
184.233,76
322.954,81
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen aldus de omvang van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel door [veroordeeld bedrijf 2] vast op een bedrag van € 322.954,81.
3.3.3
Concluderend
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [medeveroordeelde] en [veroordeelde] de enige vennoten van de vennootschappen [veroordeeld bedrijf 1] en [veroordeeld bedrijf 2] zijn. Hoewel door de raadslieden van beide vennoten is gesteld dat zij allebei voor gelijke helften deelden in de winst, is dit niet nader onderbouwd en blijkt dit nergens uit, zodat dit door de rechtbank niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Nu de rechtbank dit niet kan vaststellen, gaat zij er vanuit dat [medeveroordeelde] en [veroordeelde] ieder voor de volle 100 % gerechtigd waren tot de winst.
De rechtbank stelt op grond van het hiervoor overwogene en de wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor elk der vennoten vast op een bedrag van € 371.515,48 ( 48.560,67 + 322.954,81).
De rechtbank stelt voorts vast dat [medeveroordeelde] en [veroordeelde] als vennoot op grond van artikel 18 van het Wetboek van Koophandel ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het geheel aan schulden van beide vennootschappen.
Dat [medeveroordeelde] en [veroordeelde] eveneens hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van het volledige door de vennootschappen wederrechtelijk verkregen voordeel, volgt daarnaast ook uit het feit dat zij beiden zijn veroordeeld voor het medeplegen van feitelijk leidinggeven aan de verboden gedragingen door [veroordeeld bedrijf 1] en [veroordeeld bedrijf 2] .
De rechtbank overweegt dat vanzelfsprekend geldt dat bij betaling door de een, de ander zal zijn gekweten en onderling verhaal mogelijk is.
3.4
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de pluimveehouders geleden schade dat het voor de hand ligt dat deze schade in mindering zal worden gebracht door de executierechter als bedoeld in artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank ziet geen aanleiding daar in dit stadium rekening mee te houden, omdat een betalingsverplichting nog niet vast staat. Tussen partijen is geen definitieve overeenstemming bereikt over de schadeafwikkeling en evenmin is er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak die tot enige betaling van schade verplicht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 371.515,48.
3.5
De vaststelling van de gijzeling
De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 365 dagen.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 371.515,48(driehonderdeenenzeventigduizendvijfhonderdvijftien euro en achtenveertig eurocent);
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van een bedrag van
€ 371.515,48(driehonderdeenenzeventigduizendvijfhonderdvijftien euro en achtenveertig eurocent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt te vervallen indien en voor zover een of meer van de medeveroordeelden heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat;
- bepaalt dat de duur van de gijzeling van veroordeelde die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021.
Buiten staat
Mr. Orriëns-Schipper en mr. Melaard zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Bijlage 1 Opstellen omzet overzichten 2016 en 2017.
2.Bijlage 2 Analyse omzet ontsmettingswerkzaamheden.
3.DOC-11279.
4.AMB-00289; DOC-02775.
5.DOC-11312 tot en met DOC-11318.
6.DOC-10965 tot en met DOC-10966.
7.DOC-11308 tot en met DOC-11311.