ECLI:NL:RBOVE:2021:4776

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
C/08/273169 / KG ZA 21-249
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in bescheiden met betrekking tot schadeclaimsamenwerkingsovereenkomst en schikking

In deze zaak, die op 21 december 2021 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben eisers, bestaande uit een besloten vennootschap en een naamloze vennootschap, een vordering ingesteld tegen Reggeborgh Participaties B.V., Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. De eisers vorderden inzage in bescheiden die verband houden met een schadeclaimsamenwerkingsovereenkomst die op 8 oktober 2010 was gesloten. Deze overeenkomst betrof de verdeling van schade-uitkeringen die de Stichting Ex Aequo et Bono zou ontvangen, naar aanleiding van schade die was geleden door de heer [A] als gevolg van het handelen van de heer [C] en Reggeborgh Participaties B.V. in verband met de mislukte beursnotering van World Online. De eisers stelden dat zij recht hadden op een deel van de opbrengst van een schikking die was bereikt tussen de Stichting en Reggeborgh Participaties B.V. en dat inzage in de vaststellingsovereenkomst noodzakelijk was om hun rechtmatige belangen te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van eisers tegen Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. moesten worden toegewezen, terwijl de vordering tegen Reggeborgh Participaties B.V. niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat deze rechtspersoon niet meer bestond. De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv was voldaan, en dat eisers een rechtmatig belang hadden bij de gevraagde inzage. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot afgifte van de gevraagde bescheiden binnen zeven dagen en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval zij hieraan niet zouden voldoen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/273169 / KG ZA 21-249
Vonnis in kort geding van 21 december 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] , Groot-Brittannië,
eisers,
advocaten mr. O. de Wit en mr. J.O. Berlage te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGGEBORGH PARTICIPATIES B.V.,
gevestigd te Rijssen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGGEBORGH BESTUUR B.V.,
gevestigd te Rijssen,
3. de naamloze vennootschap
AREND RIJSSEN N.V.,
gevestigd te Rijssen,
gedaagden,
advocaten mr. D.M. de Knijff te Den Haag.
Partijen zullen hierna gezamenlijk ‘ [eiser 1] c.s.’ (in mannelijk enkelvoud) en ‘Reggeborgh c.s.’ (in vrouwelijk enkelvoud) genoemd worden. Afzonderlijk zullen ze ieder bij hun eigen naam worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 10 november 2021
  • de producties van Reggeborgh c.s.
  • de mondelinge behandeling die online heeft plaatsgevonden,
  • de pleitnota van [eiser 1] c.s.
  • de pleitnota van Reggeborgh c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat het over?

2.1
Op 8 oktober 2010 hebben [eiser 1] c.s. en [A] (toen [B] , hierna: [A] ) enerzijds en de Stichting Ex Aequo et Bono (hierna: de Stichting) een schadeclaimsamenwerkingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. In die overeenkomst hebben zij onder andere afspraken gemaakt over de verdeling van de schade-uitkeringen die de Stichting zal ontvangen. [A] wilde de schade vergoed zien, die zij stelde te hebben geleden als gevolg van het handelen van onder andere de heer [C] (hierna: [C] , destijds commissaris van World Online en Reggeborgh Participaties B.V.) ten aanzien van de mislukte beursnotering van World Online International B.V.. [A] had [eiser 1] c.s. gevraagd haar daarin bij te staan, waartoe op 21 april 2010 de Stichting is opgericht. Bij akte van cessie van 9 oktober 2010 heeft [A] haar vorderingen op [C] en Reggeborg Participaties B.V. gecedeerd aan de Stichting. Daarna heeft de Stichting [C] en Reggeborgh Participaties B.V. in rechte betrokken, waarbij de Stichting € 182.681.479,00 aan schadevergoeding vorderde. De Stichting heeft jarenlang geprocedeerd tegen [C] en Reggeborgh Participaties B.V.. In april 2020 werd [eiser 1] c.s. verrast door berichten in de media dat de zaak tussen de Stichting en Reggeborgh Participaties B.V. was geschikt. [eiser 1] c.s. hebben geprobeerd duidelijkheid te verkrijgen over de bereikte schikking, maar zonder resultaat. Op 17 juni 2020 is de Stichting wegens gebrek aan baten ontbonden. Op 8 september 2020 is
Reggeborgh Participaties B.V. ontbonden.
Standpunt [eiser 1] c.s.
2.2.
[eiser 1] c.s. maakt aanspraak op een deel van de opbrengst van de schikking. Hij heeft niet conform de overeenkomst meegedeeld in het overeengekomen schikkingsbedrag tussen de Stichting en Reggeborgh Participaties B.V.. Inzage in de vaststellingsovereenkomst is noodzakelijk voor [eiser 1] c.s. om zijn rechtmatige belangen te waarborgen. De Stichting en haar bestuurders, [D] en [E] , hebben geweigerd om [eiser 1] c.s. in te lichten over de bereikte schikking. [eiser 1] c.s. heeft met succes twee 843a Rv procedures gevoerd tegen de Stichting (bij de rechtbank Amsterdam, vonnis 14 september 2020) én tegen Mazu, de bewaarder van de boeken en de bescheiden van de Stichting (bij de rechtbank Zeeland-West Brabant, vonnis 30 september 2021), maar beide partijen weigeren te voldoen aan de vonnissen. Bij beschikking van 29 april 2021 heeft de rechtbank Amsterdam het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. In die procedure heeft de heer [F] , voorheen actief voor/binnen het Reggeborgh-concern, op 22 september 2021 onder ede verklaard dat hij eind 2019/begin 2020 namens [C] /Reggeborgh een schikking heeft onderhandeld met [A] en haar echtgenoot [G] . Die schikking hield volgens
[F] in dat [C] /Reggeborgh 11,3 miljoen euro zouden betalen en dat in ruil daarvoor alle procedures tegen [C] /Reggeborgh zouden worden gestaakt, inclusief de procedure voor ruim 182 miljoen euro. De familie [B] / [A] weigert [eiser 1] c.s. eveneens te informeren over de bereikte schikking. [eiser 1] ziet zich daarom genoodzaakt zich tot Reggeborg c.s. te wenden.
Standpunt Reggeborgh c.s.
2.3.
Reggeborg c.s. voert verweer. Reggeborgh Participaties B.V. bestaat niet meer en dus moet [eiser 1] c.s. niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen jegens haar. De inzagevordering jegens Arends Rijssen N.V. dient te worden afgewezen omdat de verplichting van een bewaarder slechts ziet op de financiële administratie en daartoe behoren niet de stukken waarvan afgifte is gevorderd. Zij heeft de stukken ook niet.
Voor het overige heeft [eiser 1] c.s. geen spoedeisend belang bij het gevorderde.
De bewering van [eiser 1] c.s. dat zij al twee jaar bezig is met het achterhalen van de inhoud van de regeling is het voorzienbare gevolg van de door haar gekozen aanpak en blijft voor haar rekening. [eiser 1] c.s. heeft al die tijd geen inzagevordering tegen [A] ingesteld, dat is opmerkelijk. [A] is hun wederpartij. Inzage blijkt ook helemaal niet nodig, want [F] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor bij de rechtbank Amsterdam verklaard dat een ‘settlement’ is overeengekomen met als uitkomst een schikkingsbedrag van 11,3 miljoen euro. Daarmee heeft [eiser 1] c.s. de door haar verlangde opheldering gekregen. [eiser 1] c.s. kan met die informatie rechtsvorderingen instellen tegen de Stichting en/of [A] . Het gaat hier bovendien om vertrouwelijke informatie die gevraagd wordt. Bij de schikking is strikte geheimhouding overeengekomen. De heer [C] wenst dat te respecteren.

3.Wat vindt de voorzieningenrechter?

3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat mr. De Knijf zich, in afwijking van de pleitnota, ter zitting eveneens heeft gesteld als advocaat voor Reggeborgh Participaties B.V.
3.2.
De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is of Reggeborgh c.s. gehouden is afgifte van de door [eiser 1] c.s. verlangde stukken aan [eiser 1] c.s. te verstrekken.
3.3.
De voorzieningenrechter vindt dat de vorderingen tegen Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. moeten worden toegewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Ontvankelijkheid jegens Reggeborgh Participaties B.V.
3.4.
Reggeborgh Participaties B.V. bestaat niet meer. Zij is op 8 september 2020, naar zeggen van mr. De Knijf wegens gebrek aan baten, ontbonden zonder dat vereffening heeft plaatsgevonden. Een ontbonden rechtspersoon kan in rechte worden betrokken, maar daarvoor dient [eiser 1] c.s. wel aannemelijk te maken dat er nog een bate is (zie HR 26 maart 2004,
JOR2004/127 en HR 3 december 2010,
JRV2011/300). [eiser 1] c.s. heeft niet gesteld dat er nog een bate is. [eiser 1] c.s. dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering jegens Reggeborgh Participaties B.V..
Kan de vordering zich richten tot Reggeborgh Bestuur B.V.?
3.5
Dat de vordering tot inzage zich kan richten tot Reggeborgh Bestuur B.V. komt doordat deze B.V. de enige bestuurder was van Reggeborgh Participaties B.V. en als zodanig over de gevorderde stukken kan beschikken.
Kan de vordering zich richten tot Arend Rijssen N.V.?
3.6.
De vordering tot inzage kan zich mede richten tot Arend Rijssen N.V.. De taak van een bewaarder is – in tegensteling tot hetgeen Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. beweren – niet slechts beperkt tot financiële bescheiden (waartoe niet de stukken behoren waarvan afgifte wordt gevorderd). Zoals de voorzieningenrechter in de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda, bij vonnis van 30 september 2021 (overgelegd als productie 4 door [eiser 1] c.s.) ook al heeft overwogen kan er vanuit worden gegaan dat de Stichting als procespartij over bescheiden beschikt(e) met betrekking tot de wijze van beëindiging van de procedure/het geschil. Voldoende aannemelijk is dan ook dat Arend Rijssen N.V, als bewaarder van de boeken en bescheiden van de ontbonden Stichting, over de verlangde stukken beschikt.
3.7.
[eiser 1] c.s. is daarmee ontvankelijk in zijn vorderingen zowel tegen
Reggeborgh Bestuur B.V. als tegen Arend Rijssen N.V..
Spoedeisend belang
3.8.
Anders dan Reggeborg Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. betogen, heeft [eiser 1] c.s. een voldoende spoedeisend belang bij afgifte van de gevraagde informatie.
In verband met een door [eiser 1] c.s. tegen de Stichting en/of [A] in te dienen vordering heeft hij er belang bij dat hij de afschriften waarop de vordering ziet zo spoedig mogelijk ontvangt. Met die informatie kan hij afwegen of een procedure voldoende kansrijk is. Onbetwist is voorts dat de twee toewijzende vonnissen waarover [eiser 1] c.s. beschikt niet tot enig resultaat hebben geleid. Van [eiser 1] c.s. kan in redelijkheid niet worden verlangd dat hij een bodemprocedure afwacht.
Artikel 843a Rv
3.9.
Voor toewijzing van de vordering op grond van artikel 843a Rv is noodzakelijk dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen, alsmede dat sprake is van een rechtmatig belang van [eiser 1] c.s. bij afgifte. Verder dienen de af te geven bescheiden voldoende bepaald te zijn. In geval er gewichtige redenen zijn die zich tegen de afgifte verzetten of een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte is gewaarborgd, kan de vordering worden afgewezen.
3.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden van
artikel 843a Rv is voldaan. [eiser 1] c.s. heeft een rechtmatig belang bij afgifte van de stukken. [eiser 1] c.s. wenst informatie over de vaststellingsovereenkomst.
Die ‘opheldering’ is niet voldoende verkregen met de verklaring van [F] , zoals Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. beweren. [eiser 1] c.s. weet niet met wie de vaststellingsovereenkomst is gesloten. Ook is hem niet duidelijk wat de voorwaarden voor betaling waren, op welke wijze, aan wie en waarmee is betaald en hoe de procedure van de Stichting precies is geëindigd. Hij heeft via de media het bestaan van de schikking moeten vernemen. [eiser 1] c.s. maakt op grond van de overeenkomst met de Stichting aanspraak op een deel van de opbrengst van de procedure tegen dan wel de schikking met Reggeborgh/ [C] . Door afgifte van de verlangde stukken kan [eiser 1] c.s. beoordelen of hij vervolgstappen zal ondernemen en een vordering uit hoofde van wanprestatie en/of onbehoorlijk bestuur en/of onrechtmatige daad jegens de Stichting en/of [A] zal instellen. Ook aan de overige vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Het gaat om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij [eiser 1] c.s. partij is (de overeenkomst). Voor de toepassing van artikel 843a lid 1 Rv is niet vereist dat tussen [eiser 1] c.s. enerzijds en Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. anderzijds een rechtsbetrekking bestaat (zie HR 10 juli 2015, CLI:NL:HR:2015:1834). Het gaat er om dat de verlangde stukken zien op een rechtsbetrekking die [eiser 1] c.s. zelf aangaat. Daarvan is sprake aangezien niet ter discussie staat dat [eiser 1] c.s. partij is bij de overeenkomst.
Het gaat ook om ‘voldoende bepaalde bescheiden’. De door [eiser 1] c.s. verlangde informatie is voldoende gespecificeerd. Ook is duidelijk voor welk doel de informatie nodig is, namelijk om te achterhalen wat de bereikte schikking inhoudt en hoe deze tot stand is gekomen, zodat de proceskansen kunnen worden ingeschat. Van een ‘fishing expedition’ is geen sprake.
3.11.
Dat de gevraagde informatie vertrouwelijk is, zoals Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. stellen, staat niet aan toewijzing van de gevorderde afgifte in de weg. Het belang van [eiser 1] c.s. bij waarheidsvinding weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan de geheimhoudingsplicht die Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. stellen te hebben jegens [A] . Handhaving van geheimhouding kan een gewichtige reden zijn in de zin van artikel 843a lid 4 Rv. Het ligt op de weg van Reggeborg Bestuur B.V en Arend Rijssen N.V., om daartoe voldoende te stellen.
Dat hebben zij niet gedaan. Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. hebben, ook na betwisting door [eiser 1] c.s., niet aannemelijk gemaakt waaruit dat belang tot geheimhouding bestaat. De enkele stelling van Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. dat strikte geheimhouding is overeengekomen ten aanzien van de totstandkoming en inhoud van de vaststellingsovereenkomst is daartoe onvoldoende. Dat [C] geheimhouding wenst te respecteren en na bijna twee decennia van aansprakelijkheidstellingen en procedures van de zijde van [A] niet opnieuw wil worden geconfronteerd met verwijten en acties van haar kant, kan evenmin een gewichtige reden opleveren die zich verzet tegen de gevorderde afgifte.
3.12.
Dat er (minder bezwarende) alternatieven zijn voor [eiser 1] c.s. om de verlangde informatie te verkrijgen staat evenmin aan toewijzing van de verlangde afgifte in de weg. [eiser 1] c.s. heeft, zoals de voorzieningenrechter hiervoor al heeft overwogen, belang bij afgifte van de verlangde bescheiden om zijn vordering en zijn proceskansen inzichtelijk te maken. Hij heeft dat belang voldoende onderbouwd en hij heeft overigens aannemelijk gemaakt dat hij deze informatie niet al heeft of op andere wijze aan deze informatie kan komen. Dat [eiser 1] c.s. inmiddels ook een 843a Rv procedure tegen het echtpaar [A] is gestart, maakt het bovenstaande niet anders.
3.13.
Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. hebben geen uitdrukkelijk verweer gevoerd tegen de specifieke bescheiden (a) tot en met (f) waarvan [eiser 1] c.s. afgifte heeft gevorderd, zodat de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat deze van belang zijn voor [eiser 1] c.s.
3.14.
Dat Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. stellen dat zij niet bekend zijn met het bestaan van de sub (b) tot en met (e) genoemde bescheiden, dan wel dat zij de gevorderde stukken niet hebben, maakt – wat daar verder ook van zij – niet dat afgifte van de gevorderde bescheiden moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter acht die stelling overigens ook niet aannemelijk. Mocht het inderdaad zo zijn dat
Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. niet over de verlangde stukken beschikken, dan zijn zij als gelieerde vennootschap respectievelijk bewaarder, in de positie om die stukken snel te kunnen bemachtigen. De stelling dat onder sub (f) enkel vertrouwelijke financiële gegevens worden gevraagd, die een derde volgens Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. niet hoeft te verstrekken, kan evenmin leiden tot afwijzing van de gevraagde bescheiden.
3.15.
Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. zijn gehouden de door
[eiser 1] c.s. verlangde bescheiden te verstrekken. De vordering tegen hen zal worden toegewezen, waarbij een termijn van zeven dagen om aan de veroordeling te voldoen redelijk wordt geacht.
3.16.
De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als volgt.
3.17.
Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van
[eiser 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 238,42 (2 exploten x 119,21)
- griffierecht 309,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.527,42.
3.18
De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna wordt vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1
verklaart [eiser 1] c.s. niet-ontvankelijk in zijn vordering tegen Reggeborgh Participaties B.V.;
4.2.
veroordeelt Reggeborg Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. hoofdelijk binnen zeven werkdagen na dit vonnis tot afgifte van kopieën van:
de naar aanleiding van de gesprekken tussen het echtpaar [A] en de heer [F] gesloten (vast)stellingsovereenkomst;
alle overeenkomst(en) tussen de Stichting enerzijds en Reggeborg en/of [C] anderzijds in verband met de beëindiging van de gerechtelijke procedure(s) van de Stichting tegen Reggeborgh en/of [C] ;
alle overeenkomst(en) tussen [A] , en/of enige (voormalige) bestuurder van de Stichting enerzijds en Reggeborgh en/of [C] anderzijds in verband met de beëindiging van de gerechtelijke procedure(s) van de Stichting tegen Reggeborgh en/of [C] ;
alle correspondentie tussen de Stichting enerzijds en Reggeborgh en/of [C] anderzijds in verband met de beëindiging van de gerechtelijke procedure(s) van de Stichting tegen Reggeborgh en/of [C] ;
alle correspondentie tussen [A] , en/of enig (voormalige) bestuurder van de Stichting, enerzijds en Reggeborgh en/of [C] anderzijds in verband met de beëindiging van de gerechtelijke procedures van de Stichting tegen Reggeborgh en/of [C] ;
alle bankafschriften van bedragen die zijn betaald door Reggeborgh, [C] of een aan (één van) hen gelieerde entiteit of persoon is verband met de beëindiging van de gerechtelijke procedures van de Stichting tegen Reggeborgh en/of [C] .
4.3.
veroordeelt Reggeborg Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. hoofdelijk om aan [eiser 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 4.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van elk € 500.000,00 is bereikt,
4.4.
veroordeelt Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.527,42 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Reggeborgh Bestuur B.V. en Arend Rijssen N.V. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: