In deze zaak vorderen eisers, de nabestaanden van een man die bij een bedrijfsongeval om het leven is gekomen, de terugbetaling van een ingehouden succesfee van gedaagde, die hen bijstond in hun schadevergoedingstraject. Gedaagde had een vaststellingsovereenkomst gesloten met de verzekeraar van de werkgever van de overledene, waarbij een schadevergoeding van € 210.000,00 werd overeengekomen. Gedaagde ontving een deel van deze schadevergoeding als succesfee, maar eisers ontdekten later dat gedaagde ook een kostenvergoeding van de verzekeraar had ontvangen. Dit leidde tot de vraag of gedaagde de ingehouden succesfee aan eisers moest terugbetalen, nu hij ook een vergoeding voor gemaakte kosten had ontvangen.
De rechtbank Overijssel oordeelde dat gedaagde niet het bewijs had geleverd dat er kosten voor derden waren gemaakt die hij had betaald. De oorspronkelijke opdrachtovereenkomst tussen partijen stelde dat gedaagde zijn kosten zou dekken via een succesfee, en dat eisers zelf verantwoordelijk waren voor eventuele kosten van derden. Gedaagde had weliswaar een kostenvergoeding ontvangen van de verzekeraar, maar dit betekende niet dat hij ook recht had op de succesfee. De rechtbank concludeerde dat gedaagde de succesfee onverschuldigd had ontvangen en dat hij deze moest terugbetalen, verminderd met de startkosten die eisers nog aan gedaagde verschuldigd waren. De rechtbank veroordeelde gedaagde tot betaling van € 39.119,20 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 april 2015.
De rechtbank legde ook de proceskosten ten laste van gedaagde, aangezien hij in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor duidelijke afspraken in opdrachtovereenkomsten en de verplichting om kosten en vergoedingen transparant te communiceren.