ECLI:NL:RBOVE:2021:4885

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
C/08/273583 / KG ZA 21-255
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van overwaarde na echtscheiding en de uitleg van het echtscheidingsconvenant

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Overijssel op 23 december 2021, staat de verdeling van de overwaarde van de verkochte woning centraal. Partijen, die eerder getrouwd waren, hebben in hun echtscheidingsconvenant afspraken gemaakt over de overwaarde, maar zijn het oneens over de interpretatie van deze afspraken. Eiser in conventie vordert dat de volledige overwaarde van € 32.142,65 aan hem toekomt, terwijl gedaagde in conventie stelt dat de overwaarde bij helfte verdeeld moet worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitleg van het echtscheidingsconvenant in samenhang met de gemaakte afspraken moet worden bekeken. De rechter concludeert dat de overwaarde, na aflossing van de huwelijkse schulden, inderdaad bij helfte verdeeld moet worden, omdat eiser in conventie niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De vordering van eiser in conventie wordt afgewezen, terwijl de vordering van gedaagde in reconventie wordt toegewezen. Eiser in conventie wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de uitbetaling van de overwaarde, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/273583 / KG ZA 21-255
Vonnis in kort geding van 23 december 2021
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.E. Kikkert te Enschede,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.W. Haafkes te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 november 2021,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van 9 december 2021,
  • de mondelinge behandeling op 9 december 2021, waarbij [eiser in conventie] is verschenen, bijgestaan door mr. Kikkert, en waarbij [gedaagde in conventie] is verschenen, bijgestaan door mr. Haafkes. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Op 25 juli 2018 hebben partijen een echtscheidingsconvenant ondertekend en op 30 augustus 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2.
In artikel 1.1 van het echtscheidingsconvenant staat:
“1.1 De man is gelet op het feit dat er ten tijde van het huwelijk van partijen aanzienlijk schulden zijn ontstaan, die hij voor zijn rekening zal nemen, in die zin dat hij daarvoor betalingsregelingen moet treffen, geen bijdrage verschuldigd in het levensonderhoud van de vrouw.
De volledige draagkracht van de man zal worden aangewend voor aflossing van de huwelijkse schulden.
2.3.
In artikel 2.3 van het echtscheidingsconvenant staat:
“2.3 (…)
Ter zake de verdeling van de netto verkoopopbrengst (= verkoopopbrengst minus de kosten van de verkoop woning) hebben partijen de volgende afspraken gemaakt:
(…)
- In geval de verkoop van de woning een positieve verkoopopbrengst tot gevolg heeft (overwaarde wordt gerealiseerd), dan zal deze overwaarde allereerst worden gebruikt om de later in het convenant vermelde schulden zoveel mogelijk af te lossen. Partijen zullen de notaris verzoeken de schulden af te lossen voor hen. Indien de notaris hiertoe niet bereid is, zal de man overgaan tot aflossing van de schulden en zal hij de vrouw bewijsstukken ter beschikking stellen waaruit blijkt welke schulden zijn afgelost van het bedrag aan overwaarde dat is ontstaan na verkoop woning.
Indien na aflossing van de hieronder vermelde schulden nog een restantbedrag aan overwaarde resteert, zal dit bedrag bij helfte tussen partijen worden verdeeld. De man zal de alsdan resterende helft van het overgebleven bedrag aan de vrouw voldoen.”
2.4.
In artikel 3.1 van het echtscheidingsconvenant staat:
“3.1 Partijen nemen als peildatum voor de samenstelling en de waardering van de gemeenschap de peildatum van de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding zijnde 28 juni 2016.(…)”
2.5.
Uit artikel 3.4 van het echtscheidingsconvenant volgt dat partijen op 28 juni 2016 een schuld hadden van in totaal € 41.477,83 en dat er per maand € 1.227,50 wordt afgelost.
In artikel 3.5 van het echtscheidingsconvenant is opgenomen dat [eiser in conventie] zorg zal dragen voor aflossing en betaling van deze schulden en [gedaagde in conventie] zal vrijwaren voor alle aanspraken daaruit.
2.6.
De gezamenlijke woning van partijen is verkocht en de overwaarde van € 32.142,65 is op 26 oktober 2018 gedeponeerd bij het “Zentralen Zahlstelle der Justiz Hamm” van het Amtsgericht Ahaus.
2.7.
Op 30 december 2019 heeft [gedaagde in conventie] een verzoekschrift tot vaststelling van partneralimentatie ingediend. Op 29 april 2021 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bepaald dat [eiser in conventie] vanaf 1 januari 2020 een bedrag van € 1.067,00 per maand aan partneralimentatie aan [gedaagde in conventie] moet betalen. Deze beslissing is in kracht van gewijsde gegaan.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser in conventie] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
  • bepaalt dat het bedrag van € 32.142,65 dat bij het Amtsgericht Ahaus in depot staat, volledig aan [eiser in conventie] toekomt;
  • [gedaagde in conventie] veroordeelt om haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan nakoming van het convenant en uitkering van het geldbedrag van € 32.142,65 aan [eiser in conventie] , op een door hem aan te geven bankrekening;
  • [gedaagde in conventie] veroordeelt tot het betalen van een dwangsom van € 4.500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 32.000,00;
  • bepaalt dat, indien [gedaagde in conventie] niet binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan, het vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw tot uitkering van het geldbedrag van € 32.142,65.
subsidiair:
- [gedaagde in conventie] veroordeelt om een bedrag van € 31.567,27 aan [eiser in conventie] te betalen, als vergoeding van de door hem geleden schade;
met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser in conventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het echtscheidingsconvenant zo moet worden gelezen dat de gezamenlijke schulden van partijen met de overwaarde van de woning zouden worden afgelost. De totale schuldenlast van partijen was € 41.477,83. [eiser in conventie] heeft inmiddels € 31.567,27 uit eigen middelen betaald en lost de rest nog af. Hij stelt dat de gehele overwaarde van de woning van € 32.142,65 dan ook aan hem toe moet komen.
Subsidiair stelt [eiser in conventie] dat [gedaagde in conventie] onrechtmatig handelt door het echtscheidingsconvenant niet na te komen, dan wel dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van het echtscheidingsconvenant. Hij stelt dat [gedaagde in conventie] daarom de door hem geleden schade, bestaande uit het afgeloste bedrag van € 31.567,27, moet vergoeden.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde in conventie] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, zijn medewerking te verlenen aan het uitbetalen bij helfte van de gelden die door het Amtsgericht Ahaus in depot worden gehouden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 35.000,00.
4.2.
[gedaagde in conventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat uit het echtscheidingsconvenant volgt dat de overwaarde van de woning bij helfte moet worden verdeeld. Zij stelt dat het de bedoeling van partijen was dat de draagkracht van [eiser in conventie] voor partneralimentatie, zou worden gebruikt voor het aflossen van de gezamenlijke schulden. Zij hebben volgens haar daarom in het echtscheidingsconvenant een bedrag van € 1.227,50 per maand voor aflossingen opgenomen. [gedaagde in conventie] stelt dat zij het aantal maanden dat benodigd was voor aflossing van de schulden heeft gewacht, voordat zij een verzoekschrift heeft ingediend tot vaststelling van partneralimentatie. Volgens [gedaagde in conventie] had [eiser in conventie] met alle alimentatiebedragen die hij heeft bespaard, de schuld al lang kunnen aflossen. Als hij nu ook nog de volledige overwaarde uitbetaald zou krijgen, zou [gedaagde in conventie] in feite alle schulden hebben afgelost. Volgens haar moet de overwaarde dan ook bij helfte worden verdeeld.
4.3.
[eiser in conventie] voert verweer.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

Spoedeisend belang

5.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet sprake zijn van spoedeisend belang bij de vorderingen. [eiser in conventie] stelt dat hij schulden heeft die hij niet direct kan voldoen en dat het LBIO dreigt incassomaatregelen in te zetten, zoals loonbeslag, waardoor hij in een financieel nijpende situatie terecht zal komen. Met de overwaarde die in depot staat, zou hij zijn schulden kunnen betalen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser in conventie] hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
Overwaarde
5.2.
In deze zaak gaat het om de vraag of de overwaarde van de verkochte woning van partijen volledig aan [eiser in conventie] toekomt of dat partijen ieder de helft zouden moeten krijgen. Partijen hebben afspraken over de overwaarde gemaakt in het echtscheidingsconvenant. Zij verschillen echter van mening over wat zij met deze afspraken bedoeld hebben.
5.3.
Volgens vaste jurisprudentie moeten overeenkomsten niet alleen worden uitgelegd op basis van hun letterlijke bewoordingen, maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium).
5.4.
In artikel 2.3 van het echtscheidingsconvenant staat dat de overwaarde van de woning gebruikt zal worden voor het aflossen van de huwelijkse schulden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet deze bepaling echter gelezen worden in samenhang met artikel 1.1 van het echtscheidingsconvenant.
5.5.
In artikel 1.1 van het echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat [eiser in conventie] de schulden die tijdens het huwelijk van partijen zijn ontstaan voor zijn rekening zal nemen, dat zijn volledige draagkracht voor aflossing van de schulden zal worden gebruikt en dat hij daarom geen partneralimentatie verschuldigd is.
De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat partijen kennelijk hebben bedoeld dat [eiser in conventie] de huwelijkse schulden zou aflossen
in plaats vanhet betalen van partneralimentatie aan [gedaagde in conventie] . Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt een redelijke uitleg van deze bepalingen mee dat er ná aflossing van alle schulden dus wel draagkracht zou zijn voor het betalen van partneralimentatie.
5.6.
Als [eiser in conventie] de schulden zou hebben afgelost zoals partijen zijn overeengekomen in het echtscheidingsconvenant, dan zouden op 26 oktober 2018 alle huwelijkse schulden kunnen zijn afbetaald. Partijen zijn het er namelijk over eens dat het de bedoeling was dat [eiser in conventie] vanaf 28 juni 2016 elke maand € 1.227,50 zou aflossen en op 26 oktober 2018 kwam de overwaarde van de woning vrij. Met deze overwaarde zou de resterende schuld afgelost kunnen zijn. In dat geval zou [eiser in conventie] dus vanaf 26 oktober 2018 partneralimentatie aan [gedaagde in conventie] hebben kunnen betalen. De resterende overwaarde van de woning zou dan lager zijn geweest, maar dat restant zou dan wel bij helfte moeten worden verdeeld.
5.7.
Dit is echter niet gebeurd. [eiser in conventie] heeft niet maandelijks € 1.227,50 afgelost en heeft de overwaarde niet kunnen gebruiken om de huwelijkse schulden mee af te lossen. [gedaagde in conventie] heeft gewacht met het vorderen van partneralimentatie totdat alle schulden betaald hadden kunnen zijn met de bespaarde partneralimentatie. De voorzieningenrechter oordeelt dat het toewijzen van de volledige overwaarde aan [eiser in conventie] in dit geval in strijd is met hetgeen partijen hebben bedoeld af te spreken in het echtscheidingsconvenant.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het in lijn is met hetgeen partijen in het echtscheidingsconvenant hebben bedoeld dat [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] beide de helft van de overwaarde van de woning zullen ontvangen. Dat betekent dat de vordering van [eiser in conventie] moet worden afgewezen en dat de vordering van [gedaagde in conventie] in reconventie wordt toegewezen. De voorzieningenrechter zal [eiser in conventie] daarom veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het bij helfte uitbetalen van het geld dat bij het Amtsgericht Ahaus in depot staat.
Dwangsom
5.9.
De door [gedaagde in conventie] gevorderde dwangsom zal worden toegewezen zoals hierna bepaald.
Proceskosten
5.10.
Vanwege de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst het gevorderde af,
in reconventie
6.2.
veroordeelt [eiser in conventie] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, zijn medewerking te verlenen aan het uitbetalen bij helfte van het geldbedrag van € 32.142,65 dat door het Amtsgericht Ahaus in depot wordt gehouden voor partijen onder dossiernummer [1] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,00,
6.3.
verklaart onderdeel 6.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: