ECLI:NL:RBOVE:2021:4912

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
08.090133.21, 08-319361-21, 08-079223-20 + TUL (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man voor diefstal, wapens bezit en straatroof met geweld

Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, het bezit van wapens en een straatroof. De man heeft samen met anderen een jongen onder bedreiging bestolen van zijn kettingen, horloge, mobiele telefoon en geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 maart 2021 in Zwolle, samen met medeverdachten, een ketting en mobiele telefoon van het slachtoffer heeft gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen, evenals de bewijsstukken. De rechtbank oordeelde dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen was, maar dat niet alle tenlastegelegde feiten konden worden bewezen. De verdachte is ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van wapens, waaronder een boksbeugel en een nabootsing van een vuurwapen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van twaalf maanden gematigd tot zes maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet onderbouwd was. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.090133.21, 08-319361-21, 08-079223-20 + TUL (P)
Datum vonnis: 23 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. van den Ing en van wat door verdachte en zijn raadsman
mr. S.J.F. van Merm, advocaat in Maastricht, naar voren is gebracht.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten als volgt:
  • de feiten van de zaak met parketnummer 08.090133.21 als feiten 1 en 2;
  • de feiten van de zaak met parketnummer 08-079223-20 als feiten 3 en 4;
  • het feit van de zaak met parketnummer 08-319361-21 als feit 5.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Zwolle:
feit 1:alleen of met anderen een ketting en mobiele telefoon van [slachtoffer 1] heeft gestolen en ……..daarbij geweld heeft gebruikt, en/of [slachtoffer 1] heeft afgeperst en daarbij een ketting en ……..een ring afhandig heeft gemaakt op 30 maart 2021;
feit 2:een (val)mes en boksbeugel voorhanden heeft gehad op 30 maart 2021;
feit 3:een nabootsing van een vuurwapen voorhanden heeft gehad op 23 januari 2020;
feit 4:een boksbeugel voorhanden heeft gehad op 23 januari 2020;
feit 5:alleen of met anderen onder meer een horloge en telefoon van [slachtoffer 2] heeft ……..gestolen en daarbij heeft gedreigd op 18 september 2019.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij, op of omstreeks 30 maart 2021 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (hals)ketting en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] :
- (terwijl hij, die [slachtoffer 1] , op de grond lag) één of meermaals (met kracht)

op/in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of stompen en/of

- (vervolgens) meermaals, althans éénmaal, (met kracht) aan een (hals)ketting (om

de nek/hals) van die [slachtoffer 1] te trekken;

en/of
hij, op of omstreeks 30 maart 2021 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een (hals)ketting, en/of een ring, en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- (terwijl hij, die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermaals (met kracht) op/in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of stompen en/of
- (vervolgens) meermaals, althans éénmaal, (met kracht) aan een (hals)ketting (om de nek/hals) van die [slachtoffer 1] te trekken en/of
- (daarbij)(meermaals) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen (zakelijk weergeven): "doe die ketting af" en/of "geef mij jouw ring" en/of "hang op en geef mij je telefoon", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
feit 2
hij, op of omstreeks 30 maart 2021 te Zwolle, een of meerdere wapen(s):
- van categorie I, onder 1°, te weten een (val)mes en/of
- van categorie I, onder 3°, te weten een boksbeugel, (telkens) voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

feit 3
hij op of omstreeks 23 januari 2020 te Zwolle een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen (merk Walther, model P99), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) voorhanden heeft gehad;
feit 4
hij op of omstreeks 23 januari 2020 te Zwolle een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
feit 5
hij op of omstreeks 18 september 2019 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer kettingen, een horloge, een mobiele telefoon en/of (een portemonnee met) 20 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met meerdere personen die [slachtoffer 2] te benaderen en/of omcirkelen waardoor die [slachtoffer 2] in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt, zodoende voor hem een dreigende situatie te doen ontstaan en/of hem te zeggen dat hij zijn waardevolle spullen moest afstaan omdat hij anders in elkaar geslagen zou worden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Voor feit 1 geldt volgens de officier dat de diefstal met geweld ziet op een ketting en telefoon en de afpersing op de andere ketting en een ring. Hij acht de verklaring van aangever geloofwaardig.
De officier van justitie heeft gesteld dat hij ten aanzien van feit 5 niet twijfelt aan de aangifte, zodat het feit kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feiten 2 tot en met 4. Ten aanzien van feit 1 en 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat verdachte de kettingen en telefoon van [slachtoffer 1] onder zich had, maar dat het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening ontbrak. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman betoogd dat verdachte ontkent iets van [slachtoffer 2] te hebben weggenomen. Hij heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan een diefstal met geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot een gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 1 en overweegt aanvullend op de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 30 maart 2021 met [slachtoffer 1] en medeverdachte [slachtoffer 3] in Zwolle was en dat er onenigheid is ontstaan met [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] die dag letsel heeft opgelopen.
[slachtoffer 1] en verdachte hebben ieder een eigen lezing over wat er is gebeurd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door verdachte en [slachtoffer 3] is mishandeld, dat zijn kettingen door verdachte van zijn hals zijn getrokken, dat er spullen van hem zijn gestolen en dat hij is afgeperst. Verdachte ontkent dit. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] een harde duw heeft gegeven. Verdachte heeft de kettingen van [slachtoffer 1] , die op de grond lagen, meegenomen en in zijn broekzak gestoken. De kettingen golden volgens verdachte als onderpand voor de theemokken die [slachtoffer 1] van hem kapot zou hebben geslagen. De mobiele telefoon van [slachtoffer 1] was in het bezit van verdachte, omdat [slachtoffer 1] deze bij hem zou hebben opgeladen.
De kettingen en de telefoon van [slachtoffer 1] zijn in een broek van verdachte aangetroffen. Dat [slachtoffer 1] theemokken van verdachte kapot zou hebben gemaakt, maakt niet dat verdachte de kettingen mocht afpakken om als onderpand te gebruiken. [slachtoffer 1] heeft hiervoor geen toestemming gegeven en verdachte heeft zich de kettingen en telefoon dus wederrechtelijk toegeëigend. De ten laste gelegde diefstal is daarom bewezen.
De vraag is of verdachte geweld heeft gebruikt om de genoemde spullen van [slachtoffer 1] te stelen of door gebruik van dit geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van die goederen.
De aangifte van [slachtoffer 1] vindt op belangrijke punten geen steun in overige bewijsmiddelen. Zo volgt onder meer uit de letselverklaring niet dat er letsel is aangetroffen in de nek of hals van [slachtoffer 1] door het lostrekken van de kettingen. Evenmin kan worden vastgesteld dat de kettingen kapot zijn.
Er is weliswaar geweld uitgeoefend door verdachte, maar niet is vast te stellen dat er verband is tussen dit geweld en het wegnemen van de spullen. Verdachte zal van het gedeelte in de tenlastelegging dat ziet op het geweld daarom partieel worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank niet af dat verdachte de diefstal samen met [slachtoffer 3] heeft gepleegd. Verdachte zal van het medeplegen worden vrijgesproken.
Feit 2 tot en met 4
De rechtbank acht de feiten 2 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert haar oordeel op de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen.
Feit 5
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert haar oordeel op de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de telefoon wilde teruggeven, maar dat deze door een ander werd aangepakt, ongeloofwaardig gelet op de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 30 maart 2021 te Zwolle, een (hals)ketting en een mobiele telefoon die aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij op 30 maart 2021 te Zwolle, wapens:
- van categorie I, onder 1°, te weten een (val)mes en
- van categorie I, onder 3°, te weten een boksbeugel,
voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij op 23 januari 2020 te Zwolle een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen (merk Walther, model P99), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
feit 4
hij op 23 januari 2020 te Zwolle een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
feit 5
hij op 18 september 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, kettingen, een horloge, een mobiele telefoon en 20 euro, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door met meerdere personen die [slachtoffer 2] te benaderen en omcirkelen waardoor die [slachtoffer 2] in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt, zodoende voor hem een dreigende situatie te doen ontstaan en hem te zeggen dat hij zijn waardevolle spullen moest afstaan, omdat hij anders in elkaar geslagen zou worden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen
waarbij het onvoorwaardelijke deel zo kort mogelijk duurt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en bij herhaling aan het bezit van wapens. Daarnaast heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. Verdachte heeft samen met anderen een jongen omcirkeld en hem onder bedreiging bestolen van zijn kettingen, horloge, mobiele telefoon en 20 euro. Dit feit vond op een middag in een park plaats, waarvan dus meerdere mensen getuige konden zijn. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte, zo lijkt het, min of meer toevallig in zo’n situatie verzeild raakt. Deze feiten leiden tot maatschappelijke onrust en tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid, zowel bij de slachtoffers als onder de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 24 november 2021. Verdachte is eerder voor een straatroof en het bezit van een wapen veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de gepleegde feiten en het strafblad van verdachte niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank sluit aan bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die uitgaan bij een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Naast de straatroof heeft verdachte zich ook aan andere feiten schuldig gemaakt. Omdat de straatroof een oud feit betreft, houdt de rechtbank het bij een gevangenisstraf van zes maanden voor alle feiten. Voor een voorwaardelijk strafdeel is geen plaats meer, mede gezien het negatieve verloop van het schorsingstoezicht, waarbij verdachte zijn eigen plan trok en uit beeld verdween.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Voor de materiële schade wordt een bedrag van € 300,- gevorderd. Deze post ziet op schade aan schoenen en het verliezen van een zilveren ring. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de vordering toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 650,-.
De gevorderde schade ten aanzien van de ring is niet onderbouwd, de benadeelde dient ten aanzien daarvan niet-ontvankelijk verklaard te worden. De officier van justitie vindt een bedrag van € 500,- voor immateriële schade redelijk.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd en benadeelde ten aanzien daarvan niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De raadsman heeft verzocht het immateriële schadedeel te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte gedeeltelijk van dit feit wordt vrijgesproken. Verdachte wordt door de rechtbank verantwoordelijk gehouden voor de diefstal van kettingen en een mobiele telefoon. De schade ziet op andere posten dan de goederen die onderwerp zijn geweest van de bewezen diefstal. Dit geldt ook voor het immateriële deel dat ziet op schade naar aanleiding van geweld dat zou hebben plaatsgevonden. Verdachte wordt voor dat gedeelte vrijgesproken.
De rechtbank zal vanwege het voorgaande geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf toe te wijzen.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten schuldig heeft gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 Sr en 13 WWM.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
diefstal;
feit 2, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5, het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes maanden;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
niet-ontvankelijkis in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 20-001837-16
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 22 november 2017 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
vier maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Feit 1 [1]
- de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Op 30 maart 2021 was ik met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in Zwolle. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] hadden ruzie. Ik zag dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 3] sloeg en [slachtoffer 3] wilde hem naar de grond werken. [slachtoffer 1] lag op de grond. Ik heb de kettingen meegenomen. Ik had de kettingen en telefoon van [slachtoffer 1] in mijn broekzak.
- het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 1 april 2021, pagina 44, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 30 maart 2021 (…) kregen van de meldkamer Oost-Nederland het verzoek om te gaan naar (…) Zwolle (…) De verdachte betrof [verdachte] geboren [geboortedatum] . Ter plaatse werd (…) de aangehouden verdachte [verdachte] aan ons overgedragen. (…) Wij hoorde van de collega dat deze groene Camouflage broek van de verdachte [verdachte] was. Deze groene Camouflage broek had de verdachte aan ten tijde van het incident. (…) Bij de insluiting op het hoofdbureau hebben wij de goederen uit de groene Camouflage broek gehaald. Wij verbalisanten haalden er twee zilveren kettingen en een mobiele telefoon van het merk Alcatel uit de broekzak. (…)
- het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 30 maart 2021, pagina 24-26, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 30 maart 2021 (…) was ik samen (met) [verdachte] (…) In de bijlage "goederen" zijn enkele weggenomen goederen nader gespecificeerd. (…)
Object : Ketting
Kleur : Zilverkleurig
Land : Nederland
Eigenaar : [slachtoffer 1] , [adres 2]
(…)
Object : Ketting
Kleur : Zilverkleurig
Land : Nederland
Eigenaar : [slachtoffer 1] , [adres 2]
(…)
Object : Communicatieap (Telefoon)
Merk/type : Samsung
Land : Nederland
Eigenaar : [slachtoffer 1] , [adres 2]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] .
Feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021;
  • het proces-verbaal van bevindingen inclusief fotobijlage, opgemaakt op 31 maart 2021, pagina’s 42, 43.
Feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021;
  • het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 23 januari 2020, pagina’s 4 en 5;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen inclusief bijlagen opgemaakt op 25 februari 2020, pagina’s 13 tot en met 20.
Feit 4
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021;
  • het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 23 januari 2020, pagina’s 4 en 5;
  • het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 9 maart 2020, pagina 21.
Feit 5 [3]
- de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende:
Ik was op 18 september 2019 in het park bij de Sassenpoort in Zwolle. Ik zag dat een groepje jongeren om [slachtoffer 2] stond. (…) [slachtoffer 2] gaf mij zijn telefoon.
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] opgemaakt op 18 september 2019, pagina’s 10 tot en met 28, voor zover inhoudende:
Ik was vanmiddag op 18-09-2019 omstreeks 15:30 uur op de fiets bij de Sassenpoort in
Zwolle. (…) Ik zag een groep jongens van ongeveer 8 a 9 jongens mij naderen. (…)
ik zag en voelde dat een jongen uit de groep mijn bagagedrager vastpakte waardoor ik niet weg kon fietsen. Een ander jongen uit de groep kwam naar mij toe en zei: "je hebt [naam 1]
verkracht". (…) Ik zag dat rest van de jongens ook om mij heen gingen staan zodat ik niet weg kon en begonnen mij te intimideren door dreigende taal (…). Er werd wel gezegd dat ik mijn waardevolle spullen af moest staan anders werd ik in elkaar geslagen. Een van de jongen uit de groep zei: "wat heb je een mooie ketting om” . Ik zag de jongen de ketting om mijn nek vandaan haalde. Het waren twee gouden kettingen. (…) Ik zag en voelde dat hij toen mijn horloge welke ik om mijn linkerpols had zitten afdeed. Ik zag dat hij de kettingen in zijn zak stopte (…). Het horloge deed hij om zijn eigen pols (…). Jelle pakte vervolgens mijn portemonnee uit mijn rechter broekzak en haalde hier 20 euro en stopte dat bij zich. Hij gaf mij mijn portemonnee wel weer terug. Een andere jongen uit de groep vroeg vervolgens aan mij of ik mobiele telefoon had. De jongen voelde aan mijn zakken en hij haalde mijn telefoon, een Samsung Galaxy S7 edge uit mijn linker broekzak. Ik vroeg of ik de telefoon terug mocht maar dit mocht niet. Ik mocht wel mijn SIM kaartje en SD kaart uit de telefoon halen en moest hem resetten van de jongen. Ik zag dat jongen mijn telefoon in zijn broekzak stopte. (…). Ik bleef achter met drie jongens, de jongen die mijn telefoon had afgepakt en nog twee andere jongens. (…) De jongen heeft wel mijn telefoon gehouden. (…)
De jongen die mijn telefoon had afgepakt: Arabisch/Turks/Marokkaans afkomst,
ongeveer 20/21 jaar. Hij had een zwart north face petje op. Zij gezicht zat onder de
tatoeages en had een zwart kort baardje. Hij droeg een zwarte jas. Hij sprak met een
"zachte G". ongeveer 1,90/1,95 lang (…)
- het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [naam 2] , opgemaakt op 28 november 2019, pagina’s 69 tot en met 78, voor zover inhoudende:
V: Op woensdag 18 september 2019, omstreeks 15:30 uur, ontmoette je [slachtoffer 2] bij de
ingang van het Potgieterspark / Sassenpoort. Hoe ging dat?
A: Hij kwam er aan met zijn fiets. Ik stond daar te wachten. Ik had even met hem gepraat en toen kwamen er jongens op hem af, de jongens met wie ik eerder was. En toen begonnen ze aan [slachtoffer 2] en zijn spullen te zitten. (…) Die jongen pakte [slachtoffer 2] zijn fiets vast en een andere jongen begon aan [slachtoffer 2] zijn horloge te zitten. (…) Ik heb wel "kankermongool" gehoord en iets van "geef me je telefoon" of woorden van gelijke strekking (…) Degene die eerst op [slachtoffer 2] afliep had allemaal tatoeages in zijn gezicht. (…) V: Wat voor tatoeages had ie jongen in zijn gezicht? A: Het waren niet helemaal grote. Maar ze zaten onder zijn ogen, volgens mij beiden ogen. Hij had ze op zijn kaaklijn en op zijn neus en ook boven zijn wenkbrauwen. Zijn hele armen en nek enzo zaten ook onder. (…) Ik hoorde dat ze hem [naam 3] noemde. (…)
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] , opgemaakt op 21 juli 2020, pagina’s 79 tot en met 87, voor zover inhoudende:
(…) Toen [slachtoffer 2] bij het park kwam, heb ik mijn hand op zijn schouder gelegd en heb tegen
hem gezegd: Van je fiets af. Ik zag dat die andere jongens erbij kwamen en we
stonden met zijn allen om hem heen. Voordat ik de eerste klap uit kon delen, zag ik
dat een van die andere jongens het horloge van [slachtoffer 2] afpakte. Toen die jongen dat
deed, dook iedereen op [slachtoffer 2] . Iedereen wilde iets pakken en ik weet nog dat [slachtoffer 2]
zijn telefoon afgepakt werd, dat zijn kettingen afgepakt werden. (…)
V: [slachtoffer 2] verklaard dat iemand tegen hem zei dat hij zijn waardevolle spullen af moest
geven omdat hij anders in elkaar geslagen zou worden. Wat kan jij daarover vertellen?
A: Dat is volgens mij op een gegeven moment wel gezegd maar dat was volgens mij nadat
dat horloge werd gegrepen. Toen wilde iedereen buit. De hele sfeer sloeg ook om. (…) iemand anders pakte die telefoon net zo hard weer van [slachtoffer 2] af en hij vroeg de code aan [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] gaf de code en vroeg of hij zijn simkaart wel mocht houden. Hij kreeg toen zijn simkaart wel terug. (…)
- het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende onderzoek telefoon [naam 2] , opgemaakt op 9 september 2020, pagina’s 33 tot en met 67, voor zover inhoudende:
(…) Whats app gesprekken van 19 september 2019: (…) Iets later op de dag appt verdachte [naam 2] naar verdachte [naam 4] dat " [naam 3] " boos op haar is, omdat ze zogenaamd gelogen zou hebben over een verkrachting. Ze zegt "maarja hz zou ik m laten rippen als hij dat niet had gedaan tcoh". Hiermee lijkt ze te refereren aan de beroving van aangever [slachtoffer 2] . Ze verklaart dat [slachtoffer 2] (aangever [slachtoffer 2] ) zelfs nu nog liegt en dat hij de waarheid moet zeggen. Ze is bang voor " [naam 3] ". Verdachte ven Veenen verklaart dat [naam 3] [slachtoffer 2] niet moet geloven en dat hij verdachte [naam 2] niets zal doen. En dat [naam 3] in eerste instantie meedeed omdat [slachtoffer 2] verdachte [naam 2] had geslagen.. (…)
Whats app gesprekken van 18 november 2019:
Verdachte [naam 2] (…) benoemd dat " [naam 3] " " [naam 3] " heet. (…)
Whats app gesprekken van 20 september 2019:
(…) Ze vraagt aan Jordi of ze gewoon naar de stad kan komen of dat [naam 3] haar dan ook
gaar rippen. (…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021142434. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021142434 (feit 2) , PL0600-2020107133 (feit 3 en 4). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019530917. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.