Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Datum vonnis: 20 december 2021
[Verzoeker sub 1] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
beiden wonende te [woonplaats] , [adres] ,
30 juni 2017 is BB & F Salland B.V., gevestigd te Hardenberg, tot opvolgend (beschermings)bewindvoerder benoemd.
de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V.,
verder te noemen: ABN AMRO,
de eenmanszaak [A] ,
verder te noemen: [A] ,
gemachtigde Smit en Legebeke Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te Ommen,
verder te noemen: de deurwaarder.
Het procesverloop
[F] , werkzaam als consulent bij de Gemeentelijke Kredietbank, verschenen. Namens [A] is de heer [B] ter terechtzitting verschenen. Namens ABN AMRO is niemand ter terechtzitting verschenen. Van de behandeling ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
€ 374,14 per maand. De totale schuldenlast van [Verzoeker sub 1] en [Verzoekster sub 2] bedraagt volgens het verzoekschrift € 150.429,05, verdeeld over 25 schuldeisers. Alle schuldeisers hebben een concurrente vordering. Er zijn geen schuldeisers met een preferente vordering.
€ 16.182,53 aan de schuldeisers kunnen worden uitgekeerd.
€ 38,50 per maand. Daarnaast is in de berekening van het vrij te laten bedrag een lager bedrag aan te ontvangen kostgeld opgenomen dan volgens de richtlijnen bij het Vtlb-rapport gerekend zou moeten worden. Het voorstel is derhalve niet volledig en juist gedocumenteerd. Daarnaast hebben [Verzoeker sub 1] en [Verzoekster sub 2] in de eerste periode van het schuldbemiddelingstraject een lager bedrag ten behoeve van de schuldeisers gereserveerd dan het bedrag dat conform een juiste berekening gereserveerd had moeten worden. Niet is gebleken of en zo ja op welke manier [Verzoeker sub 1] en [Verzoekster sub 2] dit verschil in spaarcapaciteit bij het slagen van het minnelijk traject zouden gaan compenseren ten behoeve van de schuldeisers. Door deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat [Verzoeker sub 1] en [Verzoekster sub 2] een maximaal haalbaar aanbod aan hun schuldeisers hebben gedaan. Hier komt nog bij dat volgens de verklaring van de heer [F] de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling gunstiger zal zijn voor de schuldeisers, omdat de schuldeisers dan een hogere uitkering kunnen verwachten dan op basis van het minnelijk traject.