Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door verzoekster, die in 2013 gescheiden is en alleen woont met haar twee minderjarige kinderen. Verzoekster heeft een parttime inkomen van € 1.240,15 per maand en een totale schuldenlast van € 50.989,74 aan Quion hypotheekbemiddeling, voortvloeiend uit de restschuld na de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Tijdens de zitting op 8 november 2021 heeft verzoekster toegelicht dat de bank de woning heeft verkocht en dat zij bereid is om fulltime te werken, maar dat zij tot nu toe niet naar een fulltime baan heeft gezocht. Quion heeft als voorwaarde gesteld dat verzoekster fulltime moet werken om tot een minnelijke regeling te komen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om haar schulden te betalen. De rechtbank benadrukt dat een voorwaarde voor toelating tot de schuldsaneringsregeling is dat de schuldenaar moet aantonen dat hij niet kan voortgaan met het betalen van zijn schulden. De rechtbank concludeert dat er mogelijkheden zijn voor verzoekster om in overleg met Quion tot een oplossing te komen, en dat deze mogelijkheden nog onvoldoende zijn onderzocht. Bovendien heeft verzoekster niet aangetoond dat zij aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling kan voldoen, aangezien zij tot nu toe geen stappen heeft ondernomen om haar situatie te verbeteren.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet, omdat verzoekster niet heeft voldaan aan de inspanningsplicht die van haar verwacht mag worden. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die een andere beslissing rechtvaardigen.