ECLI:NL:RBOVE:2021:4945

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
271093 FT RK 21.563
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende stabiliteit en verslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 december 2021 het verzoek van [verzoeker] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal kunnen nakomen. De rechtbank constateerde dat [verzoeker] nog steeds verslaafd is aan wiet, wat de behandeling van zijn psychische problematiek belemmert. De rechtbank benadrukte dat het noodzakelijk is dat [verzoeker] eerst stabiel abstinent is van wiet en een substantiële voortgang boekt in zijn behandeling voordat hij opnieuw een beroep kan doen op de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het procesverloop in acht genomen, waarbij [verzoeker] eerder een schuldhulpverleningstraject bij de GKB Assen had, dat was gestrand. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat [verzoeker] in februari 2022 al in staat zou zijn om betaalde arbeid te verrichten, gezien zijn huidige situatie. De rechtbank concludeerde dat er gegronde vrees bestaat dat [verzoeker] in een schuldsaneringsregeling zijn verplichtingen niet naar behoren zal nakomen, wat zou kunnen leiden tot een tussentijdse beëindiging van de regeling.

De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet, maar gaf aan dat [verzoeker] in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen zodra zijn situatie stabiliseert.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
rekestnummer: 271093 FT RK 21.563
uitspraakdatum: 6 december 2021
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoeker] ,

geboren [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verder te noemen [verzoeker] .
Ten aanzien van de goederen van [verzoeker] is een onderbewindstelling uitgesproken met benoeming van [A] (handelend onder de naam Pak de Balans) tot (beschermings)bewindvoerder.

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 november 2021, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting zijn [verzoeker] , mevrouw [B] van Schuld Consult en de heer [A], de beschermingsbewindvoerder, verschenen. Verder is er niemand verschenen.

De beoordeling

De feiten
[verzoeker] is een alleenstaande man met drie minderjarige uitwonende kinderen. In het verzoekschrift is vermeld dat [verzoeker] niet alimentatieplichtig is.
Er is sprake van beschermingsbewind sinds 19 april 2012. Volgens het verzoekschrift zijn de schulden ontstaan door een middelenverslaving (ghb, cocaïne, speed en wiet). Volgens Dimence is [verzoeker] één à twee jaar geleden gestopt met het gebruik van cocaïne en amfetamine, maar gebruikt [verzoeker] nog wel wiet. In het verzoekschrift is vermeld dat [verzoeker] met regelmaat via een uitzendbureau betaald werk verricht, maar dat er dan loonbeslag wordt gelegd, waarna hij uit paniek stopt met zijn werkzaamheden.
In 2020 is een schuldhulpverleningstraject bij de GKB Assen gestrand, omdat [verzoeker] na het mislukken van het minnelijk traject, de benodigde stukken voor het opstellen van een verzoek wettelijke schuldsanering niet aanleverde.
Volgens het verzoekschrift bedraagt de totale schuldenlast € 51.433,53, waaronder de volgende schulden:
  • UWV (preferent) ad € 1.527,36, terugvorderingsbesluiten van 21 januari 2021, 2 februari 2021 en 15 april 2021;
  • Belastingdienst (concurrent) ad € 7.908,34
o Huurtoeslag ad € 5.709,34, 2014, 2015, 2017, 2018;
o Zorgtoeslag ad € 2.199,--, 2016, 2018, 2019;
  • Omnia Wonen ad € 3.432,93, 2020;
  • CJIB ad € 2.137,98, whav-boetes;
  • Gemeente Steenwijkerland ad € 1.370,16, 2021;
  • Zilveren Kruis ad € 5.028,01, 2007 tot en met augustus 2020;
  • Pleitmeesters ad € 1.430,--, 2007 tot en met 2021.
De behandeling ter zitting
Volgens de beschermingsbewindvoerder is er sprake van een alimentatieverplichting voor de drie kinderen van tussen de € 35,-- en € 50,-- per kind per maand. Volgens de beschermingsbewindvoerder is een verzoek om nihilstelling afgewezen. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de achterstand in betaling van alimentatie, waarvan de invordering uit handen is gegeven aan het LBIO tussen de € 1.200,-- en € 1.300,-- bedraagt. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat er tot recent schulden zijn ontstaan, omdat [verzoeker] de afgelopen jaren telkens werk van tijdelijke aard had, hoge reiskosten moest maken (in verband met werk in Apeldoorn) en er loonbeslag is gelegd. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat de terugvordering door het UWV ziet op terugvordering van WW-uitkering. Doordat [verzoeker] afwisselend een WW-uitkering ontving en via een uitzendbureau werkte, liep de WW-uitkering soms te lang door, maar kon het teveel ontvangen bedrag niet worden terugbetaald, omdat er al weer loonbeslag was gelegd. De afwisseling van werk en uitkering heeft ook geleid tot terugvordering van toeslagen, die door loonbeslag niet konden worden terugbetaald. Ook de schulden aan Omnia Wonen, gemeente Steenwijkerland (gemeentelijke belastingen), Zilveren Kruis en Pleitmeesters (Electrabel) zijn ontstaan door de wisselende inkomsten, de hoge reiskosten en het loonbeslag, aldus de beschermingsbewindvoerder.
Volgens de beschermingsbewindvoerder is het schuldhulpverleningstraject bij de GKB gestrand, omdat de GKB eisen aan [verzoeker] stelde waaraan hij niet kon voldoen.
[verzoeker] heeft verklaard dat hij alleen nog wiet gebruikt. Volgens [verzoeker] heeft hij een dubbeldiagnose bij Dimence, te weten: de verslaving aan wiet als psychische problematiek uit het verleden. Als [verzoeker] is gestopt met het gebruik van wiet, kan de behandeling van de psychische problemen starten. Volgens [verzoeker] zal er bij de aanpak van de psychische problematiek ‘moeten worden gegraven in zijn verleden’, waardoor de behandeling ‘pittig’ zal zijn. [verzoeker] volgt nu twee keer per week behandeling. Volgens [verzoeker] is het zijn doel om in februari 2022 weer aan het werk te gaan. [verzoeker] heeft verklaard nu niet te werken, omdat hij in behandeling is bij Dimence.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De rechtbank is van oordeel dat er op dit moment niet kan worden gesproken van een (voldoende) stabiele situatie om te starten met een schuldsaneringsregeling.
[verzoeker] is immers nog steeds verslaafd aan wiet en daardoor kan de behandeling van zijn psychische problematiek niet starten. Het is een feit van algemene bekendheid dat afkicken van middelen en alcohol met vallen en opstaan gaat. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat [verzoeker] in februari 2022 reeds met het verrichten van betaalde arbeid kan beginnen. Ook het feit dat recent, in 2020, nog een schuldhulpverleningstraject is gestrand wegens het niet aanleveren van informatie heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken. De verklaring van de beschermingsbewindvoerder dat de GKB het onmogelijke van [verzoeker] heeft verlangd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De rechtbank overweegt dat [verzoeker] op de goede weg is door zijn verslavingen aan cocaïne en amfetamine achter zich te hebben gelaten, maar [verzoeker] moet naar het oordeel van de rechtbank eerst stabiel abstinent zijn van het gebruik van wiet en dient een flink eind op weg te zijn met de behandeling van zijn psychische problemen voordat een (nieuw) beroep op de schuldsaneringsregeling kans van slagen heeft. De rechtbank acht gelet op vorenstaande op dit moment gegronde vrees aanwezig dat [verzoeker] in een schuldsaneringsregeling zijn verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. Een mogelijk gevolg hiervan is dat de schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd en de deur van de schuldsaneringsregeling voor [verzoeker] tien jaar dichtzit.
De huidige afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft aanzienlijk minder verstrekkende gevolgen. [verzoeker] kan immers als zijn situatie stabiel is opnieuw een beroep op de schuldsaneringsregeling doen.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] af op grond van artikel 288 lid 1 sub c Faillissementswet.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.