ECLI:NL:RBOVE:2021:5002

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
9227953 \ CV EXPL 21-2266
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens dringend eigen gebruik met toepassing van diplomatenclausule

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] c.s. en [X] c.s. over de beëindiging van een huurovereenkomst en de ontruiming van een huurwoning. [A] c.s., de eigenaren van de woning, hebben de huur opgezegd met een beroep op de diplomatenclausule, omdat zij van plan zijn terug te keren naar Nederland. De huurovereenkomst was op 16 augustus 2016 gesloten, en de huurprijs bedraagt momenteel € 1.322,73 per maand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 1 januari 2022 eindigt, en dat [X] c.s. de woning uiterlijk op die datum moeten ontruimen. De kantonrechter oordeelde dat het beroep op de diplomatenclausule slaagde, omdat aan de voorwaarden was voldaan. De vordering van [A] c.s. tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van ontbinding van de huurovereenkomst. De proceskosten werden toegewezen aan [A] c.s., die grotendeels in het gelijk zijn gesteld. De tegeneis van [X] c.s. werd niet beoordeeld, omdat deze afhankelijk was van de uitkomst van de vordering van [A] c.s.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9227953 \ CV EXPL 21-2266
Vonnis van 16 november 2021
in de zaak van

1.[A] ,

2.
[B],
allebei wonende te [woonplaats] (Nieuw-Zeeland),
eisende partij in conventie, verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. C.G. Huijsmans,
tegen

1.[X] ,

2.
[Y],
allebei wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. W. Hogenkamp.
Partijen worden hierna (in meervoud) [A] c.s. en [X] c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Eerder heeft de kantonrechter in deze zaak vonnis tussen partijen gewezen, dat is uitgesproken op 13 juli 2021. Daarin heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
Op 5 oktober 2021 hebben [A] c.s. geantwoord op de voorwaardelijke eis in reconventie. In deze akte hebben zij hun eis ook vermeerderd. Op 14 oktober 2021 hebben [A] c.s. bij akte een aanvullende productie overgelegd.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 20 oktober 2021 plaatsgevonden. Partijen zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De heer [A] nam via een videoverbinding deel aan de zitting. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting besproken is.
1.4.
De kantonrechter is voldoende ingelicht om een beslissing te kunnen nemen. Die beslissing wordt vandaag in dit vonnis opgenomen en toegelicht.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Wat er vaststaat

2.1.
[A] c.s. zijn eigenaren van de woning aan de [adres] in [plaats 1] (hierna ook: de woning). Vanwege hun vertrek naar Nieuw-Zeeland en omdat verkoop van de woning niet lukte, hebben [X] c.s. besloten om de woning te gaan verhuren.
2.2.
[A] c.s. hebben op 16 augustus 2016 een huurovereenkomst met [X] c.s. gesloten. Op grond van deze overeenkomst huren [X] c.s. de woning per 1 september 2016 van [A] c.s. De huurprijs bedraagt op dit moment € 1.322,73 per maand.
2.3.
In de huurovereenkomst is onder andere bepaald:
Duur, verlenging en opzegging
3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd met een minimum van 1 jaar, ingaande op01 september 2016.
Tijdens deze periode kunnen partijen deze overeenkomstwel[woord
nietmet pen toegevoegd, kantonrechter]
tussentijds door opzegging beëindigen. (…)
Indien in 3.1 een bepaalde tijd is opgenomen en deze periode verstrijkt zonder opzegging, loopt de overeenkomst voor onbepaalde tijd door. Beëindiging door opzegging dient te geschieden overeenkomstig 19 van de algemene bepalingen.
(…)
Bijzondere bepalingen
10.3
Diplomatenclausule
Tijdens de gehele huurperiode als bedoeld in artikel 3.1 heeft verhuurder het recht de huurovereenkomst tussentijds te beëindigen door middel van een opzegging:
a. indien de werkzaamheden van verhuurder worden verplaatst naar een locatie binnen een straal van 50 kilometer van het gehuurde en/of de verhuurder ontslag neemt/ontslagen wordt.
Opzegging dient te geschieden: - bij aangetekend schrijven of deurwaardersexploot en - vóór de eerste van een kalendermaand en - met een opzegtermijn van tenminste drie volle kalendermaanden en - met een kopie aan de in 9.1 genoemde beheerder. Partij is gehouden om op eerste verzoek schriftelijke stukken aan te dragen, ten bewijze van de noodzaak om de huurovereenkomst op te zeggen op de in dit artikel genoemde grond.(…)”
2.4.
[A] c.s. hebben de huur per 1 oktober 2021 opgezegd. Hiertoe is op 2 februari 2021 een exploot betekend aan [X] c.s. Hierbij is een begeleidende brief van de advocaat van [A] c.s. gevoegd. In die brief staat onder andere dat [A] c.s. eind 2021 willen terugkeren naar Nederland en dan de verhuurde woning in [plaats 1] opnieuw willen betrekken. Uitgelegd wordt waarom er naar de mening van [A] c.s. sprake is van dringend eigen gebruik als bedoeld in artikel 7:274 lid 1 BW. Verder staat in de brief:
“Cliënten wijzen er bovendien op dat indien de standplaats van mevrouw [B] definitief zou worden verplaatst naar Nederland, cliënten sowieso een beroep kunnen doen op de diplomatenclausule die vermeld is in artikel 10.3 van het huurcontract. In dat geval geldt een opzegtermijn van slechts drie maanden. (…)”
2.5.
[X] c.s. hebben niet op voormelde brief gereageerd. Daarom zijn [A] c.s. onderhavige procedure gestart.
Wat [A] c.s. willen
2.6.
[A] c.s. woonden tot voor kort met twee van hun drie kinderen in Nieuw-Zeeland. Mevrouw [B] is recent teruggekomen naar Nederland en werkt vanaf 1 november jl. in [plaats 2]. Op 2 januari 2022 zullen ook de andere gezinsleden uit Nieuw-Zeeland terugkeren. [A] c.s. willen dan graag met (twee van) hun kinderen de woning die zij aan [X] c.s. verhuurd hebben weer betrekken. Zij vragen de kantonrechter daarom om:
I. de huurovereenkomst voor de woonruimte aan de [adres] in [plaats 1] te ontbinden per 1 oktober 2021, althans de datum van het vonnis, althans een in goede justitie te bepalen andere datum;
II. [X] c.s. te veroordelen om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen;
III. [X] c.s. te veroordelen tot tijdige betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de thans geldende huur van € 1.322,73 per maand, gerekend vanaf de dag dat de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd tot de dag waarop [A] c.s. weer de beschikking over de woning aan de [adres] in [plaats 1] krijgen;
IV. [X] c.s. te veroordelen in de kosten van het geding;
V. voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst voor de woning rechtsgeldig is opgezegd en zal eindigen primair op 1 oktober 2021, subsidiair op 1 januari 2022, meer subsidiair op 1 februari 2022.
2.7.
[A] c.s. leggen aan hun vorderingen primair ten grondslag dat partijen een huurovereenkomst hebben gesloten waarin een diplomatenclausule als bedoeld in artikel 7:274 lid 1 sub b jo lid 2 BW is opgenomen. Subsidiair stellen [A] c.s. dat er sprake is van dringend eigen gebruik als bedoeld in artikel 7:274 lid 1 sub c BW.
Wat [X] c.s. daartegenover stellen
2.8.
[X] c.s. voeren allereerst verweer tegen (de omvang van) de conclusie van antwoord in reconventie van [A] c.s. Inhoudelijk stellen zij zich verder op het standpunt dat de vorderingen van [A] c.s. moeten worden afgewezen. Volgens [X] c.s. mist de diplomatenclausule toepassing en wegen de belangen van [A] c.s. niet in ruime mate zwaarder dan die van [X] c.s., zodat de vorderingen ook niet op grond van dringend eigen gebruik voor toewijzing in aanmerking komen.
2.9.
[X] c.s. hebben een voorwaardelijke tegeneis (eis in reconventie) ingesteld. Deze tegeneis komt alleen aan de orde als de kantonrechter de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik beëindigt. [X] c.s. vragen de kantonrechter om in dat geval een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten vast te stellen op € 18.050,-.
Het oordeel van de kantonrechter
2.10.
De kantonrechter beslist kort samengevat als volgt. Het processuele verweer van [X] c.s. kan niet slagen. Er zal een inhoudelijk oordeel worden gegeven. Dat oordeel houdt in dat het beroep van [A] c.s. op de diplomatenclausule slaagt. De kantonrechter zal het tijdstip waarop de huurovereenkomst zal eindigen vaststellen op 1 januari 2022. Op die datum moeten [X] c.s. de woning verlaten en ontruimd hebben. Die beslissing zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Verder zal de kantonrechter de vordering tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding afwijzen. De proceskosten in conventie zullen voor rekening van [X] c.s. worden gebracht. Aan beoordeling van de voorwaardelijk ingestelde tegeneis wordt niet toegekomen.
2.11.
Hierna legt de kantonrechter haar beslissingen uit.
Het antwoord in reconventie van 5 oktober 2021 van [A] c.s.
2.12.
[X] c.s. voeren allereerst verweer tegen (de omvang van) de conclusie van antwoord in reconventie van [A] c.s. Volgens [X] c.s. is dit een verkapte conclusie van repliek in conventie. [X] c.s. wensen hierop te mogen dupliceren. Het bezwaar van [X] c.s. is met name gericht op de overgelegde producties.
2.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel moet worden toegegeven dat [A] c.s. in hun conclusie van antwoord in reconventie ook redelijk uitgebreid ingaan op belangen die bij de vordering in conventie meespelen, maakt dat die conclusie nog niet een verkapte conclusie van repliek in conventie. Een deel van die belangen moeten immers ook in reconventie worden meegewogen en de vorderingen in conventie en reconventie hangen in deze procedure ook nauw samen. Ten aanzien van de producties valt verder niet in te zien waarom daarop geen acht zou moeten worden geslagen. Alle producties zijn tijdig voor de zitting in het geding gebracht, met uitzondering van de laatste productie van 14 oktober 2021. Die productie is echter zodanig eenvoudig dat [X] c.s. geacht moeten worden daar tijdens de zitting nog voldoende op te hebben kunnen reageren. Bovendien hebben [A] c.s. in hun conclusie van antwoord in reconventie hun eis vermeerderd. En tegen de eisvermeerdering hebben [X] c.s. niet geprotesteerd, zodat ook daarom niet valt in te zien waarom die vermeerdering niet nog met nadere producties mocht worden gestaafd door [A] c.s.
2.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook geen aanleiding voor een nadere stukkenwisseling. [X] c.s. zijn niet in hun procesbelangen geschaad. Dat betekent dat het processuele verweer van [X] c.s. niet opgaat en dat de kantonrechter een inhoudelijk oordeel over het geschil zal geven. Daarbij zal de vordering zoals deze na vermeerdering van eis door [A] c.s. geformuleerd is en in r.o. 2.6 is weergegeven, als uitgangspunt worden genomen.
Het beroep op de diplomatenclausule
2.15.
[A] c.s. leggen aan hun vorderingen primair ten grondslag dat partijen een huurovereenkomst hebben gesloten waarin een diplomatenclausule als bedoeld in artikel 7:274 lid 1 sub b jo lid 2 BW is opgenomen. [A] c.s. stellen dat deze clausule moet worden toegepast, nu de standplaats van het werk van mevrouw [A] per 1 november 2021 van Nieuw-Zeeland naar [plaats 2] is verplaatst en er ook overigens aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op dit beding is voldaan.
2.16.
[X] c.s. stellen zich op het standpunt dat de diplomatenclausule toepassing mist. Volgens [X] c.s. is er sprake van een overeenkomst voor onbepaalde tijd en hebben partijen afgesproken dat het de keuze van [X] c.s. zou zijn of zij op enig moment weer uit de woning wilden vertrekken of niet.
2.17.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van [X] c.s. niet kan slagen. De overeenkomst is weliswaar aangepast naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd, maar dat is gebeurd onder handhaving van de diplomatenclausule. Dat die clausule dan toch gelding mist, daar volgt de kantonrechter [X] c.s. niet in. Deze bepaling staat immers wel in de overeenkomst en is niet weggestreept, terwijl andere bepalingen – zoals de bepaling direct daarvoor – dat wel zijn. Bovendien wisten [X] c.s. dat [A] c.s. naar het buitenland gingen en (mogelijk) op enig moment weer zouden terugkeren. Dat maakt dat toepasselijkheid van de diplomatenclausule ook in de rede ligt.
2.18.
De kantonrechter zal daarom beoordelen of aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op deze clausule is voldaan. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat op grond van artikel 7:272 lid 2 BW de verhuurder ingeval hij - zoals hier - niet binnen zes weken na de opzegging een schriftelijke mededeling van de huurder heeft ontvangen dat deze toestemt in de beëindiging van de huurovereenkomst, op de gronden vermeld in de opzegging kan vorderen dat de kantonrechter het tijdstip zal vaststellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen. Op grond van artikel 7:273 lid 1 BW geldt daarbij dat de kantonrechter bij haar beslissing uitsluitend de in de opzegging vermelde gronden in aanmerking neemt.
2.19.
Aldus moet beoordeeld worden of de grond waar [A] c.s. hun vordering primair op baseren, namelijk toepassing van de diplomatenclausule als bedoeld in artikel 7:274 lid 1 sub b juncto lid 2 BW, ook in de opzeggingsbrief van 2 februari 2021 in stelling is gebracht. De kantonrechter overweegt als volgt.
2.20.
Deze opzeggingsgrond wordt in de brief van 2 februari 2021 wel expliciet genoemd, maar uit de manier waarop dit geformuleerd is blijkt ook dat die grond feitelijk nog niet aan de orde was en er primair gekoerst werd op opzegging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik. De kantonrechter is van oordeel dat de primaire opzeggingsgrond desondanks wel beoordeeld mag worden, omdat de opzeggingsbrief er wel duidelijk aan refereert en de Hoge Raad heeft bepaald dat hier ruimhartig naar gekeken moet worden (zie HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5612).
2.21.
Vervolgens is de vraag aan de orde of aan de voorwaarden van de clausule is voldaan. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. De clausule is namelijk voor de gehele huurperiode van toepassing verklaard. Bovendien is niet betwist dat mevrouw [B] per 1 november 2021 in [plaats 2] zal gaan werken. Dat is binnen een straal van 50 kilometer van de woning aan de [adres] in [plaats 1]. Ook is niet in geschil dat de opzegging op de juiste manier, zoals in artikel 10.3 van de huurovereenkomst is opgenomen, heeft plaatsgevonden.
2.22.
Verder is tussen partijen niet in geschil dat [A] c.s. de woning zelf opnieuw willen betrekken vanwege hun definitieve terugkeer naar Nederland. [A] c.s. hebben bovendien gemotiveerd uiteengezet dat zij belang hebben bij het herkrijgen en zelf bewonen van de verhuurde woning. Vanaf 1 november 2021 is mevrouw [B] weer in Nederland werkzaam, niet is gebleken dat [A] c.s. over een andere woonruimte beschikken en bovendien gaat het om een gezin met meerdere kinderen die ook (deels) thuis zullen komen wonen. Daarnaast is zeer voorstelbaar dat [A] c.s. en hun gezin na een verblijf van meerdere jaren in het buitenland weer willen terugkeren in hun eigen woonomgeving en in het hun in eigendom toebehorende huis. [X] c.s. hebben dit op zich ook niet betwist. Zij hebben weliswaar gemotiveerd betoogd welk belang zij hebben bij behoud van de woning en waarom dit belang hier moet prevaleren, maar dat maakt niet dat [A] c.s. geen belang meer hebben bij hun vordering. Van een situatie als bedoeld in de ‘tenzij bepaling’ van artikel 7:274 lid 2 BW is dan ook geen sprake. Een belangenafweging is bij een beroep op de diplomatenclausule - in tegenstelling tot bijvoorbeeld opzegging wegens dringend eigen gebruik - verder niet aan de orde.
Conclusie
2.23.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 7:274 lid 1 sub b BW jo. artikel 7:274 lid 2 BW. Het beroep op de diplomatenclausule slaagt dus. Dit brengt mee dat de kantonrechter ingevolge het bepaalde in artikel 7:272 lid 2 BW het tijdstip waarop de huurovereenkomst zal eindigen, zal vaststellen. Een veroordeling op de wijze zoals dat door [A] c.s. is gevorderd, is niet toewijsbaar.
2.24.
Het tijdstip waarop de huurovereenkomst zal eindigen, wordt vastgesteld op
1 januari 2022. Op die datum moet het gehuurde (dan) ook door [X] c.s. zijn ontruimd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een langere termijn aan te houden. [A] c.s. hebben de huur al in februari 2021 opgezegd. Die opzegging is terecht geweest. [X] c.s. hebben al tijd gehad om elders een passende woonruimte te vinden en uit wat ter zitting besproken is blijkt ook dat zij zich hierop hebben georiënteerd en dat er ook gezinswoningen elders beschikbaar zijn. Dat de huidige woning over veel kamers beschikt waardoor het voor [X] c.s. op dit moment mogelijk is om ieder in een eigen kamer te werken en zo hun bedrijf uit te oefenen en dat er weinig gezinswoningen met evenveel kamers beschikbaar zijn waardoor dit misschien na verhuizing niet op dezelfde manier meer kan, maakt dit niet anders. Ter zitting is immers gebleken dat het hierbij gaat om eenvoudig thuiswerken, zoals dat in vele (jonge) gezinnen tegenwoordig voorkomt en waarbij ook niet zelden verschillende functies in kamers worden gecombineerd.
2.25.
Omdat het beroep op de primair aangevoerde opzeggingsgrond slaagt, kan de subsidiair opgevoerde beëindigingsgrond, te weten het dringend eigen gebruik (artikel 7:274 lid 1 sub c BW), onbesproken blijven.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.26.
Dit deel van de beslissing wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, nu op de voet van artikel 7:272 lid 1 BW een opgezegde huurovereenkomst van rechtswege van kracht blijft totdat de rechter
onherroepelijkheeft beslist op een beëindigingsvordering van de verhuurder en daarvan is (nog) geen sprake. Hier kan weliswaar in uitzonderlijke omstandigheden van worden afgeweken, maar dat daar sprake van is, is naar het oordeel van de kantonrechter tot nu toe onvoldoende gesteld of gebleken.
Gebruiksvergoeding
2.27.
[A] c.s. hebben verder een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de thans geldende huur van € 1.322,73 per maand, gerekend vanaf de dag dat de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd tot de dag waarop [A] c.s. weer de beschikking over de woning aan de [adres] in [plaats 1] krijgen, gevorderd.
2.28.
De kantonrechter zal deze vordering afwijzen. Omdat van ontbinding van de huurovereenkomst geen sprake is, volgt de verplichting tot betaling van de maandelijkse huur ook voor de periode na dit vonnis tot aan het moment waarop de woning zal worden ontruimd rechtstreeks uit de huurovereenkomst.
De proceskosten
2.29.
[X] c.s. zijn in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld. Zij zullen daarom worden veroordeeld in de kosten van die procedure. De kosten aan de zijde van [A] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 108,19
- griffierecht 85,00
- salaris gemachtigde
374,00(2 punten x tarief € 187,00)
totaal € 567,19
De tegeneis
2.30.
[X] c.s. hebben in reconventie een tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 7:275 lid 1 BW gevorderd. Deze vordering is ingesteld onder de voorwaarde dat de kantonrechter zal aannemen dat [A] c.s. zich gerechtvaardigd op dringend eigen gebruik beroepen. Aangezien de kantonrechter de vordering van [A] c.s. echter op een andere grond zal toewijzen, is aan de voorwaarde waaronder de tegeneis is ingesteld niet voldaan. Aan een beoordeling van de reconventionele vordering wordt dan ook niet toegekomen, zodat daarop niet hoeft te worden beslist.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
bepaalt dat de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] in [plaats 1] eindigt op 1 januari 2022;
3.2.
veroordeelt [X] c.s. om de woning aan de [adres] in [plaats 1] met alle zich daarop en daarin bevindende personen en roerende zaken, althans met al het hunne en de hunnen, op uiterlijk 1 januari 2022 te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking aan [A] c.s. te stellen;
3.3.
veroordeelt [X] c.s. in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [A] c.s. begroot op € 567,19;
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021 (EB).