ECLI:NL:RBOVE:2021:5007

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
08.170426.21 + TUL (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens conflict tussen groepen

Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De zaak vond plaats in Zwolle op 27 juni 2021, waar de verdachte betrokken raakte bij een conflict tussen twee groepen tijdens een uitgaansavond. Na een verhitte discussie trok de verdachte een mes en stak hij het slachtoffer in de linkerflank. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 december 2021 gevolgd, waarbij de officier van justitie, mr. H.P.G. Sommers, en de raadsman van de verdachte, mr. R.W. van Faassen, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte primair poging tot doodslag, subsidiair het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en meer subsidiair mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou kunnen overlijden door zijn handelen. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 139 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor de verdachte, die een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft, en de noodzaak om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.170426.21 + TUL (P)
Datum vonnis: 23 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.P.G. Sommers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er primair, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
27 juni 2021 in Zwolle geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden door hem met een (vlees)mes in zijn lichaam te steken of snijden. Subsidiair is dit ten laste gelegd als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en meer subsidiair als mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2021 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft verdachte met een (vlees)mes, althans met een scherp en puntig voorwerp die[slachtoffer] in het lichaam gestoken en/of gesneden en/of met een (vlees)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 27 juni 2021 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte met een (vlees)mes, althans met een scherp en puntig voorwerp die [slachtoffer] in het lichaam gestoken en/of gesneden en/of met een (vlees)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 27 juni 2021 te Zwolle [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een (vlees)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken en/of te snijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. De officier van justitie stelt dat uit de letselrapportage volgt dat de kans op overlijden nul procent was. Het letsel bevond zich bovendien aan de zijde van de rug waar zich minder vitale organen bevinden. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman stelt dat zijn cliënt afstand wilde houden en daarom een zwaaiende beweging met zijn mes maakte. De beweging die hij maakte, betrof geen recht vooruit stekende beweging. Het opzet om iemand te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen ontbrak. De raadsman heeft gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen voor het meer subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie en de raadsman, tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat verdachte met een groot mes een stekende beweging naar aangever heeft gemaakt en hem daarbij heeft geraakt in de linkerflank. De rechtbank overweegt aanvullend op de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen het volgende.
Voorwaardelijk opzet
Het handelen van verdachte levert de juridische kwalificatie ‘poging tot doodslag’ op. Daarvoor is vereist dat sprake is van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin. Uit de bewijsmiddelen is niet af te leiden dat verdachte de intentie (het volle opzet) heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Wel is sprake van voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet is sprake in het geval verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden als gevolg van de gedragingen van verdachte. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
In het onderhavige geval blijkt uit de letselrapportage dat de verwonding van [slachtoffer] zich links in de flank bevond. Vanuit de linker flank kunnen de rug, borst en buik worden geraakt indien een steekwond diep is. Wanneer een steekwond diep is in de linker flank kunnen afhankelijk van de richting waarin wordt gestoken onder andere de long, het hart, de milt, de nier, de maag en darmen worden beschadigd. Met het raken van een van deze vitale organen neemt de kans op overleven af. Bij het steken met een groot mes in het bovenlichaam wordt de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat een vitaal orgaan wordt geraakt en dat het slachtoffer komt te overlijden. Dit is een algemene ervaringsregel, zodat iedereen – en dus ook verdachte – wetenschap heeft van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Er was daarom een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden door de manier waarop verdachte zich, onder de uit de bewijsmiddelen gebleken omstandigheden, heeft gedragen.
Voor de vaststelling van voorwaardelijk opzet is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. De rechtbank baseert de bewuste aanvaarding op de aard en de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte. Uit de letselrapportage volgt dat het beschreven letsel van [slachtoffer] waarschijnlijker is onder de hypothese van steken dan onder de hypothese van zwaaien met een mes. Op basis van de bewijsmiddelen en de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat verdachte een stekende beweging maakte in de richting van [slachtoffer] . De rechtbank constateert daarnaast dat op de camerabeelden een mes van behoorlijke lengte is te zien. [slachtoffer] en een getuige spreken over een mes van dertig en veertig centimeter. Uit de aangifte en de camerabeelden volgt dat verdachte zich op ongeveer een meter afstand schuin voor [slachtoffer] bevond. Ze liepen beiden op een rustig tempo. Verdachte pakte tijdens hun lopende beweging zijn mes uit de holster naast zijn zij en maakte vervolgens een stekende beweging naar het bovenlichaam van [slachtoffer] . Verdachte stak met hoge snelheid richting het bovenlichaam van [slachtoffer] . Deze gedragingen onder deze omstandigheden waren naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het gevolg, namelijk de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van omstandigheden waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2021 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, [slachtoffer] in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft ter zitting gesteld dat sprake is geweest van een noodweersituatie waardoor verdachte niet anders kon handelen dan op de wijze zoals hij heeft gedaan. De raadsman stelt dat zijn cliënt zich belaagd voelde door het groepje personen dat vlak achter hem aanliep. Om de groep op afstand te houden maakte verdachte een zwaaiende beweging met zijn mes. Verdachte heeft verklaard dat de jongen met de pet steeds naar zijn broekzak greep en zijn hand omhoog haalde als verdachte dichter bij de groep kwam.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Verdachte is de steeg ingelopen waar aangever en zijn drie vrienden al stonden. Toen verdachte na een discussie met hen wegliep, liepen zij achter hem aan. Tijdens het lopen, trok verdachte zijn mes en stak hij [slachtoffer] in zijn linker flank. De gedragingen van [slachtoffer] of de andere drie personen kunnen niet worden aangemerkt als een ‘ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed’. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Verdachte heeft naar eigen zeggen de vrees voor zo'n aanranding gehad, maar dat verdachte in redelijkheid kon en mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan, omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld, is niet naar voren gekomen. De rechtbank verwerpt het verweer. Ook voor het overige zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 240 dagen waarvan 139 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GBM) op te leggen met het oog op de periode na afloop van het reclasseringstoezicht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman ziet geen meerwaarde in het opleggen van een GBM naast het pakket bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag van [slachtoffer] . Tijdens een uitgaansavond is er een conflict tussen twee groepen ontstaan. Verdachte heeft [slachtoffer] na een discussie gestoken waardoor [slachtoffer] letsel opliep in zijn linker flank. Het lijkt daarbij een gelukkig toeval dat aangever letsel van lichte ernst heeft opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij een mes bij zich droeg en deze vervolgens na een discussie ook heeft gebruikt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 30 november 2021. Verdachte heeft meerdere geweldsdelicten op zijn strafblad staan.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het:
- Pro Justitia rapport, psychologisch onderzoek van 28 oktober 2021 opgesteld door drs. T.E.G.A. Oosterhof, klinisch psycholoog en psychotherapeut;
- reclasseringsrapport over verdachte van 24 november 2021 opgesteld door G.J. Schoeber van Tactus verslavingszorg.
Uit het psychologisch onderzoek is gebleken dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis was aanwezig tijdens het ten laste gelegde feit. De psycholoog komt tot het advies om het feit verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over. De psycholoog ziet een groot risico op verdere verharding van de persoonlijkheidsproblematiek en schat het recidiverisico zonder behandeling als hoog in.
De reclassering adviseert in het geval een straf aan verdachte wordt opgelegd, een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering staat enkel positief tegenover een straf met bijzondere voorwaarden als verdachte met betrouwbare bereidheid medewerking verleent aan alle voorwaarden. De reclassering biedt verdachte met dit pakket bijzondere voorwaarden een laatste kans.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat vanwege het bovenstaande en de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen zoals de officier van justitie heeft geëist. Dat betekent dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van zijn gevangenisstraf al heeft uitgezeten.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte behandeling krijgt, omdat zonder behandeling er een groot risico bestaat op verdere verharding van de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en de reële kans bestaat dat verdachte weer voor geweldsdelicten met justitie in aanraking zal komen. Ter zitting heeft verdachte zich bereid verklaard de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden na te leven, maar dat hij er geen vertrouwen in heeft dat ambulante behandeling hem iets gaat opleveren. Hij geeft te kennen dat hij in zijn jeugd jarenlang therapie heeft gevolgd en dat die behandelingen zijn problemen erger hebben gemaakt. Verdachte is bang dat deze behandeling hem in slechte zin verandert.
De rechtbank begrijpt dat het voor verdachte door zijn negatieve ervaringen moeilijk is om open te staan voor behandeling. De rechtbank hoopt en verwacht dat verdachte zijn behandelrelatie met een open blik ingaat en volhoudt. Bij het starten van een behandeling gaat het vaak eerst slechter, maar daarna gaat het beter. Dat proces kan lang duren, maar moet nu eenmaal worden doorlopen. Verdachte heeft zichzelf binnen zijn mogelijkheden dingen aangeleerd en heeft zichzelf gebracht daar waar hij nu is. Verdachte mag daaruit vertrouwen putten dat hij deze behandeling aan kan en kan volhouden, zodat hij er uiteindelijk als een betere versie van zichzelf uitkomt. De rechtbank acht hem daartoe in staat. Ook de behandelaar wil dat voor hem bereiken. De rechtbank zal de geadviseerde voorwaarden opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
De rechtbank zal geen GBM opleggen, nu de noodzaak daarvoor niet concreet is gebleken en dit zelfs contraproductief kan werken voor de motivatie van verdachte om tot afronding van zijn behandeltraject te komen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank wijst de vordering af, nu zij tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun acht en deze de zo noodzakelijke behandeling en begeleiding zou doorkruisen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240(tweehonderdveertig)
dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
139(honderdnegenendertig)
dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
zich meldt bij Tactus Reclassering Apeldoorn op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
zich ambulant laat behandelen door een (forensisch) FACT-team of forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
zich laat opnemen in een forensische verslavingskliniek of forensische psychiatrische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, indien de ambulante behandelverplichting onvoldoende van de grond komt en de reclassering dit nodig acht. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
verblijft bij Lupos in Apeldoorn of een andere instelling voor beschermd wonen of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urine- en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
zich tussen 19:00 uur en 07:00 uur niet in de binnenstad van Zwolle en Apeldoorn bevindt, zolang de reclassering dit verbod noodzakelijk vindt. De binnenstad van Zwolle betreft het gebied binnen de stadsgracht en binnen de hierna benoemde straten van Zwolle (te weten vanaf de Eekwal naar de Potgieterssingel, Van Nahuysplein, ter Pelkwijkstraat, ter Pelkwijkpark, Kerstraat, Pletterstraat, Klokkensteeg, Buitenkant, Rodetorenplein, Jufferenwal en Eekwal);
meewerkt aan de afspraken die met de reclassering worden gemaakt met betrekking tot dagbesteding en invulling van vrije tijd. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, volgt verdachte een opleiding tot zorg en welzijn niveau 2 of soortgelijke opleiding bij ROC Aventus te Apeldoorn of bij een soortgelijke instelling;
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en bewindvoering. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat deze voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
-
hefthet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis
opmet ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 05-202089-19
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en
mr. W.B. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021.
Buiten staat
Mr. W.B. Bruins is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021294857. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2021, zakelijk weergegeven:
Ik was op 27 juni 2021 in Zwolle. Eerder die avond was er een ruzie geweest die uit de hand liep. De groepen werden uit elkaar gehaald. Ik was daarna op zoek naar mijn vriendengroep. In de steeg kwam ik toevallig het groepje met [slachtoffer] tegen dat bij de ruzie betrokken was. We spraken met elkaar, het ging over racistische opmerkingen. Het gesprek duurde een tijdje. De jongen met de pet greep tijdens ons gesprek steeds naar zijn broekzak, hij haalde ook steeds zijn hand omhoog. Dat deed hij telkens als ik dichterbij kwam. Ik liep weg en zij liepen achter mij aan. Toen pakte ik mijn mes uit het holster naast mijn zij en maakte ik een zwaaiende beweging met het mes.
- eigen waarneming van de rechtbank van beeldmateriaal dat ter zitting is afgespeeld en deel uitmaakt van de processtukken;
Deze camera is opgesteld in de steeg waar het voorval heeft plaatsgevonden (het betreffen de camerabeelden die onder andere op foto 6 tot en met 12, pagina 35 tot en met 37, als stills te zien zijn).
De rechtbank heeft waargenomen dat een groepje van vier personen de steeg in loopt. De groep staat net buiten beeld stil, hun schaduwen zijn op de camerabeelden te zien. Even later loopt verdachte de steeg in vanaf dezelfde ingang als de groep personen. Verdachte loopt richting de groep. De groep en verdachte zijn gedurende ongeveer twee minuten uit beeld. Hierna loopt verdachte weg van de groep en de groep volgt verdachte. Verdachte en de groep lopen op een rustig tempo. Kort nadat verdachte voor de groep wegloopt, pakt verdachte tijdens het lopen zijn mes uit zijn holster. De rechtbank ziet dat het een mes van behoorlijke lengte is. Verdachte bevindt zich op ongeveer een armlengte afstand schuin voor [slachtoffer] . Verdachte maakt met hoge snelheid een stekende beweging naar het bovenlichaam van [slachtoffer] .
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] opgemaakt op 27 juni 2021, pagina’s 16, 17, voor zover inhoudende:
(…) Via de Kamperstraat zijn wij met z’n vieren de Snörrensteeg ingelopen. (…) Halverwege de Snorresteeg beseften wij dat dit niet de juiste weg was en zijn wij omgedraaid. Toen wij waren omgedraaid zag ik een blanke jongen staan. (…) Ik stond op dat moment op ongeveer een meter afstand van hem. (…) Vervolgens zag ik dat de jongen in zijn rechter hand een mes vast hield. (…) De jongen zei vervolgens niets meer en stak het mes in mijn richting. Ik zag het mes op mij af komen ter hoogte van mijn buik. Ik zag dat het mes met veel snelheid naar mij toe werd gebracht. Door de snelheid was ik amper in staat het geweld af te weren. Ik voelde in mijn linker zij een klap. Ik dacht dat ik werd neergestoken. Door de steek beweging en de pijn in mijn zij dacht ik dat ik was neergestoken. (…) Ik dacht die man wilde mij net dood maken met dat mes. (…) Ik kan het mes als volgt omschrijven: Zilver kleur lengte ongeveer 30 cm (…)
- het proces-verbaal van verhoor aangever opgemaakt op 28 juni 2021, pagina’s 18 tot en met 23, voor zover inhoudende:
Op zondagochtend 27 juni 2021omstreeks 11:00 uur werd ik wakker en voelde een licht pijnlijk gevoel aan de linkerzijde van mijn rug ongeveer in het midden. Alsof ik daar een kneuzing had. Ik voelde met mijn vingers op de pijnlijke plek en kwam er toen achter dat ik daar een wondje had, een soort gaatje. Voor het incident had ik nog geen wondje of kneuzing op die plek. Ik voelde wel dat ik geraakt werd door de persoon welke de stekende beweging maakte eerder op de dag. Ik werd door de persoon geraakt op de plek waar ik het wondje ontdekte. (…) In het shirt blijkt een haal en een gaatje te zitten, op dezelfde plek dan wel hoogte waar het wondje op mijn rug zit. (…)
- een schriftelijk bescheid, namelijk een verslag van een deskundige ‘forensisch medische letselrapportage’ opgemaakt op 18 oktober 2021 door forensisch arts W. Duijst, voor zover inhoudende:
(…) Het beschreven letsel links in de flank is een huiddoorbreking die gezien de gladde rand aan de bovenkant wordt geduid als een scherprandige huidperforatie/huiddoorklieving. (…) Links in de borst bevindt zich het hart en de long. Links in de buik bevindt zich de milt, de maag en de darmen. Genoemde buikorganen zullen bij perforatie bloeden. De milt is een zeer bloedrijk orgaan en kan dus bij perforatie aanzienlijk bloeden. (…) Wanneer een steekwond diep is in de linker flank kunnen afhankelijk van de richting waarin wordt gestoken onder andere de long, het hart, de milt, de nier, de maag en darmen worden beschadigd. Met het raken van een van deze organen neemt de kans op overleven af. (…) Het beschreven letsel is waarschijnlijker onder de hypothese van steken dan onder de hypothese van zwaaien met een mes. (...) De verwonding bevindt zich links in de flank. Vanuit de linker flank kunnen de rug, borst en buik worden geraakt indien een steekwond diep is. In borst en buik bevinden zich vitale organen.(...)